Einde inhoudsopgave
Besluit nr. 3/90 tot vaststelling en toepassing van de algemene voorschriften, de algemene voorwaarden en de procedurevoorschriften voor bemiddeling en arbitrage inzake uit de door de Commissie beheerde middelen van het Europees Ontwikkelingsfonds gefinancierde overeenkomsten voor werken, leveringen en diensten
Bijlage V Procedurevoorschriften voor bemiddeling en arbitrage inzake uit het Europees ontwikkelingsfonds (EOF) gefinancierde overeenkomsten
Geldend
Geldend vanaf 01-06-1991
- Bronpublicatie:
29-03-1990, PbEG 1990, L 382 (uitgifte: 31-12-1990, regelingnummer: 3/90)
- Inwerkingtreding
01-06-1991
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-03-1990, PbEG 1990, L 382 (uitgifte: 31-12-1990, regelingnummer: 3/90)
- Vakgebied(en)
Aanbestedingsrecht / Europees aanbestedingsrecht
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Inhoud
I Inleidende bepalingen
Art. 1 Toepassingsgebied
Art. 2 Definities
Art. 3 Kennisgeving en berekening van termijnen
Art. 4 Uitputting van interne administratieve middelen
Art. 5 Bemiddeling
II Het Gerecht
Art. 6 Nationaliteit van de scheidsrechters
Art. 7 Aantal scheidsrechters
Art. 8 Benoeming van een alleen zetelend scheidsrechter
Art. 9 Benoeming van drie scheidsrechters
Art. 10 Benoemingen door de benoemende instantie
Art. 11 Wraking van scheidsrechters
Art. 12 Vervanging van een scheidsrechter
III De arbitrageprocedure
Art. 13 Algemene bepalingen
Art. 14 Toepasselijk recht en procedurevoorschriften
Art. 15 Taal waarin de procedure wordt gevoerd
Art. 16 Plaats waar de procedure wordt gevoerd
Art. 17 Vertegenwoordiging en bijstand
Art. 18 Aanvang van de arbitrageprocedure
Art. 19 Verzoekschrift
Art. 20 Verweerschrift
Art. 21 Wijziging van het verzoekschrift of van het verweerschrift
Art. 22 Betwisting van de bevoegdheid van het Gerecht
Art. 23 Overige stukken
Art. 24 Termijnen
Art. 25 Bewijs
Art. 26 Mondelinge behandeling
Art. 27 Voorlopige of conservatoire maatregelen
Art. 28 Deskundigen
Art. 29 Verstek
Art. 30 Afsluiting van de hoorzittingen
Art. 31 Dekking van proceduregebreken
IV Het vonnis
Art. 32 Wijze van beslissen
Art. 33 Tijdstip, draagwijdte, vorm en rechtskracht van het vonnis
Art. 34 Tenuitvoerlegging van het vonnis
Art. 35 Dading of andere redenen tot beëindiging van de procedure
Art. 36 Uitlegging van het vonnis
Art. 37 Rechtzetting van het vonnis
Art. 38 Aanvullend vonnis
Art. 39 Honoraria
Art. 40 Kosten
Art. 41 Consignatie
I. Inleidende bepalingen
Artikel 1. Toepassingsgebied
De regeling van geschillen over een door het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) gefinancierde overeenkomst, die overeenkomstig de algemene voorwaarden en de voor de overeenkomst geldende bijzondere voorwaarden door bemiddeling of arbitrage geregeld kunnen worden, geschiedt in overeenstemming met deze procedurevoorschriften.
Artikel 2. Definities
Behalve waar uit het verband een andere betekenis blijkt, worden de onderstaande woorden en uitdrukkingen in dit reglement als volgt verstaan:
ACS-Staat: een Staat die behoort tot de Groep van Staten uit Afrika, het Caribische Gebied en de Stille Oceaan, die de ACS-EEG-Overeenkomst hebben ondertekend.
Lid-Staat: een Lid-Staat van de Europese Economische Gemeenschap (EEG).
Administratief college: het college in de ACS-Staat dat tot taak heeft langs administratieve weg geschillen in verband met overeenkomsten waarbij de opdrachtgever partij is, te regelen.
Het Gerecht: het scheidsgerecht.
Benoemende Instantie: de door de partijen bij een arbitrage overeengekomen, of de bij gebreke van overeenstemming in dit reglement aangeduide instantie die bevoegd is om de scheidsrechter aan te wijzen.
Opdrachtgever: de Staat of de publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersoon door of namens welke de overeenkomst gesloten wordt.
De ACS-EEG-Overeenkomst: de geldende Overeenkomst tussen ACS-Staten en de EEG.
De Raad van Ministers: de ACS-EEG-Raad van Ministers, zoals bedoeld in de ACS-EEG-Overeenkomst.
De overeenkomst: een EOF-overeenkomst voor werken, leveringen of diensten.
Verzoeker: de partij die het initiatief tot de arbitrageprocedure neemt door de andere partij een kennisgeving toe te zenden die als verzoek om arbitrage geldt en waarin zij haar middelen uiteenzet.
Verweerder: de partij bij de arbitrage tegen wie het verzoek gericht is.
Partij: in verband met arbitrage, de verzoeker of de verweerder bij arbitrage.
Artikel 3. Kennisgeving en berekening van termijnen
3.1
ledere in deze voorschriften vereiste kennisgeving wordt per aangetekend schrijven met verzoek om gedateerde ontvangstbevestiging toegezonden of met verzoek om een gedateerd ontvangstbewijs overhandigd. De kennisgeving wordt geacht te zijn ontvangen op de dag waarop ze aldus is overhandigd.
3.2
De in deze voorschriften vastgestelde termijnen vangen aan op de dag volgend op de dag van ontvangst van de kennisgeving, de mededeling of het voorstel; wanneer de laatste dag van de termijn een wettelijke feestdag of een vrije dag is op het in die kennisgeving opgegeven adres voor de kennisgeving, wordt deze termijn tot de eerstvolgende werkdag verlengd. Wettelijke feestdagen en vrije dagen die binnen de termijn vallen, worden evenwel meegerekend.
Artikel 4. Uitputting van interne administratieve middelen
4.1
Een geschil wordt slechts aan arbitrage volgens deze voorschriften onderworpen, indien alle interne administratieve rechtsmiddelen die de ACS-Staten voor het beslechten van dergelijke geschillen bieden, zijn uitgeput of geacht worden uitgeput te zijn. De mogelijkheden tot het instellen van een administratief beroep worden geacht uitgeput te zijn, wanneer het administratief college binnen 120 dagen na ontvangst van het eerste verzoek om regeling van het geschil, geen eindbeslissing heeft gegeven.
