Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2016/1011 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten
Artikel 26 Niet-significante benchmarks
Geldend
Geldend vanaf 30-12-2019
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 01-01-2022.
- Bronpublicatie:
18-12-2019, PbEU 2019, L 334 (uitgifte: 27-12-2019, regelingnummer: 2019/2175)
- Inwerkingtreding
30-12-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-12-2019, PbEU 2019, L 334 (uitgifte: 27-12-2019, regelingnummer: 2019/2175)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Europees financieel recht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
De beheerder kan ervoor kiezen artikel 4, lid 2, artikel 4, lid 7, onder c), d) en e), artikel 4, lid 8, artikel 5, leden 2, 3 en 4, artikel 6, leden 1, 3 en 5, artikel 7, lid 2, artikel 11, lid 1, onder b), artikel 11, lid 2, onder b) en c), en artikel 11, lid 3, artikel 13, lid 2, artikel 14, lid 2, artikel 15, lid 2, en artikel 16, leden 2 en 3, niet toe te passen op zijn niet-significante benchmarks.
2.
De beheerder stelt zijn bevoegde autoriteit onmiddellijk in kennis wanneer de niet-significante benchmark van de beheerder de in artikel 24, lid 1, onder a), genoemde drempel overschrijdt. In dat geval voldoet hij binnen drie maanden aan de vereisten die gelden voor significante benchmarks.
3.
Wanneer de beheerder van een niet-significante benchmark ervoor kiest een of meer van de in lid 1 bedoelde bepalingen niet toe te passen, publiceert hij een nalevingsverklaring, die hij bijgewerkt houdt, waarin duidelijk wordt vermeld waarom het voor hem passend is die bepalingen niet na te leven De beheerder verstrekt de nalevingsverklaring aan zijn bevoegde autoriteit.
4.
De relevante bevoegde autoriteit evalueert de in lid 3 van dit artikel bedoelde nalevingsverklaring. De bevoegde autoriteit kan de beheerder ook om bijkomende informatie verzoeken met betrekking tot zijn niet-significante benchmarks overeenkomstig artikel 41 en kan wijzigingen eisen om naleving van deze verordening te garanderen.
5.
ESMA ontwikkelt ontwerpen van technische uitvoeringsnormen voor de ontwikkeling van een model voor de in lid 3 bedoelde nalevingsverklaring.
ESMA dient de in de eerste alinea bedoelde ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 1 april 2017 in bij de Commissie.
De Commissie is bevoegd de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.
6.
De ESMA stelt de ontwerpen van technische reguleringsnormen op tot nadere invulling van de criteria op grond waarvan bevoegde autoriteiten aanpassingen mogen verlangen van de in lid 4 bedoelde nalevingsverklaring.
De ESMA legt die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 1 oktober 2020 voor aan de Commissie.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.