HR, 18-04-2017, nr. 15/05068
ECLI:NL:HR:2017:708
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
18-04-2017
- Zaaknummer
15/05068
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Bijzonder strafrecht (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2017:708, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 18‑04‑2017; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:283, Gevolgd
In cassatie op: ECLI:NL:GHAMS:2015:4696, Bekrachtiging/bevestiging
ECLI:NL:PHR:2017:283, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 14‑03‑2017
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2017:708, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 18‑04‑2017
Inhoudsindicatie
Medeplegen hennepteelt, intellectuele bijdrage. Falende bewijsklacht. HR: art. 81.1 RO. CAG gevolgd. Samenhang met 15/05069 P en 15/05067 B.
Partij(en)
18 april 2017
Strafkamer
nr. S 15/05068
AKA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 27 oktober 2015, nummer 23/005782-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboortedatum] op [geboorteplaats] 1974.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 april 2017.
Conclusie 14‑03‑2017
Inhoudsindicatie
Medeplegen hennepteelt, intellectuele bijdrage. Falende bewijsklacht. HR: art. 81.1 RO. CAG gevolgd. Samenhang met 15/05069 P en 15/05067 B.
Nr. 15/05068 Zitting: 14 maart 2017 | Mr. W.H. Vellinga Conclusie inzake: [verdachte] |
De verdachte is bij arrest van 27 oktober 2015 door het Gerechtshof Amsterdam wegens 1 en 2 telkens “medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod en medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod”, veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden en een taakstraf voor de duur van 210 uren, subsidiair 105 dagen hechtenis.
Er bestaat samenhang tussen de zaken met de nummers, 15/05067, 15/05068 en 15/05069. In al deze zaken zal ik vandaag concluderen.
Namens de verdachte heeft mr. B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, één middel van cassatie voorgesteld.
Het middel klaagt dat het hof de bewezenverklaring voor wat betreft het medeplegen ontoereikend heeft gemotiveerd.
Het hof heeft ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
“1: hij in de periode van 1 maart 2011 tot en met 06 mei 2011 te Santpoort-Noord, gemeente Velsen, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft geteeld en opzettelijk aanwezig heeft gehad in een loods aan de [a-straat 1] een hoeveelheid van 3302 hennepplanten;
2: hij in de periode van 1 januari 2011 tot en met 14 mei 2011 te Zwaanshoek, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft geteeld en opzettelijk aanwezig heeft gehad in een loods aan de [b-straat 1] een hoeveelheid van 700 hennepplanten.”
6. Deze bewezenverklaring berust op onder meer de volgende bewijsmiddelen:
“4. Een proces-verbaal verhoor getuige met nummer PL1251 2011049912-2 van 6 mei 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] , doorgenummerde pagina’s 18-20.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 6 mei 2011 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [betrokkene 4] :
De getuige verklaarde:
Ik begrijp dat u mij als getuige wilt horen over een hennepkwekerij op de [a-straat 1] te Santpoort.
V: Bent u eigenaar van de loods?
A: Nee.
V: Hoe is de huur tot stand gekomen?
A: Ik zocht een stuk land. Ik wilde met mijn schoonzoon een tuinders bedrijf beginnen. Ik vond een stuk land in Santpoort wat te koop stond. Ik heb met [betrokkene 1] contact opgenomen en om fiscale redenen hebben wij samen besloten dat ik het eerst 3 jaar zou huren en het daarna zou kopen. In verband met de crisis en door de drukte van zijn eigen bedrijf zag mijn schoonzoon af van de huur en ben ik alleen een tuinders bedrijf begonnen. Ik vond het best wel zwaar en het viel mij allemaal tegen omdat ik geen 18 meer ben. Ik besloot te gaan verhuren. Ik had maar een deel van de loods en een deel van het land aan de olijvenboer verhuurd en de rest, dus een deel van de loods en 1000m2 van het land aan [betrokkene 2 en 3] (het hof begrijpt nu en hierna telkens: [betrokkene 2] en [betrokkene 3] ).