4.2
In gevallen waarin voor een verzoekende partij geen administratief beroep openstaat omdat dit in de ACS-Staat niet bestaat, kan een geschil pas aan arbitrage overeenkomstig deze voorschriften onderworpen worden nadat de verzoeker zijn bezwaar ter kennis van de andere partij heeft gebracht en deze partij binnen 120 dagen na ontvangst van deze kennisgeving geen noemenswaardige stappen ondernomen heeft om de oorzaak van het bezwaar weg te nemen of recht te zetten.
Artikel 5. Bemiddeling
5.1
Wie het recht heeft om arbitrage te verzoeken, kan dat verzoek steeds vooraf laten gaan door een beroep op de goede diensten van de instelling die de overeenkomst financiert, of op regeling van het geschil door bemiddeling overeenkomstig deze voorschriften.
5.2
In geval van overeenstemming tussen de partijen in het geschil treedt één persoon als bemiddelaar op, of anders een commissie van drie bemiddelaars.
5.3
Om voor aanwijzing in aanmerking te komen, moet een bemiddelaar de nationaliteit hebben van een van de Staten die ondertekenaar zijn van de ACS-EEG-Overeenkomst.
5.4
Indien één persoon als bemiddelaar optreedt, wordt deze door de partijen in het geschil te zamen gekozen. Indien een commissie bemiddelt, wijst elke partij in het geschil één van de leden van de Commissie aan. Het derde lid van de commissie, dat voorzitter is en een andere nationaliteit bezit dan de betrokken partijen, wordt door de eerste twee leden van de commissie gekozen.
5.5
De partij die om bemiddeling verzoekt, stelt de andere partij hiervan in kennis.
Het verzoek bevat een uiteenzetting van de argumenten van de verzoeker en gaat vergezeld van afschriften van ter zake strekkende stukken en documenten. Het verzoek vermeldt voorts de naam en het adres van de persoon die als bemiddelaar wordt voorgesteld of aangewezen.
5.6
Binnen 60 dagen na ontvangst van de kennisgeving van het verzoek, deelt de andere partij de verzoeker mee of hij bereid is een bemiddelingspoging te aanvaarden en in dat geval de verzoeker een repliek op diens argumenten te doen toekomen. De repliek vermeldt ook de naam en het adres van de persoon die de andere partij als bemiddelaar voorstelt of aanwijst.
5.7
Binnen 30 dagen na ontvangst van de repliek wijzen de door de partijen gekozen leden van de bemiddelingscommissie de voorzitter aan.
5.8
De bemiddelaar of de bemiddelingscommissie gaan zo informeel en vlot te werk als met een billijke en objectieve regeling van het geschil verenigbaar is en hun optreden berust op het op eerlijke wijze horen van beide partijen.
Elke partij kan persoonlijk verschijnen of zich door een gemachtigde van haar keuze laten vertegenwoordigen.
5.9
Na het onderzoeken van de zaak leggen de bemiddelaar of de bemiddelingscommissie indien mogelijk de inhoud van een regeling aan partijen voor.
5.10
Wordt er een regeling bereikt, dan stelt de bemiddelaar of de bemiddelingscommissie hiervan een akte op en ondertekent deze. Ten blijke van aanvaarding wordt deze akte door partijen ondertekend. De aldus ondertekende akte van de regeling is voor partijen bindend.
5.11
Aan de partijen worden afschriften verstrekt van de aldus ondertekende akte van de regeling.
5.12
Wordt er geen regeling bereikt, dan blijven partijen vrij hun geschil overeenkomstig deze voorschriften aan arbitrage te onderwerpen, in welk geval niets van wat in verband met de procedure voor de bemiddelaar of de bemiddelingscommissie aan het licht is gekomen, hoe dan ook afbreuk kan doen aan hun legitieme rechten van partijen bij arbitrage.
5.13
Wie ter regeling van een geschil als bemiddelaar of lid van een bemiddelingscommissie is opgetreden, kan niet voor dezelfde zaak als scheidsrechter aangesteld worden.
II. Het Gerecht
Artikel 6. Nationaliteit van de scheidsrechters
Om voor benoeming in aanmerking te komen, moet een scheidsrechter de nationaliteit hebben van een van de Staten die ondertekenaar zijn van de ACS-EEG-Overeenkomst.
Artikel 7. Aantal scheidsrechters
Indien de partijen het hierover eens zijn, bestaat het gerecht uit slechts één scheidsrechter. Deze overeenstemming moet tot stand komen binnen 15 dagen nadat de verweerder de kennisgeving waarbij de arbitrageprocedure overeenkomstig artikel 18 wordt ingeleid, heeft ontvangen. Indien de partijen binnen de gestelde termijn geen overeenstemming bereiken over arbitrage door één scheidsrechter of indien zij anderszins tot een akkoord komen, wordt het Gerecht uit drie scheidsrechters samengesteld.
Artikel 8. Benoeming van een alleen zetelend scheidsrechter
8.1
Indien een alleen zetelend scheidsrechter moet worden benoemd, wordt die scheidsrechter of de benoemende instantie die die scheidsrechter benoemt, door partijen in onderlinge overeenstemming aangewezen binnen 60 dagen nadat de arbitrageprocedure overeenkomstig artikel 18 is ingeleid.
8.2
Indien:
- a)
partijen binnen de gestelde 60 dagen geen overeenstemmig[lees: overeenstemming] bereiken over de scheidsrechter of de benoemende instantie, of
- b)
de door partijen overeengekomen benoemende instantie weigert op te treden of nalaat binnen 60 dagen na ontvangst van hun daartoe strekkend verzoek de scheidsrechter te benoemen,
kan elke partij de hoogste in rang onder de rechters in het Internationaal Gerechtshof te Den Haag die onderdaan zijn van de ACS-Staten en de Lid-Staten, verzoeken de bevoegdheden van de benoemende instantie uit te oefenen.
Artikel 9. Benoeming van drie scheidsrechters
9.1
Indien drie scheidsrechters moeten worden benoemd, benoemt iedere partij er één. De twee aldus benoemde scheidsrechters kiezen de derde scheidsrechter, die de functie van voorzitter van het Gerecht vervult.
9.2
De benoeming van een scheidsrechter door elke partij geschiedt binnen 60 dagen na de datum waarop zij overeengekomen zijn dat het Gerecht uit drie scheidsrechters zal bestaan, of de datum waarop het overeenkomstig artikel 7.1 uitgesloten is dat in het Gerecht één scheidsrechter zal zetelen.
