Einde inhoudsopgave
Richtlijn 92/96/EEG tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe levensverzekeringsbedrijf en tot wijziging van de Richtlijnen 79/267/EEG en 90/619/EEG
Artikel 14
Geldend
Geldend vanaf 11-02-2003
- Bronpublicatie:
16-12-2002, PbEU 2003, L 35 (uitgifte: 01-01-2003, regelingnummer: 2002/87/EG)
- Inwerkingtreding
11-02-2003
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-12-2002, PbEU 2003, L 35 (uitgifte: 01-01-2003, regelingnummer: 2002/87/EG)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Marktintegratie
1.
De Lid-Staten bepalen dat iedere natuurlijke of rechtspersoon die het voornemen heeft om rechtstreeks of middelijk een gekwalificeerde deelneming in een verzekeringsonderneming aan te houden, de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat van herkomst daarvan vooraf in kennis moet stellen onder vermelding van het bedrag van die deelneming. Tot kennisgeving aan de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat van herkomst is eveneens gehouden iedere natuurlijke of rechtspersoon die het voornemen heeft de omvang van zijn gekwalificeerde deelneming zodanig te vergroten dat het percentage van de door hem gehouden stemrechten of aandelen 20, 33 of 50 bereikt of overschrijdt of dat de verzekeringsonderneming zijn dochteronderneming wordt.
De bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat van herkomst beschikken over een termijn van ten hoogste drie maanden, te rekenen vanaf de datum van de in de eerste alinea bedoelde kennisgeving, om zich tegen het voornemen te verzetten, indien zij, gelet op de noodzaak een gezonde en prudente bedrijfsvoering van de verzekeringsonderneming te garanderen, niet overtuigd zijn van de geschiktheid van de in de eerste alinea bedoelde persoon. Indien er geen bezwaar is, kunnen de autoriteiten een maximumtermijn vaststellen voor de uitoefening van het bedoelde voornemen.
1 bis.
Indien de verwerver van de in lid 1 bedoelde deelnemingen een verzekeringsonderneming, kredietinstelling of beleggingsonderneming is waaraan in een andere lidstaat vergunning is verleend, of een moederonderneming van een dergelijke entiteit, of een natuurlijke persoon of rechtspersoon die zeggenschap over een dergelijke entiteit uitoefent, en indien de onderneming waarin de verwerver een deelneming beoogt te houden, daardoor een dochteronderneming van de verwerver wordt of onder zijn zeggenschap komt, wordt zijn acquisitie beoordeeld volgens de procedure van voorafgaande raadpleging bedoeld in artikel 12 bis van Richtlijn 79/267/EEG.
2.
De Lid-Staten bepalen dat iedere natuurlijke of rechtspersoon die het voornemen heeft zijn rechtstreekse of middellijke gekwalificeerde deelneming in een verzekeringsonderneming af te stoten, de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat van herkomst daarvan vooraf in kennis moet stellen onder vermelding van het bedrag van de betrokken deelneming. Tot kennisgeving aan de bevoegde autoriteiten is eveneens gehouden iedere natuurlijke of rechtspersoon die het voornemen heeft de omvang van zijn gekwalificeerde deelneming zodanig te verkleinen dat het percentage van de door hem gehouden stemrechten of aandelen onder 20, 33 of 50 daalt of de onderneming ophoudt zijn dochteronderneming te zijn.
3.
Zodra zij daarvan kennis hebben, stellen de verzekeringsondernemingen de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat van herkomst in kennis van de verwervingen of afstotingen van deelnemingen in hun kapitaal waardoor stijging boven of daling onder één van de drempels als bedoeld in de leden 1 en 2 optreedt.
Tevens stellen zij de bevoegde autoriteiten ten minste eens per jaar in kennis van de identiteit van de aandeelhouders of vennoten die gekwalificeerde deelnemingen bezitten, alsmede van de omvang van de deelnemingen zoals deze met name blijken uit de gegevens die worden vastgelegd bij de jaarlijkse algemene vergadering van aandeelhouders of vennoten, of uit informatie die is ontvangen uit hoofde van de verplichtingen van ter beurze genoteerde vennootschappen.
4.
De Lid-Staten bepalen dat, indien de door de in lid 1 bedoelde personen uitgeoefende invloed een prudente en gezonde bedrijfsvoering van de verzekeringsonderneming zou kunnen belemmeren, de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat van herkomst de passende maatregelen treffen om aan deze toestand een einde te maken. Deze maatregelen kunnen met name omvatten bindende aanwijzingen, sancties tegen bestuurders en schorsing van de uitoefening van de stemrechten die verbonden zijn aan de aandelen welke door de betrokken aandeelhouders of vennoten worden gehouden.
Soortgelijke maatregelen zijn van toepassing op natuurlijke of rechtspersonen die de in lid 1 bedoelde verplichting inzake voorafgaande kennisgeving niet naleven. Wanneer een deelneming wordt verworven ondanks het bezwaar van de bevoegde autoriteiten, bepalen de Lid-Staten, onverminderd andere te treffen sancties, dat de uitoefening van de betrokken stemrechten wordt geschorst of dat de uitgebrachte stemmen nietig zijn of nietig verklaard kunnen worden.