V: Had u een huurcontract met die [betrokkene 3] en [betrokkene 2] ?
A: Nee dat zou ik nog regelen maar dat heb ik nog niet gedaan.
V: Hoe betalen ze de huur?
A: Contant.
V: Hoeveel betalen ze u?
A: Eerst was het 3750 euro per maand en nu ze alles huren is het 6250 euro per maand.
5. Een proces-verbaal verhoor getuige met nummer PL 1251 2011049912-11 van 14 mei 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] , doorgenummerde pagina’s 21-26.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 14 mei 2011 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [betrokkene 4] :
V: Heeft u verder nog op- en aanmerkingen?
A: Ik wil nog even kwijt dat mijn schoonzoon ook in de hoveniersbranche zit en in Zwaanshoek een perceel heeft met daarop een loods en een paar garageboxen. Een deel van de loods die verhuurt hij aan [betrokkene 2] . Het zou zo maar zo kunnen dat [betrokkene 2] ook in dat pand hennepplantjes teelt.
V: Waar is dat perceel precies?
A: Het betreft de [b-straat] in Zwaanshoek.
6. Een proces-verbaal verhoor verdachte met nummer PL1251 2011049912-12 van 14 mei 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] , doorgenummerde pagina’s 43-48.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 14 mei 2011 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [betrokkene 2] :
V: Met betrekking tot de henneptuin aan de [a-straat] . Wanneer ben je begonnen met de aanleg van deze tuin?
A: Een aantal maanden geleden. Ik denk zo, 'n vier maanden geleden.
V: Volgens mijn informatie heb jij het gehele terrein inclusief het gehele pand vanaf 1 maart gehuurd van [betrokkene 4] . Klopt dat?
A: Ja dat klopt.
V: Met hoeveel mensen heb je die henneptuin gebouwd?
A: Met 4 à 5 man.
V: Welk deel kreeg jij dan.
A: 10%.
V: Wat moest je daarvoor doen?
A: Helpen bouwen en ik heb er voor gezorgd dat ik het (het hof begrijpt: zou) huren.
V: Wie heeft je daar voor benaderd?
A: [verdachte] uit Zwaanshoek.
V: Dat idee kwam bij [verdachte] vandaan?
A: Onder anderen. Het idee kwam bij ons samen vandaan. Met ons doel ik op mijn broer, [verdachte] en nog twee personen. De namen van de andere twee personen wil ik niet noemen.
V: Waarom zou [verdachte] 25% krijgen? Hij heeft er niet aan meegebouwd?
A: [verdachte] kwam er mee. Hij wist de locatie.
V: Wat was de reden dat jullie voor de locatie [a-straat] gekozen hebben?
A: Door [verdachte] , die kwam er mee aan.
V: Was [verdachte] eigenaar van de henneptuin aan de [a-straat] ?
A: Deels. We kregen allemaal een deel van de taart, dus dan mag u het invullen.
V: Hieruit moet ik dus concluderen dat [verdachte] voor 25% eigenaar was van de henneptuin aan de [a-straat] .
A: Ja.
7. Een proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij met nummer 2011053320 van 7 juli 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , doorgenummerde pagina’s 13-16.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten (of één van hen):
Naar aanleiding van een getuigenverklaring afgelegd in procesnummer 2011049912, met betrekking tot het aantreffen van een in werking zijnde hennepkwekerij op de [a-straat] te Santpoort-Noord in de gemeente Velsen hebben wij, verbalisanten, een onderzoek ingesteld. Het bleek dat op het adres [b-straat 1] te Zwaanshoek in de gemeente Haarlemmermeer een in werking zijnde hennepkwekerij aanwezig was.
In totaal stonden er 828 plantenbakken, met daarin in totaal 700 hennepplanten.
Uit eigen waarneming kon ik, verbalisant [verbalisant 2] , vaststellen dat het ging om hennepplanten als bedoeld in lijst II van de Opiumwet. De hennepplanten zijn van het vrouwelijk geslacht.