9.3
Indien:
- a)
binnen 30 dagen nadat elke partij haar scheidsrechter heeft aangewezen, de twee benoemde scheidsrechters geen derde scheidsrechter hebben gekozen, of
- b)
binnen 30 dagen na ontvangst van de kennisgeving van de aanwijzing van een scheidsrechter door één partij de andere partij de eerste partij niet heeft meegedeeld wie zij als scheidsrechter heeft aangewezen,
wordt de ontbrekende scheidsrechter op verzoek van een der partijen door de benoemende instantie aangewezen.
9.4
De benoemende instantie wordt door partijen in onderlinge overeenstemming aangewezen uiterlijk 60 dagen na het specifieke verzuim dat de behoefte aan een optreden harerzijds doet ontstaan. Zijn de partijen het binnen die termijn niet eens geworden over een benoemende instantie, dan kan elke partij de hoogste in rang onder de rechters in het Internationaal Gerechtshof te Den Haag die onderdaan zijn van de ACS-Staten en de Lid-Staten, verzoeken de bevoegdheden van de benoemende instantie uit te oefenen.
Artikel 10. Benoemingen door de benoemende instantie
10.1
Wanneer een benoemende instantie verzocht wordt een scheidsrechter te benoemen, zendt de partij die daarom verzoekt haar een afschrift toe van de in artikel 18.1 bedoelde kennisgeving van arbitrage, alsook een afschrift van de overeenkomst waarover of in verband waarmee het geschil is ontstaan. De benoemende instantie kan ieder der partijen om de inlichtingen verzoeken die zij voor de vervulling van haar taak nodig acht.
10.2
Elke partij kan de benoemende instantie personen voordragen die geschikt zijn voor benoeming als scheidsrechter. Deze voordracht gaat vergezeld van de volledige naam en adres alsook de nationaliteit van de voorgedragen personen, met vermelding van hun kwalificaties.
10.3
De benoemende instantie benoemt de scheidsrechter of scheidsrechters zo spoedig mogelijk. Daarbij dient zij:
- a)
zich te laten leiden door overwegingen die geschikt zijn om te waarborgen dat een onafhankelijke en onpartijdige scheidsrechter wordt benoemd, die van een andere nationaliteit is dan partijen, een hoog zedelijk aanzien geniet en met betrekking tot het geschil op juridisch, technisch of financieel gebied over een erkende bekwaamheid beschikt; en
- b)
tenzij beide partijen anders overeenkomen of de benoemende instantie op eigen gezag beslist dat zulks in het gegeven geval niet geraden is, de hierna beschreven procedure van lijsten te volgen:
- i)
de benoemende instantie deelt beide partijen een identieke lijst mee, waarop ten minste drie namen voorkomen van personen die overeenkomstig de artikelen 6 en 10.3, onder a), voor benoeming in aanmerking komen;
- ii)
binnen 30 dagen na ontvangst ervan kan iedere partij deze lijst aan de benoemende instantie terugzenden na doorhaling van de naam of namen waartegen zij bezwaar maakt en na nummering van de overblijvende namen in de volgorde van haar voorkeur. Wordt de lijst niet teruggezonden of wordt geen wijziging aangebracht in de volgorde van de namen op de oorspronkelijke lijst, dan worden de namen op die lijst geacht door de betrokken partij te zijn goedgekeurd in de volgorde waarin ze vermeld staan;
- iii)
na ontvangst van de door beide partijen teruggezonden lijst of, indien dit tijdstip vroeger valt, na het verstrijken van de termijn voor terugzending, wijst de benoemende instantie binnen 30 dagen de scheidsrechter aan op de lijst, uit de namen die zijn goedgekeurd of geacht worden te zijn goedgekeurd en in overeenstemming met de volgorde van voorkeur van de partijen;
- iv)
indien de benoeming om enigerlei reden niet volgens deze procedure kan plaatsvinden, kan de benoemende instantie een geschikte scheidsrechter aanwijzen, daarbij terdege rekening houdend met het belang van de partijen, de aard van het geschil en, in voorkomend geval, het feit dat één van de partijen een Staat is.
Artikel 11. Wraking van scheidsrechters
11.1
Een ieder die voor de functie van scheidsrechter wordt benaderd, brengt degenen die daartoe contact met hem opnemen, op de hoogte van alle feiten en omstandigheden die omtrent zijn onpartijdigheid of onafhankelijkheid gerechtvaardigde twijfel of argwaan zouden kunnen doen rijzen. Wie tot scheidsrechter benoemd is, maakt deze feiten of omstandigheden aan partijen bekend, indien hij hen daarover niet reeds eerder heeft ingelicht.
11.2
Elke scheidsrechter kan door een partij worden gewraakt indien er feiten of omstandigheden bestaan die omtrent zijn onpartijdigheid of bevoegdheid gerechtvaardigde twijfel of argwaan kunnen doen rijzen. Een partij kan evenwel een scheidsrechter die zij heeft aangewezen of bij wiens benoeming zij betrokken was, slechts wraken om redenen waarvan zij na zijn benoeming kennis heeft gekregen.
11.3
Een partij die een scheidsrechter wenst te wraken, geeft daarvan schriftelijk en met opgave van redenen kennis aan het Gerecht, de gewraakte scheidsrechter en de tegenpartij. De kennisgeving wordt verzonden binnen 15 dagen na de oprichting van het Gerecht of, indien dit tijdstip later valt, de benoeming van de gewraakte scheidsrechter, dan wel binnen 15 dagen nadat de wrakende partij kennis heeft gekregen van de omstandigheden die de wraking rechtvaardigen.
11.4
Wanneer een partij instemt met de wraking door een andere partij of wanneer de gewraakte scheidsrechter zijn functie neerlegt, verliest die scheidsrechter onmiddellijk zijn bevoegdheid om in de arbitrageprocedure op te treden. Overeenstemming tussen partijen over de wraking of het feit dat de gewraakte scheidsrechter zijn functie neerlegt, betekenen echter geen aanvaarding van de geldigheid van de wrakingsgronden.
11.5
Wordt de wraking door de andere partij niet aanvaard of legt de gewraakte scheidsrechter zijn functie niet neer, dan wordt als volgt over de wraking beslist:
- a)
indien de scheidsrechter door een benoemende instantie is aangewezen, door die instantie;
- b)
indien de scheidsrechter niet door een benoemende instantie is aangewezen, door de eventuele overige leden van het Gerecht;
- c)
in alle andere gevallen of ingeval de overige leden van het Gerecht geen overeenstemming bereiken, door een benoemende instantie die volgens de procedure van artikel 9.4 is of wordt aangewezen.
