Hof Amsterdam, 27-10-2015, nr. 23-005782-13
ECLI:NL:GHAMS:2015:4696
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
27-10-2015
- Zaaknummer
23-005782-13
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Bijzonder strafrecht (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2015:4696, Uitspraak, Hof Amsterdam, 27‑10‑2015; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:708, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 27‑10‑2015
Inhoudsindicatie
Medeplegen van het telen en aanwezig hebben van hennep. Bespreking verweer met betrekking tot de betrouwbaarheid van de verklaringen van medeverdachten. Gelieerde ontnemingszaak: 23-005783-13
Parketnummer: 23-005782-13
Datum uitspraak: 27 oktober 2015
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 18 december 2013 in de strafzaak onder parketnummer 15-660101-11 tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Groot-Brittannië) op [geboortedag] 1974,
adres: [adres 1].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 13 oktober 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1:hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2011 tot en met 06 mei 2011 te Santpoort-Noord, gemeente Velsen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) in de uitoefening van een beroep of bedrijf (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een loods aan de [adres 2]) een hoeveelheid van 3302 hennepplanten, althans (telkens) een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2:hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 14 mei 2011 te Zwaanshoek, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) in de uitoefening van een beroep of bedrijf (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een loods aan de [adres 3]) een hoeveelheid van 700 hennepplanten, althans (telkens) een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewijsbeslissing komt dan de rechtbank.
Standpunt verdediging
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak van de verdachte bepleit. Betoogd is dat de verklaringen van de medeverdachten [medeverdachten] onbetrouwbaar zijn en verder kan uit de bewijsmiddelen het medeplegen niet volgen.
Beoordeling
Het hof verwerpt deze verweren en overweegt daartoe als volgt.
In de onderhavige zaak zijn door de medeverdachten [medeverdachten] belastende verklaringen afgelegd. Het hof volgt het betoog van de raadsman niet dat deze verklaringen onbetrouwbaar zouden zijn. De verklaringen zijn op essentiële punten consistent, ze bevestigen elkaar, ze zijn gedetailleerd en ze worden op sommige punten ook bevestigd door de getuige [getuige]. Het argument dat de medeverdachten hun verklaringen hebben afgestemd op wat reeds bekend was uit de verklaringen van de schoonvader van de verdachte en het aantreffen van de hennepkwekerijen is in het geheel niet onderbouwd. Daarentegen heeft de verdachte, naar het oordeel van het hof, niet consistent en op sommige punten vaag en weinig geloofwaardig verklaard.
In dit licht bezien, waarbij het hof de verklaringen van de medeverdachten betrouwbaar acht, komt het hof tot het oordeel dat sprake is geweest van medeplegen ten aanzien van het aanwezig hebben van hennepplanten in een tweetal hennepkwekerijen, te Santpoort-Noord en Zwaanshoek.
Het hof stelt daarbij het volgende voorop. De kwalificatie medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. De bijdrage van de medepleger zal in de regel worden geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van het feit. Maar de bijdrage kan ook zijn geleverd in de vorm van verscheidene gedragingen voor en/of tijdens en/of na het strafbare feit. Ook is niet uitgesloten dat de bijdrage in hoofdzaak vóór het strafbare feit is geleverd (vgl. HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474). Verder is voor een bewezenverklaring van medeplegen de lijfelijke aanwezigheid niet vereist (HR 17 november 1981, NJ 1983/84). Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte bewust en nauw samengewerkt met de medeverdachten [medeverdachten] en is zijn bijdrage van voldoende gewicht gebleken. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Hennepkwekerij aan de [adres 3] te Zwaanshoek
Ter zake deze hennepkwekerij hebben de medeverdachten [medeverdachten] het volgende verklaard.
De verdachte had de ruimte en benaderde de medeverdachte [medeverdachte 1] of deze in Zwaanshoek iets kon beginnen. De medeverdachte [medeverdachte 1] heeft vervolgens zijn broer erbij betrokken. Later zijn de afspraken gemaakt, de partijen bij elkaar gebracht en is het plan gemaakt en opgezet en de verdeling besproken. De verdachte zou meer krijgen omdat hij de eigenaar was van het pand. Het aandeel voor de medeverdachten was 25% en voor de verdachte ook. Er stonden zo’n 600 planten. De electriciteitsinstallatie werd buiten de meter om gehaald. Er liep een kabel over de overheaddeur van het kantoor van de verdachte naar de hennepkwekerij. De verdachte heeft getoond hoe de kabel liep. In de [adres 3] is een keer of acht geoogst. Een paar keer is een oogst mislukt, maar die brachten ook nog € 2.500 per persoon op. De gelukte oogsten brachten ongeveer € 4.000 op. De opbrengsten van de [adres 3] zijn geïnvesteerd in de grote hennepkwekerij te Santpoort-Noord. De medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben ieder € 15.000 geïnvesteerd en de verdachte € 30.000 (proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1], dossierpagina’s 77, 78, 82, 83; verklaring [medeverdachte 1] afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 18 december 2013, pagina’s 7 en 8; proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2], dossierpagina’s 50, 51).
Hennepkwekerij aan de [adres 2] te Santpoort-Noord
Ter zake deze hennepkwekerij hebben de medeverdachten [medeverdachten] het volgende verklaard.