8. Een proces-verbaal verhoor verdachte met nummer PL 1251 2011049912-13 van 15 mei2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] , doorgenummerde pagina’ s 49-55.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 15 mei 2011 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [betrokkene 2] :
V: Wij zijn gisteren naar de [b-straat] te Zwaanshoek gegaan en hebben daar een hennepplantage aangetroffen. Wat heb jij daar mee te maken?
A: Ik heb drie keer hennepplanten geknipt.
V: Hoe zit dat dan?
A: Die tuin is van [verdachte] . Hij had deze tuin samen met mijn broer [betrokkene 3] en een paar anderen.
V: Hoe ging dat dan?
A: Mijn broer had ik op een gegeven moment verteld dat het zakelijk allemaal wat minder ging en mijn broer [betrokkene 3] vertelde mij dat hij samen met [verdachte] een henneptuintje had te Zwaanshoek.
[betrokkene 3] vertelde mij dat hij door [verdachte] was benaderd of hij iemand wist die in staat was een henneptuin te bouwen. Mijn broer heeft [verdachte] in contact gebracht met mensen die dat konden.
V: Hoe kwam jij daar in terecht?
A: Mijn broer wist dat ik het op dat moment financieel wat zwaar had en bood mij de gelegenheid te delen in zijn aandeel. Oftewel van de 25% die hij kreeg, zou ik 50% krijgen. Oftewel 12,5 % van de opbrengst.
V: Hoeveel kreeg je toen?
A: Iets van 2200 euro.
V: Hoe vaak heb je daarna nog gevangen?
A: Er is daarna nog 3 keer geoogst, maar mijn deel van de opbrengst en dat van [verdachte] en mijn broer [betrokkene 3] ook, hebben wij niet contant in handen gehad. De opbrengsten hebben wij geïnvesteerd in de grote henneptuin aan de [a-straat] te Santpoort, die jullie net geruimd hebben.
V: Hoe vaak is er in Zwaanshoek aan de [b-straat] geoogst?
A: Ik denk vier of vijf keer. Er zijn twee oogsten mislukt.
V: Hoeveel geld heb je dan ontvangen voor de henneptuin aan de [b-straat] , wat je vervolgens in de [a-straat] heb geïnvesteerd?
A: Ik denk zo’n vijftien duizend euro.
V: En je broer [betrokkene 3] en [verdachte] .
A: Mijn broer [betrokkene 3] ook 15000 euro en [verdachte] heeft het dubbele geïnvesteerd, 30000 euro.
V: Hoe ging dat dan?
A: [verdachte] heeft mij en mijn broer persoonlijk benaderd. Op zijn kantoor aan de [b-straat] vertelde hij mij dat zijn schoonvader, [betrokkene 4] , een terrein had met een grote koelcel. [verdachte] vertelde mij dat die koelcel een goede locatie zou zijn voor het bouwen van een hennepplantage en vroeg mij [betrokkene 4] te benaderen en hem te vragen of ik dat hele pand waar die koelcel in zit te huren.
Ik ben vervolgens naar [betrokkene 4] gegaan en heb gevraagd of ik dat pand aan de [a-straat] mocht huren.
V: Hoe ging dat dan?
A: Ik belde [betrokkene 4] op en maakte dan een afspraak om de huur te betalen.
V: Hoe gaf je dat?
A: Contant.
V: Ik weet zelfs dat [betrokkene 4] slechts 3000 of3300 euro per maand betaald voor de huur van de [a-straat] . Dit is mij verteld door [verdachte] . Hoe kan ik dat anders weten? [verdachte] wist precies wat er aan de hand was en we hebben bewust meer betaald dan die 3300 euro, omdat we [betrokkene 4] van dat terrein af wilde hebben. Zodat het aantrekkelijk was voor hem.