De beslissing van die instantie is onherroepelijk.
Artikel 12. Vervanging van een scheidsrechter
12.1
In de volgende gevallen wordt een plaatsvervangende scheidsrechter benoemd volgens de in de artikelen 8 tot en met 10 vastgestelde procedure die van toepassing is op de benoeming van de scheidsrechter in kwestie in wiens vervanging wordt voorzien:
- a)
de wraking van een scheidsrechter is door de andere partij aanvaard; of
- b)
een gewraakte scheidsrechter heeft zijn functie neergelegd; of
- c)
de wraking van een scheidsrechter wordt gehandhaafd, ofschoon de wraking door de andere partij niet aanvaard wordt of de gewraakte scheidsrechter weigert zijn functie neer te leggen; of
- d)
een scheidsrechter overlijdt in de loop van de arbitrageprocedure; of
- e)
een scheidsrechter voert om enige andere reden zijn opdracht niet uit, dan wel is rechtens of in feite verhinderd zijn opdracht uit te voeren.
12.2
Indien een scheidsrechter wordt vervangen, staat het aan het Gerecht te beslissen of enige voordien gehouden hoorzitting dient te worden herhaald en kan het Gerecht elke in de loop van de procedure gegeven beslissing of beschikking naast zich neerleggen.
III. De arbitrageprocedure
Artikel 13. Algemene bepalingen
13.1
Onverminderd deze voorschriften, kan het Gerecht de arbitrageprocedure voeren op de wijze die het passend acht.
13.2
Het Gerecht moet bij de arbitrage met zoveel spoed en aandacht voor kostenbesparing te werk gaan als verenigbaar is met een billijke rechtsbedeling. De partijen worden op voet van gelijkheid behandeld, en iedere partij wordt in alle onderdelen van de procedure ten volle in de gelegenheid gesteld voor haar rechten op te komen en haar middelen voor te dragen.
13.3
Indien een der partijen in enig onderdeel van de procedure daarom verzoekt, houdt het Gerecht hoorzittingen waarop getuigen, met inbegrip van deskundigen, verklaringen kunnen afleggen of partijen hun standpunt mondeling kunnen uiteenzetten. Bij gebreke van een verzoek in die zin beslist het Gerecht of een dergelijke hoorzitting dient plaats te vinden dan wel of de behandeling op stukken geschiedt.
13.4
Alle stukken of inlichtingen die door een der partijen aan het Gerecht worden overgelegd of verstrekt, worden door die partij terzelfder tijd aan de wederpartij meegedeeld. Een partij mag dergelijke stukken of inlichtingen nooit ter ondersteuning van haar argumenten gebruiken, tenzij bewezen wordt dat ze aan de andere partij zijn overgelegd of verstrekt.
Artikel 14. Toepasselijk recht en procedurevoorschriften
14.1
Het door het Gerecht op de onderwerpen van geschil toegepaste recht is het in de overeenkomst vastgestelde recht van de Staat van de opdrachtgever tenzij de overeenkomst in een ander toepasselijk recht voorziet, in welk geval het Gerecht dat recht toepast. In alle gevallen doet het Gerecht uitspraak volgens de bepalingen van de overeenkomst en kan het daarbij de op de transactie toepasselijke handelsgebruiken in aanmerking nemen.
14.2
Wanneer het toepasselijk recht op een bepaald punt stilzwijgend is, past het Gerecht de conflictregels toe die voortvloeien uit het op de overeenkomst toepasselijke recht. Het Gerecht mag, op grond van stilzwijgen of duisterheid van het recht, niet weigeren uitspraak te doen.
14.3
Onverminderd de artikelen 5.1 en 14.1, doet het Gerecht uitspraak bij wijze van minnelijke schikking of naar billijkheid wanneer de partijen in de loop van het geding het hiertoe uitdrukkelijk machtigen.
14.4
De gehele arbitrageprocedure wordt volgens deze voorschriften gevoerd. Wanneer een procedureaangelegenheid hierin niet is geregeld en partijen daaromtrent niet tot overeenstemming komen, wordt daarover beslist door het Gerecht, dat in dat geval in het bijzonder erop toeziet dat de gelijkheid van partijen wordt geëerbiedigd.
Artikel 15. Taal waarin de procedure wordt gevoerd
15.1
De arbitrageprocedure wordt gevoerd en het arbitragevonnis wordt gewezen in de taal waarin de overeenkomst is gesteld waarvan de bepalingen of de uitvoering tot het geschil aanleiding hebben gegeven.
15.2
Het Gerecht kan bevelen dat bij aan het verzoekschrift of het verweerschrift gehechte stukken en bij elk ander tijdens de procedure overgelegd stuk waarvan de oorspronkelijke taal niet de proceduretaal is, een voor eensluidend gewaarmerkte vertaling wordt gevoegd in de proceduretaal.
Artikel 16. Plaats waar de procedure wordt gevoerd
16.1
De arbitrageprocedure wordt gevoerd in de ACS-Staat waar de opdracht is gegund of wordt uitgevoerd. Om gegronde redenen en met instemming van de partijen kan het Gerecht echter beslissen dat de arbitrage elders plaatsvindt. Hierbij houdt het Gerecht rekening met de omstandigheden van de zaak, met inbegrip van de kosten, het gemak van de partijen en de mogelijk nadelige gevolgen van de procedureregels van een andere plaats voor de partijen en de procedure.
16.2
Onverminderd artikel 16.1 kan het Gerecht hoorzittingen en bijeenkomsten houden op elke plaats die het, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak, passend acht.
16.3
Het Gercht[lees: Gerecht] kan, met het oog op het onderzoek van werken, goederen of andere zaken of stukken, overal bijeenkomen waar het zulks passend acht. Partijen worden tijdig verwittigd, zodat zij bij het onderzoek aanwezig kunnen zijn.
Artikel 17. Vertegenwoordiging en bijstand
Partijen kunnen zich laten vertegenwoordigen en/of bijstaan door de personen hunner keuze. De naam en het adres van de aangewezen personen worden schriftelijk aan de andere partij en het Gerecht meegedeeld. In deze mededeling wordt vermeld of de aangewezene tot vertegenwoordiging dan wel tot bijstand strekt.
Artikel 18. Aanvang van de arbitrageprocedure
18.1
De verzoeker in een arbitrageprocedure zendt een kennisgeving van arbitrage toe aan de verweerder. Deze kennisgeving is ongeldig wanneer zij geschiedt meer dan 90 dagen na ontvangst van de eindbeslissing in laatste instantie in de administratieve procedure in de ACS-Staat of, indien er geen administratief beroep openstaat, meer dan 90 dagen na het verstrijken van de in artikel 4.2 gestelde termijn van 120 dagen voor het wegnemen van een ter kennis van de andere partij gebracht bezwaar.
