Een nieuwe visie op de afstamming
Einde inhoudsopgave
Een nieuwe visie op de afstamming (R&P nr. PFR5) 2014/11.6:11.6 Rechtsvergelijkend onderzoek met betrekking tot het draagmoederschap
Een nieuwe visie op de afstamming (R&P nr. PFR5) 2014/11.6
11.6 Rechtsvergelijkend onderzoek met betrekking tot het draagmoederschap
Documentgegevens:
mr. P.A.W. Kuijper, datum 24-01-2014
- Datum
24-01-2014
- Auteur
mr. P.A.W. Kuijper
- JCDI
JCDI:ADS393205:1
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Afstamming en adoptie
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Voor een vergelijking met de nabuurlanden wordt weer gebruik gemaakt van de gegevens van het vaker genoemde UCERF-rapport. Hieruit blijkt dat bij draagmoederschappen alleen in Engeland juridisch vader- en moederschap kan worden verkregen op grond van het afstammingsrecht. Dit gebeurt dan via een verzoek voor een ‘parental order’ op grond van sectie 54 van de ‘Human Fertilisation and Embryology Act 2008’.1 Deze wettelijke regeling vereist wel ex lid 1 van deze sectie 54 onder b, dat ‘the gametes of at least one of the applicants were used to bring out the creation of the embryo’. De redactie van dit onderdeel maakt de genetische verwantschap met een van de ouders tot een absoluut vereiste. Een studie van de Universiteit van Cambridge toonde aan, wat overigens niet zo verwonderlijk lijkt, dat de meeste infertiele paren de voorkeur gaven aan kinderen ontstaan uit de eigen gameten. Alleen in noodgevallen was men bereid gameten van donoren te gebruiken. Interessant is zeker de mededeling van het Centre for Family Research dat er in de tijd een opvallende verschuiving heeft plaatsgevonden. Er is een afname in de interesse in spermadonoren, terwijl er een duidelijke toename is in door ICSI ontstane concepties. De getallen spreken voor zich: in 1993 werden 2283 kinderen door middel van spermadonatie geboren, 169 door eiceldonatie en 35 door embryodonatie. In 2006 bleek dat ondanks de toenemende vraag van alleenstaande vrouwen en lesbische paren het totaal aantal kinderen met 10% was gedaald. Er werden nog slechts 693 kinderen door spermadonatie geboren, 74 door embryodonatie en maar liefst 562 door eiceldonatie.2 In het verslag wordt niet duidelijk gemaakt hoe de embryodonaties te rijmen zijn met het absolute vereiste van de genetische verwantschap met één van de wensouders, tenzij de gedoneerde embryo’s werden getransfereerd naar de uterus van de wensmoeder. Alleen in dat geval is er geen sprake van een draagmoeder. Anders zou de interessante vraag hier kunnen zijn: hoe relatief is absoluut?