9. Een proces-verbaal verhoor verdachte met nummer PL 1251 2011049912-17 van 27 mei 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 2] , doorgenummerde pagina’s 65-71.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 27 mei 2011 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [betrokkene 3] :
V: Geef eens kort en bondig weer wat jouw aandeel is geweest?
A: Ik ben betrokken geweest bij een paar henneptuinen. Ik werd benaderd door [verdachte] die een ruimte over had en daar hennepplanten in wilde telen.
10. Een proces-verbaal verhoor verdachte met nummer PL 1251 2011049912-20 van 27 mei 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 2] , doorgenummerde pagina’s 72-78.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 27 mei 2011 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [betrokkene 3] :
V: Ok. We willen het even hebben over de henneptuin aan de [a-straat] te Santpoort. Wie was daar de eigenaar van?
A: Ik, mijn broer [betrokkene 2] , [verdachte] en de andere partij.
V: Volgens mijn informatie heb jij het gehele terrein inclusief het gehele pand vanaf 1 maart gehuurd van [betrokkene 4] . Klopt dat?
A: Ja dat klopt. Het pand hadden we eerst gehuurd vanaf december 2010 en later is het perceel er om heen bijgekomen.
V: Wanneer zijn jullie begonnen met het aanleggen van die henneptuin?
A: In december 2010 zijn we begonnen.
V: En [verdachte] waar (het hof begrijpt: was) daar niet bij?
A: Nee, die was daar niet bij. Hij wilde niet met zijn schoonvader in verband gebracht worden.
V: Is [verdachte] daar wel eens binnen geweest? Tijdens het aanleggen?
A : Ja. Ik ben daar een keer geweest en toen was [verdachte] daar ook.
V: Wat deed [verdachte] daar dan dat jij daar was?
A: Hij heeft een keer stenen gebracht en pallets. En hij is toen ook binnen geweest. [verdachte] is er een paar keer geweest. De henneptuin dan de [a-straat] was toen al aardig in opbouw.
V: Hoe vaak is hij daar geweest dat jij daar ook was?
A; Een keer of 5.
V: Hoeveel geld heb je in de [a-straat] geïnvesteerd?
A: Samen met mijn broer heb ik 30000 euro geïnvesteerd. Komt dus neer óp 15000 euro per persoon.
V: Hoeveel heeft [verdachte] geïnvesteerd?
A: 30.000 euro.
V: Hoe kom je daar bij?
A: We hadden de afspraak dat [verdachte] 25% zou krijgen, mijn broer [betrokkene 2] en ik ook 25% en de andere personen van wie ik de naam niet noemen de resterende 50%. En op basis van deze verdeelsleutel hebben we ook geïnvesteerd.
11. Een proces-verbaal verhoor verdachte met nummer PL 1251 2011049912-21 van 28 mei 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] , doorgenummerde pagina’s 79-84.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 28 mei 2011 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [betrokkene 3] :
V: Hoe kom je aan de informatie dat [betrokkene 4] slecht bij kas zat en hoe het met die verhuurder zat?
A: Dat heb ik van [verdachte] , zijn schoonzoon gehoord.
V: Wat had [verdachte] jullie nog meer verteld?
A: Dat zijn schoonvader slecht bij kas zat en dat het een goed moment zou zijn om hem te benaderen om de boel van hem te huren om er vervolgens een henneptuin in te bouwen.
V: Waarom vond [verdachte] het zo 'n goede locatie, die [a-straat] ?
A: Het was afgelegen en zijn schoonvader huurde dat.
V: Wat betaalde [betrokkene 4] aan huur voor dat spul?
A: Houd me er niet aan vast, maar ik geloof iets van 3000 euro. Volgens [verdachte] dan.
V: Hoe werd de huur betaald?
A: Contant door mijn broer.
V: Jij hebt verklaard dat [verdachte] jou heeft gevraagd, ofjij contacten hebt met personen die in staat zouden zijn een henneptuin te regelen. Dat heeft je broer [betrokkene 2] ook verklaard. Weet je dat zeker?