18.2
De arbitrageprocedure wordt geacht een aanvang te nemen op de dag waarop de verweerder de kennisgeving van arbitrage ontvangt.
18.3
De kennisgeving van arbitrage bevat de volgende gegevens:
- a)
het verzoek dat het geschil aan arbitrage wordt onderworpen;
- b)
de naam en het adres van partijen, alsook hun nationaliteit op het tijdstip van de kennisgeving;
- c)
de aanduiding van de overeenkomst waaruit of in verband waarmee het geschil is ontstaan en de bijzondere clausule of clausules in de overeenkomst die worden ingeroepen of aangevochten;
- d)
de algemene aard van de vordering met, in voorkomend geval, het bedrag waarop deze betrekking heeft;
- e)
het voorwerp van de vordering;
- f)
een verklaring, met vermelding van de data, betreffende eventuele administratieve procedures en de uitkomst ervan, dan wel betreffende de kennisgeving van de bezwaren en het gevolg dat eraan is gegeven;
- g)
een voorstel ten aanzien van het aantal scheidsrechters (een of drie).
18.4
De kennisgeving van arbitrage kan eveneens bevatten:
- a)
de naam van de persoon en/of de instantie die overeenkomstig artikel 8.1 voorgedragen wordt voor benoeming als alleen zetelend scheidsrechter en/of benoemende instantie;
- b)
de kennisgeving van de in artikel 9.1 bedoelde benoeming van een scheidsrechter door de verzoeker;
- c)
een uiteenzetting van de middelen, zoals bedoeld in artikel 19.
Artikel 19. Verzoekschrift
19.1
Indien hij zijn middelen niet reeds in de kennisgeving van arbitrage heeft uiteengezet, zendt de verzoeker binnen de door het Gerecht vastgestelde termijn zijn verzoekschrift toe aan de verweerder en aan ieder der scheidsrechters. Bij het verzoekschrift wordt een afschrift van de overeenkomst gevoegd.
19.2
Het verzoekschrift, dat door de verzoeker en/of zijn naar behoren gemachtigde vertegenwoordiger wordt ondertekend en gedateerd, bevat de volgende gegevens:
- a)
de naam en het adres van de partijen;
- b)
een uiteenzetting van de tot staving van de vordering aangevoerde feiten;
- c)
de geschilpunten;
- d)
het voorwerp van de vordering.
De verzoeker kan alle stukken die hij dienstig acht, bij zijn verzoekschrift voegen of daarin melding maken van de stukken of andere bewijsmiddelen die hij voornemens is over te leggen of voor te dragen.
Artikel 20. Verweerschrift
20.1
De verweerder zendt binnen de door het Gerecht vastgestelde termijn zijn verweerschrift aan de verzoeker en aan ieder der scheidsrechters toe.
20.2
De verweerder antwoordt in zijn verweerschrift op de punten van het verzoekschrift, bedoeld in artikel 19.2, onder b), c) en d). De verweerder voegt de stukken waarop hij te zijner verdediging steunt, bij het verweerschrift of maakt daarin melding van de stukken of andere bewijsmiddelen die hij voornemens is over te leggen of voor te dragen.
20.3
De verweerder kan hetzij in zijn verweerschrift, hetzij in een latere fase van de arbitrageprocedure, indien het Gerecht van oordeel is dat de omstandigheden van de zaak een zodanige vertraging rechtvaardigen, op grond van de overeenkomst een tegenvordering instellen of ter compensatie een aan de overeenkomst ontleend recht doen gelden.
20.4
Artikel 19.2 is van toepassing wanneer een tegenvordering wordt ingesteld of ter compensatie enig recht geldend wordt gemaakt.
Artikel 21. Wijziging van het verzoekschrift of van het verweerschrift
Partijen kunnen tijdens de arbitrageprocedure hun verzoekschrift, respectievelijk verweerschrift wijzigen of aanvullen, tenzij het Gerecht van oordeel is dat het de wijziging niet kan toestaan omdat deze te laat komt of de andere partij teveel zou benadelen.
Artikel 22. Betwisting van de bevoegdheid van het Gerecht
22.1
Het Gerecht is bevoegd uitspraak te doen over excepties van onbevoegdheid.
22.2
Het Gerecht is bevoegd uitspraak te doen over het bestaan of de geldigheid van de overeenkomst. Een beslissing waarbij het Gerecht vaststelt dat de overeenkomst nietig is, doet niets af aan de geldigheid van de arbitrageclausule in de overeenkomst of aan de overeenkomst om het geschil aan arbitrage te onderwerpen en laat bijgevolg ook de toepassing van deze procedurevoorschriften onverlet.
22.3
Excepties van onbevoegdheid worden uiterlijk bij de indiening van het verweerschrift of, in het geval van een tegenvordering, uiterlijk bij de indiening van de memorie van repliek opgeworpen. Deze bepaling is eveneens van toepassing op nieuwe vorderingen en tegenvorderingen die in de loop van de procedure worden toegelaten.
22.4
In de regel doet het Gerecht vóór de behandeling ten principale uitspraak over excepties van onbevoegdheid. Het kan evenwel de arbitrageprocedure voortzetten en over deze excepties in het eindvonnis uitspraak doen.
Artikel 23. Overige stukken
Het Gerecht beslist welke andere stukken, benevens het verzoekschrift en het verweerschrift, partijen aan het Gerecht moeten of kunnen overleggen en in voorkomend geval op welke wijze en binnen welke termijn dit dient te geschieden.
Artikel 24. Termijnen
De termijnen die het Gerecht voor de overlegging van stukken (met inbegrip van het verzoekschrift en het verweerschrift) vaststelt, mogen niet meer bedragen dan 45 dagen. Het Gerecht kan deze termijnen evenwel verlengen indien het verlenging gerechtvaardigd acht.
Artikel 25. Bewijs
25.1
Elke partij moet het bewijs leveren van de feiten waarop zij haar vordering, respectievelijk haar verweer doet steunen.
25.2
Indien het zulks noodzakelijk acht, kan het Gerecht partijen gelasten binnen de termijn die het vaststelt, het Gerecht en de wederpartij een beknopt overzicht te verschaffen van de stukken en andere bewijsmiddelen die zij voornemens is over te leggen of voor te dragen tot staving van de litigieuze feiten, zoals in haar verzoekschrift, respectievelijk verweerschrift uiteengezet.
