Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand
Artikel 2
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
13-11-2023, Stcrt. 2023, 31627 (uitgifte: 20-11-2023, regelingnummer: 5009117)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-11-2023, Stcrt. 2023, 31627 (uitgifte: 20-11-2023, regelingnummer: 5009117)
- Vakgebied(en)
Overheidsfinanciën / Bijzondere onderwerpen
1.
Onverminderd het bepaalde in artikel 2a, bedraagt de eigen bijdrage, die een natuurlijk persoon verschuldigd is voor de verlening van rechtsbijstand op basis van een toevoeging in gevallen waarin uitsluitend zijn inkomen of vermogen in aanmerking wordt genomen:
- a.
€ 226, indien het inkomen niet hoger is dan € 22.100;
- b.
€ 417, indien het inkomen meer dan € 22.100 en ten hoogste € 22.800 bedraagt;
- c.
€ 595, indien het inkomen meer dan € 22.800 en ten hoogste € 24.200 bedraagt;
- d.
€ 775, indien het inkomen meer dan € 24.200 en ten hoogste € 26.200 bedraagt; en
- e.
€ 952, indien het inkomen meer dan € 26.200 en ten hoogste € 31.100 bedraagt.
2.
Onverminderd het bepaalde in artikel 2a, bedraagt de eigen bijdrage, die een natuurlijk persoon verschuldigd is voor de verlening van rechtsbijstand op basis van een toevoeging in andere gevallen:
- a.
€ 226, indien het inkomen niet hoger is dan € 30.700;
- b.
€ 417, indien het inkomen meer dan € 30.700 en ten hoogste € 31.800 bedraagt;
- c.
€ 595, indien het inkomen meer dan € 31.800 en ten hoogste € 33.300 bedraagt;
- d.
€ 775, indien het inkomen meer dan € 33.300 en ten hoogste € 37.200 bedraagt; en
- e.
€ 952, indien het inkomen meer dan € 37.200 en ten hoogste € 44.000 bedraagt.
3.
In afwijking van het eerste onderscheidenlijk tweede lid en artikel 2a bedraagt de eigen bijdrage, die een natuurlijk persoon verschuldigd is voor de verlening van rechtsbijstand bestaande uit het geven van eenvoudig rechtskundig advies, in gevallen waarin uitsluitend zijn inkomen of vermogen in aanmerking wordt genomen onderscheidenlijk in andere gevallen:
- a.
€ 89, indien het inkomen ten hoogste € 22.800 onderscheidenlijk ten hoogste € 31.800 bedraagt; en
- b.
€ 149, indien het inkomen meer dan € 22.800 en ten hoogste € 31.100 onderscheidenlijk meer dan € 31.800 en ten hoogste € 44.000 bedraagt.
4.
Indien een natuurlijk persoon blijkens een betalingsbewijs de eigen bijdrage, bedoeld in het derde lid, heeft voldaan, wordt deze in mindering gebracht op de eigen bijdrage die hij in geval van een wijziging van de toevoeging als bedoeld in artikel 24a, tweede lid, van de wet overeenkomstig het eerste of tweede lid voor de verlening van rechtsbijstand op basis van een toevoeging is verschuldigd.
5.
De eigen bijdrage, die een rechtspersoon verschuldigd is voor de verlening van rechtsbijstand op basis van een toevoeging, bedraagt € 952.
6.
Indien aan een rechtzoekende, alvorens deze een toevoeging aanvraagt, in persoon rechtshulp is verleend met betrekking tot zijn individuele rechtsbelang door een voorziening als bedoeld in artikel 7, tweede lid, of artikel 8, tweede lid, van de wet, en in het kader daarvan een diagnosedocument is opgesteld en aan de rechtzoekende ter beschikking is gesteld, wordt de op grond van het eerste, tweede onderscheidenlijk vijfde lid verschuldigde eigen bijdrage met € 61 verlaagd.
7.
In afwijking van het zesde lid wordt de eigen bijdrage, die een natuurlijke persoon verschuldigd is voor de verlening van rechtsbijstand op basis van een toevoeging, verlaagd met € 61 indien de rechtsbijstand wordt verleend:
- a.
in een strafzaak in eerste aanleg jegens een verdachte als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000;
- b.
bij de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28, eerste lid, onderdeel a, van de Vreemdelingenwet 2000;
- c.
bij het inbrengen van een zienswijze tegen het voornemen tot afwijzen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 33 van de Vreemdelingenwet 2000;
- d.
bij het inbrengen van een zienswijze tegen het voornemen tot afwijzen van de aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000;
- e.
bij het inbrengen van een zienswijze tegen het voornemen om een verblijfsvergunning als bedoeld in de artikelen 28 en 33 van de Vreemdelingenwet 2000 in te trekken;
- f.
in een zaak omtrent het opleggen van een sanctie als bedoeld in artikel 5:2 van de Algemene wet bestuursrecht;
- g.
in een zaak in hoger beroep of cassatie.
8.
Het bestuur kan beslissen om de op grond van het eerste, tweede onderscheidenlijk vijfde lid verschuldigde eigen bijdrage met € 61 te verlagen indien van de rechtzoekende, gelet op de omstandigheden van het geval, waaronder begrepen de persoonlijke omstandigheden van de rechtzoekende, redelijkerwijs niet kan worden verlangd dat is voldaan aan het bepaalde in het zesde lid alvorens een toevoeging aan te vragen.
9.
In de gevallen bedoeld in de artikelen 2b en 2c, vindt de verlaging van de eigen bijdrage, genoemd in het zesde, zevende en achtste lid, geen toepassing.