A: Ja dat weet ik zeker. Ook het idee om aan de [a-straat] te Santpoort een henneptuin te bouwen kwam bij [verdachte] vandaan. [betrokkene 2] en ik wisten van het bestaan helemaal niet af. [betrokkene 2] en ik komen nooit in Santpoort. [verdachte] wist dat zijn schoonpa in de penarie zat en probeerde van de nood een deugd te maken. [verdachte] heeft aan [betrokkene 2] gevraagd of hij naar [betrokkene 4] wilde gaan met de vraag om hij de loods etc. mocht huren.
V: Welke details kun jij geven over de henneptuin aan de [b-straat] te Zwaanshoek?
A: Wat ik weet is dat er zo 'n 600 planten stonden. Dat de elektra uit de loods van [verdachte] buiten de meter om werd weggehaald.
V: Hoe liep die elektra dan bij [verdachte] ?
A: Er liep een kabel vanuit de meterkast over de overheaddeur over zijn kantoor heen en dan ging die kabel zo daar de ruimte in waar de hennepplanten stonden.
V: Hoe weet je dit?
A: Omdat ik dat gezien heb. [verdachte] heeft mij dat getoond hoe dat zat.
V: Wat zei [verdachte] tegen je toen hij die kabel liet zien?
A: [verdachte] zei duidelijk dat ie voor dat hennephok was.
12. De verklaring van de getuige [betrokkene 3] , afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 18 december 2013.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
[verdachte] had wel degelijk een rol in het gebeuren. [verdachte] had de ruimte en hij benaderde mij of ik in Zwaanshoek iets kon beginnen. Ik ging nadenken over het voorstel van [verdachte] . Ik kwam toen mensen tegen en ik benaderde hen. Later zijn er pas afspraken gemaakt. Daarna zijn de partijen bij elkaar gebracht, is het plan gemaakt en toen is het opgezet. Ik heb de eerste contacten gelegd en later kwamen wij met in allen bij elkaar en werd de verdeling besproken. [verdachte] zou meer krijgen omdat hij de eigenaar is van het pand. Met de opbrengst van Zwaanshoek werd Santpoort gefinancierd. [verdachte] kwam hiermee, hij bracht het plan. De huur werd contant betaald. [verdachte] was hier nooit bij, mijn broer regelde dit.
Bewijsoverweging
De hiervoor vermelde bewijsmiddelen zijn - ook in hun onderdelen - telkens gebezigd tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben.”
7. Het hof overwoog met betrekking tot het bewijs voorts:
“Standpunt verdediging
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak van de verdachte bepleit. Betoogd is dat de verklaringen van de medeverdachten [betrokkene 2] en [betrokkene 3] onbetrouwbaar zijn en verder kan uit de bewijsmiddelen het medeplegen niet volgen.
Beoordeling
Het hof verwerpt deze verweren en overweegt daartoe als volgt.
In de onderhavige zaak zijn door de medeverdachten [betrokkene 2] en [betrokkene 3] belastende verklaringen afgelegd. Het hof volgt het betoog van de raadsman niet dat deze verklaringen onbetrouwbaar zouden zijn. De verklaringen zijn op essentiële punten consistent, ze bevestigen elkaar, ze zijn gedetailleerd en ze worden op sommige punten ook bevestigd door de getuige [betrokkene 4] . Het argument dat de medeverdachten hun verklaringen hebben afgestemd op wat reeds bekend was uit de verklaringen van de schoonvader van de verdachte en het aantreffen van de hennepkwekerijen is in het geheel niet onderbouwd. Daarentegen heeft de verdachte, naar het oordeel van het hof, niet consistent en op sommige punten vaag en weinig geloofwaardig verklaard.
In dit licht bezien, waarbij het hof de verklaringen van de medeverdachten betrouwbaar acht, komt het hof tot het oordeel dat sprake is geweest van medeplegen ten aanzien van het aanwezig hebben van hennepplanten in een tweetal hennepkwekerijen, te Santpoort-Noord en Zwaanshoek.