25.3
Het Gerecht kan op ieder tijdstip tijdens de arbitrageprocedure partijen gelasten binnen de termijn die het vaststelt, aanvullende bewijsmiddelen over te leggen of voor te dragen.
Artikel 26. Mondelinge behandeling
26.1
Indien een hoorzitting wordt gehouden, verwittigt het Gerecht partijen tijdig van dag, uur en plaats.
26.2
Indien getuigen moeten worden gehoord, deelt elke partij ten minste 15 dagen vóór de hoorzitting het Gerecht en de andere partij de naam en het adres mee van de getuigen die zij voornemens is op te roepen, met vermelding van het onderwerp waarop de getuigenverklaringen betrekking zullen hebben en van de taal waarin zij zullen worden afgelegd.
26.3
Het Gerecht treft de nodige voorzieningen voor het vertalen en het opmaken van het proces-verbaal van de ter zitting afgelegde mondelinge verklaringen, indien het een en ander in verband met de omstandigheden van de zaak noodzakelijk acht of indien partijen daaromtrent een overeenkomst hebben gesloten en deze ten minste 15 dagen vóór de zitting ter kennis van het Gerecht hebben gebracht.
26.4
De hoorzittingen worden met gesloten deuren gehouden, tenzij partijen anders overeenkomen. Het Gerecht kan een getuige verzoeken zich tijdens het horen van een andere getuige terug te trekken. Het Gerecht bepaalt het verloop van het getuigenverhoor, onverminderd het recht van elke partij om desgewenst de door de andere partij voorgebrachte getuigen te ondervragen.
26.5
Getuigenbewijs kan ook de vorm hebben van een schriftelijke, door de getuigen ondertekende verklaring waarin zij op erewoord bevestigen dat het verklaarde waar is. Op verzoek kan een partij en met de instemming van het Gerecht kunnen deze getuigen evenwel worden gehoord tijdens een zitting waarop partijen aanwezig kunnen zijn en in de gelegenheid worden gesteld de getuigen te ondervragen.
26.6
Het Gerecht beoordeelt de ontvankelijkheid en het belang van de voorgedragen bewijzen, alsmede het feit of deze ter zake zijn.
Artikel 27. Voorlopige of conservatoire maatregelen
27.1
Het Gerecht kan op verzoek van een der partijen de voorlopige maatregelen nemen die het met betrekking tot het onderwerp van het geschil noodzakelijk acht; het kan met name met betrekking tot de litigieuze goederen voorzieningen treffen tot bewaring van recht, onder meer door te gelasten dat die goederen onder het toezicht van een derde worden geplaatst of dat bederfelijke waar wordt verkocht. Het Gerecht kan eveneens het deponeren van een geldsom of van een zekerheid gelasten als waarborg voor het geheel of een gedeelte van de bedragen. Ingeval dit niet gebeurt, kan het Gerecht daaruit de in een dergelijk geval voor de hand liggende conclusies trekken.
27.2
De voorlopige maatregelen kunnen worden getroffen bij wege van een provisioneel vonnis. Het Gerecht kan gelasten dat zekerheid wordt gesteld tot betaling van de door deze maatregelen veroorzaakte kosten.
Artikel 28. Deskundigen
28.1
Het Gerecht kan een of meer onafhankelijke deskundigen aanstellen met de opdracht een studie te maken en het Gerecht schriftelijk verslag uit te brengen over de punten die het uitdrukkelijk aanwijst. Een partij heeft het recht een deskundige te wraken op grond van onbevoegdheid en partijdigheid; aanvaardt het Gerecht de wraking, dan trekt de deskundige zich terug. Partijen ontvangen een afschrift van de door het Gerecht opgestelde taakomschrijving van de deskundige.
28.2
Partijen verstrekken de deskundige alle dienstige inlichtingen, verlenen hem inzage van de stukken waarom hij verzoekt, en geven hem toegang tot de goederen die hij wenst te inspecteren. Indien een partij de gegrondheid van een verzoek van de deskundige betwist, wordt het geschil aan het Gerecht ter beslechting voorgelegd.
28.3
Het Gerecht doet dadelijk na ontvangst van het verslag van de deskundige een afschrift daarvan toekomen aan partijen, die in de gelegenheid worden gesteld daarover schriftelijk hun opmerkingen te maken. Partijen kunnen alle stukken onderzoeken waarop de deskundige zich in zijn verslag heeft gebaseerd.
28.4
Op verzoek van een der partijen kan de deskundige na de indiening van zijn verslag worden gehoord tijdens een zitting waarbij partijen aanwezig kunnen zijn en tijdens welke zij in de gelegenheid worden gesteld hem te ondervragen. Elke partij kan tijdens deze zitting over de punten die het voorwerp vormen van het geschil door haar gekozen deskundigen oproepen. Artikel 26 is van toepassing op deze procedure.
Artikel 29. Verstek
29.1
Indien de verzoeker zonder geldige reden verzuimt binnen de door het Gerecht vastgestelde termijn zijn verzoekschrift in te dienen, gelast het Gerecht de arbitrageprocedure te beëindigen. Indien de verweerder zonder geldige reden verzuimt binnen de door het Gerecht vastgestelde termijn zijn verweerschrift in te dienen, gelast het Gerecht de procedure voort te zetten, met inachtneming van de specifieke situatie van de verweerder en kan het uitspraak doen, ook al is er geen verweerschrift ingediend.
29.2
Indien een der partijen, na overeenkomstig deze procedurevoorschriften volgens de regels opgeroepen te zijn, zonder geldige reden verzuimt ter zitting te verschijnen, kan het Gerecht de arbitrageprocedure voortzetten.
29.3
Indien een der partijen zonder geldige reden verzuimt binnen de vastgestelde termijn gevolg te geven aan een haar volgens de regels ter kennis gebracht verzoek tot overlegging van stukken, kan het Gerecht uitspraak doen aan de hand van de bewijzen waarover het beschikt en daarbij terdege rekening houden met het verzuim en de consequenties daarvan voor de procedure.
Artikel 30. Afsluiting van de hoorzittingen
30.1
Het Gerecht kan partijen vragen of zij nog bewijsmiddelen willen voordragen, getuigen wensen voor te brengen dan wel nog verklaringen wensen af te leggen; indien dit niet het geval is, kan het de hoorzittingen voor gesloten verklaren.
30.2
Indien het zulks om uitzonderlijke redenen noodzakelijk acht, kan het Gerecht, zolang geen vonnis is gewezen, eigener beweging of op verzoek van een der partijen besluiten de hoorzittingen te heropenen.