Met de opbrengst van de hennepkwekerij in Zwaanshoek werd de hennepkwekerij in Santpoort-Noord gefinancierd. De medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben ieder € 15.000 geïnvesteerd en de verdachte € 30.000. De verdachte kwam met dit idee en bedacht het plan. De verhuurder aan de [adres 2] was de schoonvader van de verdachte, [getuige]. Deze [getuige] zat krap bij kas en volgens de verdachte was het een goed moment om hem te benaderen om het pand te huren en er een hennepkwekerij in te bouwen. De verdachte vond het een goede locatie omdat het afgelegen lag en werd gehuurd door zijn schoonvader.
De verdachte heeft de getuige [medeverdachte 2] gevraagd naar zijn schoonvader te gaan om het pand te huren. Vanaf december 2010 werd het pand gehuurd. In december 2010, bij het aanleggen van de hennepkwekerij is de verdachte niet aanwezig geweest omdat hij niet in verband gebracht wilde worden met zijn schoonvader. De verdachte heeft wel een keer stenen en pallets gebracht en is toen ook binnen geweest. De hennepkwekerij was toen al aardig in opbouw. De getuige [getuige] betaalde aan huur € 3.000 per maand. Dat is verteld door de verdachte. De medeverdachten betaalden aan [getuige] voor de onderhuur € 6.250 per maand. Dat was met opzet zoveel om de getuige [getuige] van het terrein weg te krijgen. De huur werd contant betaald. De verdachte was daar nooit bij. De medeverdachte [medeverdachte 2] betaalde de huur. Er is geen opbrengst geweest, maar de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zouden per oogst € 50.000 ontvangen en de verdachte ook. Ook hier zou de verdachte 25% van de opbrengst ontvangen omdat het zijn idee was (proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1], dossierpagina’s 73, 74, 79, 80, 81; verklaring [medeverdachte 1] afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 18 december 2013, pagina 8; proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2], dossierpagina’s 45, 46, 53, 54; proces-verbaal van verhoor van [getuige], dossierpagina’s 19, 21).
De verklaringen van de verdachte
De verdachte heeft aanvankelijk verklaard dat hij de ruimte aan de [adres 3] in Zwaanshoek had verhuurd aan [medeverdachte 3]. Deze [medeverdachte 3] heeft hij leren kennen via de medeverdachte [medeverdachte 2] (proces-verbaal van verhoor van de verdachte, dossierpagina 109). Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte hierover echter verklaard dat hij [medeverdachte 3] had leren kennen via de vorige verhuurder. Wat hiervan zij, de verklaring van de verdachte wordt weersproken door de verklaring van de getuige [getuige]. Deze heeft verklaard dat de ruimte werd gehuurd door de medeverdachte [medeverdachte 2] (proces-verbaal van verhoor [getuige], dossierpagina 25). Dat niet [medeverdachte 3] de huurder was volgt ook uit de verklaring van de getuige [medeverdachte 3]. Het vermeende huurcontract dat hij zou hebben gesloten met de verdachte kent hij niet en de verdachte kent hij ook niet. Beiden zijn ook met elkaar geconfronteerd en ook de verdachte kent de getuige [medeverdachte 3] niet (proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 3], dossierpagina 144, proces-verbaal van verhoor van de verdachte, dossierpagina 123). Verder heeft de verdachte verklaard dat de huurpenningen per bank werden betaald (proces-verbaal van verhoor van de verdachte, dossierpagina 110; verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg, pagina 3). Uit de bevindingen uit het onderzoek hiernaar volgt echter dat de betalingen weliswaar zijn verricht via kasstortingen bij verschillende kantoren van een bank, maar dat niet meer is te achterhalen wie de stortingen heeft gedaan (proces-verbaal verzoek OM, pagina 1). Tenslotte weet de verdachte tegenover de gedetailleerde verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 1] over de aanleg van de elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij aan de [adres 3] te Zwaanshoek en de wetenschap van de verdachte daarvan niet veel meer te verklaren dan dat hij denkt aan inbraak (proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1], dossierpagina 82; proces-verbaal van verhoor van de verdachte, dossierpagina 111).
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:hij in de periode van 1 maart 2011 tot en met 06 mei 2011 te Santpoort-Noord, gemeente Velsen, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft geteeld en opzettelijk aanwezig heeft gehad in een loods aan de [adres 2] een hoeveelheid van 3302 hennepplanten;
2:hij in de periode van 1 januari 2011 tot en met 14 mei 2011 te Zwaanshoek, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft geteeld en opzettelijk aanwezig heeft gehad in een loods aan de [adres 3] een hoeveelheid van 700 hennepplanten.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde vrijgesproken.
Tegen voormeld vonnis is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 9 oktober 2015 is de verdachte niet eerder strafrechtelijk onherroepelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur passend en geboden, waarbij het hof de schending van de redelijke termijn zal verdisconteren in omvang van de taakstraf en deze straf van 240 uren zal verminderen met 30 uren.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf zijn gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 210 (tweehonderdtien) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 105 (honderdvijf) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Jurgens, mr. P.C. Römer en mr. A.P.M. van Rijn, in tegenwoordigheid van mr. M. Helmers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 oktober 2015.
=========================================================================
[....]