Het hof stelt daarbij het volgende voorop. De kwalificatie medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. De bijdrage van de medepleger zal in de regel worden geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van het feit. Maar de bijdrage kan ook zijn geleverd in de vorm van verscheidene gedragingen voor en/of tijdens en/of na het strafbare feit. Ook is niet uitgesloten dat de bijdrage in hoofdzaak vóór het strafbare feit is geleverd (vgl. HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474). Verder is voor een bewezenverklaring van medeplegen de lijfelijke aanwezigheid niet vereist (HR 17 november 1981, NJ 1983/84). Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte bewust en nauw samengewerkt met de medeverdachten [betrokkene 2] en [betrokkene 3] en is zijn bijdrage van voldoende gewicht gebleken. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Hennepkwekerij aan de [b-straat] te Zwaanshoek
Ter zake deze hennepkwekerij hebben de medeverdachten [betrokkene 2] en [betrokkene 3] het volgende verklaard. De verdachte had de ruimte en benaderde de medeverdachte [betrokkene 3] of deze in Zwaanshoek iets kon beginnen. De medeverdachte [betrokkene 3] heeft vervolgens zijn broer erbij betrokken. Later zijn de afspraken gemaakt, de partijen bij elkaar gebracht en is het plan gemaakt en opgezet en de verdeling besproken. De verdachte zou meer krijgen omdat hij de eigenaar was van het pand. Het aandeel voor de medeverdachten was 25% en voor de verdachte ook. Er stonden zo’n 600 planten. De electriciteitsinstallatie werd buiten de meter om gehaald. Er liep een kabel over de overheaddeur van het kantoor van de verdachte naar de hennepkwekerij. De verdachte heeft getoond hoe de kabel liep. In de [b-straat] is een keer of acht geoogst. Een paar keer is een oogst mislukt, maar die brachten ook nog € 2.500 per persoon op. De gelukte oogsten brachten ongeveer € 4.000 op. De opbrengsten van de [b-straat] zijn geïnvesteerd in de grote hennepkwekerij te Santpoort-Noord. De medeverdachten [betrokkene 2] en [betrokkene 3] hebben ieder € 15.000 geïnvesteerd en de verdachte € 30.000 (proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 3] , dossierpagina’s 77, 78, 82, 83; verklaring [betrokkene 3] afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 18 december 2013, pagina’s 7 en 8; proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 2] , dossierpagina’s 50, 51).
Hennepkwekerij aan de [a-straat] te Santpoort-Noord
Ter zake deze hennepkwekerij hebben de medeverdachten [betrokkene 2] en [betrokkene 3] het volgende verklaard. Met de opbrengst van de hennepkwekerij in Zwaanshoek werd de hennepkwekerij in Santpoort-Noord gefinancierd. De medeverdachten [betrokkene 2] en [betrokkene 3] hebben ieder € 15.000 geïnvesteerd en de verdachte € 30.000. De verdachte kwam met dit idee en bedacht het plan. De verhuurder aan de [a-straat] was de schoonvader van de verdachte, [betrokkene 4] . Deze [betrokkene 4] zat krap bij kas en volgens de verdachte was het een goed moment om hem te benaderen om het pand te huren en er een hennepkwekerij in te bouwen. De verdachte vond het een goede locatie omdat het afgelegen lag en werd gehuurd door zijn schoonvader.