Artikel 31. Dekking van proceduregebreken
Een partij die niet onverwijld bezwaar maakt tegen het feit dat enige bepaling of voorwaarde van deze voorschriften niet in acht is genomen, wordt geacht afstand te hebben gedaan van het recht zich op dit gebrek te beroepen.
IV. Het vonnis
Artikel 32. Wijze van beslissen
32.1
Wanneer er drie scheidsrechters zijn, spreekt het Gerecht een vonnis of een andere beslissing uit bij meerderheid van stemmen. Is er geen meerderheid, dan is de stem van de voorzitter beslissend, maar hij moet deze stem motiveren.
32.2
Is er geen meerderheid of indien het Gerecht hem daartoe machtigt, dan beslist de voorzitter zelfstandig over procedureaangelegenheden, behoudens mogelijke herziening van zijn beslissing door het Gerecht.
Artikel 33. Tijdstip, draagwijdte, vorm en rechtskracht van het vonnis
33.1
Het scheidsrechterlijke vonnis wordt zo spoedig mogelijk uitgesproken nadat het Gerecht kennis heeft genomen of gekregen van de bewijsstukken die de partijen willen voorleggen.
33.2
Het Gerecht kan, benevens een eindvonnis, voorlopige, interlocutoire of partiële vonnissen wijzen.
33.3
Het vonnis wordt schriftlijk gewezen, is onherroepelijk en bindend voor de partijen. De partijen verbinden zich ertoe het vonnis onverwijld ten uitvoer te leggen, ledere ACS-Staat of Lid-Staat erkent ieder dienovereenkomstig gewezen vonnis als bindend en zorgt voor de tenuitvoerlegging ervan op zijn grondgebied, alsof het een in kracht van gewijsde gegane beslissing van een eigen rechterlijke instantie geldt.
33.4
Het vonnis wordt door het Gerecht met redenen omkleed, tenzij partijen anders zijn overeengekomen.
33.5
Het vonnis wordt door de scheidsrechters ondertekend en naar behoren gewaarmerkt, met vermelding van de datum waarop en de plaats waar het gewezen is. Wanneer er drie scheidsrechters zijn, wordt, indien de handtekening van een hunner ontbreekt, de reden daarvan in het vonnis vermeld.
33.6
Het vonnis kan slechts met toestemming van beide partijen openbaar worden gemaakt.
33.7
Het Gerecht doet aan elke partij een door de scheidsrechters ondertekend afschrift van het vonnis toekomen.
Artikel 34. Tenuitvoerlegging van het vonnis
34.1
Om erkenning en tenuitvoerlegging van een vonnis te verkrijgen op het grondgebied van een Staat die bij de ACS-EEG-Overeenkomst partij is, doet de belanghebbende partij een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van het vonnis toekomen aan de daartoe door deze Staat aangewezen autoriteit. Het verlof tot tenuitvoerlegging wordt op dit afschrift aangebracht na enkele controle van de echtheid van bedoeld afschrift.
34.2
Binnen 180 dagen na de dag van inwerkingtreding van deze voorschriften, deelt iedere ondertekenende Staat aan de Voorzitter van de Raad van Ministers mee welke autoriteit hij daartoe heeft aangewezen en brengt hem van eventuele wijzigingen op de hoogte. De Voorzitter van de Raad van Ministers zendt deze gegevens onverwijld door naar de secretaris-generaal van het Secretariaat-generaal van de ACS en de Voorzitter van de Commissie.
34.3
De tenuitvoerlegging van het vonnis wordt beheerst door de wettelijke regeling betreffende de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen, die van kracht is in de Staat op het grondgebied waarvan de tenuitvoerlegging wordt gevorderd.
Artikel 35. Dading of andere redenen tot beëindiging van de procedure
35.1
Indien, vooraleer vonnis wordt gewezen, partijen anderszins een dading aangaan die aan het geschil een einde maakt, gelast het Gerecht de beëindiging van de arbitrageprocedure of stelt het, indien beide partijen daarom verzoeken en het Gerecht dit verzoek aanvaardt, het akkoord tussen partijen in een arbitraal vonnis vast. Dit vonnis behoeft niet met redenen te worden omkleed.
35.2
Indien, vooraleer vonnis wordt gewezen, de voortzetting van de arbitrageprocedure om een andere reden dan die vermeld in artikel 35.1 overbodig of onmogelijk wordt, stelt het scheidsgerecht partijen in kennis van zijn voornemen om, tenzij daartegen binnen 60 dagen bezwaar is aangetekend, de beëindiging van de procedure te gelasten. Indien een der partijen binnen 30 dagen bezwaar maakt, gelast het gerecht de beëindiging van de procedure niet dan na partijen te hebben gehoord en te hebben besloten dat er geen gerechtvaardigde gronden voor bezwaar bestaan.
35.3
Het scheidsgerecht doet iedere partij van de beschikking tot beëindiging van de arbitrageprocedure of van het vonnis houdende vaststelling van het akkoord tussen partijen, een door de scheidsrechters ondertekend afschrift toekomen. Artikel 33.3 en 33.5 tot en met 33.7, is van toepassing op het vonnis houdende vaststelling van het akkoord tussen partijen.
Artikel 36. Uitlegging van het vonnis
36.1
Elk der partijen kan, binnen een termijn van 60 dagen te rekenen vanaf de dag van ontvangst van het vonnis, en mits zij de andere partij daarvan in kennis stelt, het Gerecht om uitlegging van zijn vonnis verzoeken. Ingeval na het verstrijken van die termijn een nieuw feit aan het licht komt, gaan de 60 dagen in vanaf de datum waarop dat geschiedt, met dien verstande dat de maximumtermijn voor een verzoek op grond van dit nieuwe feit niet langer is dan 120 dagen na de datum van het vonnis.
36.2
De uitlegging wordt schriftelijk gegeven zo spoedig mogelijk na de dag van ontvangst van het verzoek. De uitlegging vormt een integrerend deel van het vonnis en artikel 33.2 tot en met 33.6 is daarop van toepassing.
Artikel 37. Rechtzetting van het vonnis
37.1
Elk der partijen kan, binnen een termijn van 60 dagen te rekenen vanaf de dag van ontvangst van het vonnis, en mits zij de wederpartij daarvan in kennis stelt, het Gerecht verzoeken rekenfouten, schrijf- en drukfouten en andere onnauwkeurigheden van dien aard in de tekst van het vonnis te verbeteren. Het Gerecht kan, binnen een termijn van 30 dagen te rekenen vanaf de dag van kennisgeving van het vonnis aan partijen, eigener beweging dergelijke rechtzettingen aanbrengen.
37.2
De rechtzettingen worden schriftelijk aangebracht en artikel 33.2 tot en met 33.6 is daarop van toepassing.
Artikel 38. Aanvullend vonnis
38.1
Indien is nagelaten in het vonnis uitspraak te doen op enig punt van de vordering die het voorwerp van de arbitrageprocedure vormde, kan elk der partijen, binnen een termijn van 60 dagen te rekenen vanaf de dag van ontvangst van het vonnis, en mits zij de wederpartij daarvan in kennis stelt, het Gerecht verzoeken een aanvullend vonnis te wijzen.
38.2
Indien het Gerecht het verzoek om een aanvullend vonnis gerechtvaardigd acht en van oordeel is dat het verzuim kan worden hersteld zonder dat opnieuw hoorzittingen behoeven te worden gehouden of nadere bewijsvoering nodig is, vult het zijn vonnis aan binnen 60 dagen na ontvangst van het verzoek.
38.3
Artikel 33.2 tot en met 33.6 is op het aanvullende vonnis van toepassing.
Artikel 39. Honoraria
39.1
Het honorarium van de leden van het Gerecht moet redelijk zijn, rekening houdende met de ingewikkeldheid van de zaak, de door de scheidsrechters daaraan bestede tijd en andere relevante omstandigheden van de zaak.
39.2
Indien door partijen in onderlinge overeenstemming dan wel overeenkomstig dit reglement een benoemende instantie is aangewezen en deze instantie een schaal van honoraria heeft bekendgemaakt voor scheidsrechters in internationale geschillen waarvoor een beroep op haar wordt gedaan, stelt het Gerecht zijn honorarium vast met inachtneming van deze schaal, voor zover het zulks, gelet op de omstandigheden van de zaak, passend acht.
39.3
Indien de benoemende instantie geen schaal van honoraria voor scheidsrechters in internationale geschillen heeft bekendgemaakt, kan elk der partijen te allen tijde voordat het Gerecht uitspraak omtrent zijn kosten doet, de benoemende instantie verzoeken een verklaring op te stellen betreffende de gebruikelijke grondslag voor de berekening van honoraria in internationale geschillen waarin deze instantie scheidsrechters benoemt. Indien de benoemende instantie bereid is een dergelijke verklaring op te stellen, stelt het Gerecht zijn honorarium vast met inachtneming van de aldus verstrekte gegevens, voor zover het dit, gelet op de omstandigheden van de zaak, passend acht.
39.4
Indien in de gevallen, bedoeld in artikel 39.2 en 39.3, de benoemende instantie op verzoek van een der partijen aanvaardt een voorstel voor de honoraria op te stellen, stelt het Gerecht zijn honorarium eerst vast na raadpleging van de benoemende instantie, die het Gerecht zodanige overwegingen met betrekking tot het honorarium kan voorhouden als zij passend acht.
Artikel 40. Kosten
40.1
Het Gerecht stelt in zijn vonnis de kosten van de arbitrage vast. Als kosten kunnen uitsluitend worden aangemerkt:
- a)
het honorarium van de leden van het Gerecht, dat voor iedere scheidsrechter afzonderlijk wordt opgegeven en door het Gerecht zelf overeenkomstig artikel 39 wordt vastgesteld;
- b)
de reis- en verblijfkosten en andere uitgaven van de scheidsrechters;
- c)
de kosten van deskundigenadvies en andere bijstand waarop het Gerecht een beroep heeft gedaan;
- d)
de reis- en verblijfkosten en andere uitgaven van de getuigen, ten belope van het door het Gerecht aanvaarde bedrag;
- e)
de door de in het gelijk gestelde partij gemaakte kosten voor vertegenwoordiging en bijstand in rechte, voor zover tijdens de arbitrageprocedure vergoeding daarvan is gevorderd en ten belope van het bedrag dat het Gerecht redelijk acht;
- f)
in voorkomend geval, het honorarium en de kosten van de benoemende instantie.
40.2
Onverminderd het bepaalde in artikel 40.3 wordt in beginsel de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de arbitrage verwezen. Het Gerecht kan evenwel de kosten geheel of gedeeltelijk compenseren, indien het zulks, gelet op de omstandigheden van de zaak, passend acht.
40.3
Het staat het Gerecht vrij om, rekening houdende met de omstandigheden van de zaak, te beslissen welke partij de in artikel 40.1, onder e), bedoelde kosten voor vertegenwoordiging en bijstand in rechte zal dragen, dan wel deze kosten te compenseren, indien het zulks passend acht.
40.4
Wanneer het Gerecht een beschikking tot beëindiging van de arbitrageprocedure geeft of een vonnis houdende vaststelling van het akkoord tussen partijen wijst, stelt het de in artikel 40.1 bedoelde kosten van de arbitrage bij deze beschikking of bij dit vonnis vast.
40.5
Het Gerecht kan voor de uitlegging, rechtzetting of aanvulling van zijn vonnis, zoals bedoeld in de artikelen 36 tot en met 38, geen bijkomend honorarium verlangen.
Artikel 41. Consignatie
41.1
Het Gerecht kan dadelijk na zijn oprichting partijen verzoeken als voorschot op de in artikel 40.1, onder a), b) en c), bedoelde kosten gelijke bedragen in consignatie te geven.
41.2
Het Gerecht kan tijdens de arbitrageprocedure partijen verzoeken aanvullende bedragen in consignatie te geven, indien daartoe gegronde redenen bestaan.
41.3
Indien door partijen in onderlinge overeenstemming dan wel krachtens deze voorschriften een benoemende instantie is aangewezen en deze instantie op verzoek van een der partijen aanvaardt in dezen haar medewerking te verlenen, stelt het Gerecht de in consignatie te geven bedragen of aanvullende bedragen eerst vast na raadpleging van de benoemende instantie, die het Gerecht zodanige overwegingen met betrekking tot de hoogte van deze bedragen kan voorhouden als zij passend acht.
41.4
Indien de gevraagde bedragen binnen een termijn van 30 dagen te rekenen vanaf de dag van ontvangst van het verzoek, niet volledig in consignatie zijn gegeven, stelt het Gerecht partijen daarvan in kennis, zodat zij alsnog de consignatie kunnen verrichten. Indien de consignatie uitblijft, kan het Gerecht besluiten de procedure voort te zetten, dan wel schorsing of beëindiging van de procedure gelasten.
41.5
Nadat het vonnis is gewezen, doet het Gerecht partijen rekening van het gebruik van de in consignatie gegeven bedragen en betaalt het ongebruikte gedeelte van deze bedragen aan hen terug.