De verdachte heeft de getuige [betrokkene 2] gevraagd naar zijn schoonvader te gaan om het pand te huren. Vanaf december 2010 werd het pand gehuurd. In december 2010, bij het aanleggen van de hennepkwekerij is de verdachte niet aanwezig geweest omdat hij niet in verband gebracht wilde worden met zijn schoonvader. De verdachte heeft wel een keer stenen en pallets gebracht en is toen ook binnen geweest. De hennepkwekerij was toen al aardig in opbouw. De getuige [betrokkene 4] betaalde aan huur € 3.000 per maand. Dat is verteld door de verdachte. De medeverdachten betaalden aan [betrokkene 4] voor de onderhuur € 6.250 per maand. Dat was met opzet zoveel om de getuige [betrokkene 4] van het terrein weg te krijgen. De huur werd contant betaald. De verdachte was daar nooit bij. De medeverdachte [betrokkene 2] betaalde de huur. Er is geen opbrengst geweest, maar de medeverdachten [betrokkene 2] en [betrokkene 3] zouden per oogst € 50.000 ontvangen en de verdachte ook. Ook hier zou de verdachte 25% van de opbrengst ontvangen omdat het zijn idee was (proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 3] , dossierpagina’s 73, 74, 79, 80, 81; verklaring [betrokkene 3] afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 18 december 2013, pagina 8; proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 2] , dossierpagina’s 45, 46, 53, 54; proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 4] , dossierpagina’s 19, 21).
De verklaringen van de verdachte
De verdachte heeft aanvankelijk verklaard dat hij de ruimte aan de [b-straat] in Zwaanshoek had verhuurd aan [betrokkene 5] . Deze [betrokkene 5] heeft hij Ieren kennen via de medeverdachte [betrokkene 2] (proces-verbaal van verhoor van de verdachte, dossierpagina 109). Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte hierover echter verklaard dat hij [betrokkene 5] had leren kennen via de vorige verhuurder. Wat hiervan zij, de verklaring van de verdachte wordt weersproken door de verklaring van de getuige [betrokkene 4] . Deze heeft verklaard dat de ruimte werd gehuurd door de medeverdachte [betrokkene 2] (proces-verbaal van verhoor [betrokkene 4] , dossierpagina 25). Dat niet [betrokkene 5] de huurder was volgt ook uit de verklaring van de getuige [betrokkene 5] . Het vermeende huurcontract dat hij zou hebben gesloten met de verdachte kent hij niet en de verdachte kent hij ook niet. Beiden zijn ook met elkaar geconfronteerd en ook de verdachte kent de getuige [betrokkene 5] niet (proces-verbaal van verhoor [betrokkene 5] , dossierpagina 144, proces-verbaal van verhoor van de verdachte, dossierpagina 123). Verder heeft de verdachte verklaard dat de huurpenningen per bank werden betaald (proces-verbaal van verhoor van de verdachte, dossierpagina 110; verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg, pagina 3). Uit de bevindingen uit het onderzoek hiernaar volgt echter dat de betalingen weliswaar zijn verricht via kasstortingen bij verschillende kantoren van een bank, maar dat niet meer is te achterhalen wie de stortingen heeft gedaan (proces-verbaal verzoek OM, pagina 1). Tenslotte weet de verdachte tegenover de gedetailleerde verklaring van de medeverdachte [betrokkene 3] over de aanleg van de elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij aan de [b-straat] te Zwaanshoek en de wetenschap van de verdachte daarvan niet veel meer te verklaren dan dat hij denkt aan inbraak (proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 3] , dossierpagina 82; proces-verbaal van verhoor van de verdachte, dossierpagina 111).”
8. In zijn arrest van 2 december 2014 overwoog de Hoge Raad voor zover in casu van belang:
“3.2.1. De kwalificatie medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. (…)
Dat de kwalificatie medeplegen gerechtvaardigd moet zijn, is mede van belang omdat het in dit verband vaak gaat om de vraag: medeplegen dan wel medeplichtigheid aan een strafbaar feit. Medeplichtigheid is alleen strafbaar in geval van misdrijf. Verder kent medeplichtigheid een beduidend lager strafmaximum (art. 49, eerste lid, Sr). Medeplegen daarentegen levert regelmatig een wettelijke strafverzwaringsgrond op (zie bijvoorbeeld art. 311, eerste lid onder 4, Sr). Waar het verwijt bij medeplegen zich concentreert op het gewicht van de intellectuele en/of materiële bijdrage aan het delict van de verdachte, is het kernverwijt bij medeplichtigheid "het bevorderen en/of vergemakkelijken van een door een ander begaan misdrijf" (vgl. HR 22 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO2629, NJ 2011/341). (…)
3.2.2. Een en ander brengt mee dat indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), op de rechter de taak rust om in het geval dat hij toch tot een bewezenverklaring van het medeplegen komt, in de bewijsvoering - dus in de bewijsmiddelen en zo nodig in een afzonderlijke bewijsoverweging - dat medeplegen nauwkeurig te motiveren. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.”
9. Voor wat betreft het bewijs van het medeplegen van het opzettelijk telen en opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten in een loods aan de [b-straat] te Zwaanshoek is, naar het hof overwoog, het volgende van belang:
- Verdachte nam het initiatief tot het drijven van een hennepkwekerij in een aan hem toebehorende loods;
- Hij benaderde daartoe [betrokkene 3] , die op zijn beurt zijn broer [betrokkene 2] benaderde;
- Partijen, waaronder de verdachte, werden bij elkaar gebracht en werkten het plan tot het drijven van een hennepkwekerij uit;
- Verdachte kreeg evenals de medeverdachten een kwart van de opbrengst;
- Verdachte was op de hoogte van de wijze waarop in elektriciteit voor de kwekerij was voorzien, namelijk met een kabel die liep over de overheaddeur van verdachtes kantoor naar de kwekerij.
10. Uit deze feiten en omstandigheden, beschouwd in onderling verband en samenhang heeft het hof kunnen afleiden dat de verdachte een zodanige intellectuele bijdrage aan het drijven van de hennepkwekerij heeft geleverd, dat van medeplegen van het opzettelijk telen en aanwezig hebben van hennepplanten in verdachtes loods te Zwaanshoek sprake was. Verdachte was initiatiefnemer van het opzetten van een hennepkwekerij, stelde ter uitvoering van zijn plan een loods ter beschikking, nam kennelijk op gelijke voet als de medeverdachten deel aan de uitwerking van het plan en kreeg van de opbrengst een zelfde deel als de medeverdachten.
11. Voor wat betreft het bewijs van het medeplegen van het opzettelijk telen en opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten in een loods aan de [a-straat 1] te Santpoort-Noord is, naar het hof overwoog, het volgende van belang:
- Verdachte kwam met het idee en met het plan een hennepkwekerij te beginnen in de loods die door zijn schoonvader in Santpoort-Noord werd gehuurd;
- Verdachte investeerde daarin het dubbele van de andere investeerders;
- Verdachte liet zijn mede-investeerders de huur in contanten betalen omdat hij niet in verband wilde worden gebracht met zijn schoonvader;
- Verdachte heeft wel een keer stenen en pallets gebracht en is toen de hennepkwekerij in opbouw was ook binnen geweest;
- de medeverdachten [betrokkene 2] en [betrokkene 3] zouden per oogst € 50.000 ontvangen en de verdachte ook;
- Verdachte kreeg evenals [betrokkene 2 en 3] 25% van de opbrengst omdat hij met het idee was gekomen.
12. Uit deze feiten en omstandigheden, beschouwd in onderling verband en samenhang heeft het hof kunnen afleiden, dat de verdachte een zodanige intellectuele bijdrage aan het drijven van de hennepkwekerij leverde dat van medeplegen van het opzettelijk telen en aanwezig hebben van hennepplanten in de loods te Santpoort-Noord sprake was. Verdachte was initiatiefnemer van het opzetten van een hennepkwekerij, investeerde daarin het dubbele van het bedrag dat de medeverdachten [betrokkene 3] en [betrokkene 2] daarin investeerden, en kreeg van de opbrengst een zelfde deel als de medeverdachten. Hij heeft zich afzijdig gehouden van het bouwen van de kwekerij, niet omdat zijn rol zich beperkte tot hand- en spandiensten, maar omdat hij voor zijn schoonvader niet wilde weten dat hij met de kwekerij annex was.
13. Het middel faalt en kan worden afgedaan met de in art. 81 RO bedoelde motivering.
14. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
15. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG