Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand
Artikel 2a
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
13-11-2023, Stcrt. 2023, 31627 (uitgifte: 20-11-2023, regelingnummer: 5009117)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-11-2023, Stcrt. 2023, 31627 (uitgifte: 20-11-2023, regelingnummer: 5009117)
- Vakgebied(en)
Overheidsfinanciën / Bijzondere onderwerpen
1.
In afwijking van artikel 2, eerste tot en met derde lid, is een natuurlijk persoon een hogere eigen bijdrage verschuldigd indien de toevoeging ziet op de verlening van rechtsbijstand bij verzoeken die voortkomen uit de verbreking van een huwelijkse of niet-huwelijkse relatie en gegrond zijn op Titel 5A tot en met 10, 14, afdelingen 1 tot en met 3a, 5 en 6, 15 en 17, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
2.
In de gevallen genoemd in het eerste lid, bedraagt de eigen bijdrage die een natuurlijk persoon, verschuldigd is voor de verlening van rechtsbijstand op basis van een toevoeging waarin uitsluitend zijn inkomen of vermogen in aanmerking wordt genomen:
- a.
€ 394, indien het inkomen niet hoger is dan € 22.100;
- b.
€ 474, indien het inkomen meer dan € 22.100 en ten hoogste € 22.800 bedraagt;
- c.
€ 656, indien het inkomen meer dan € 22.800 en ten hoogste € 24.200 bedraagt;
- d.
€ 834, indien het inkomen meer dan € 24.200 en ten hoogste € 26.200 bedraagt; en
- e.
€ 984, indien het inkomen meer dan € 26.200 en ten hoogste € 31.100 bedraagt.
3.
In de gevallen genoemd in het eerste lid, bedraagt de eigen bijdrage die een natuurlijk persoon verschuldigd is voor de verlening van rechtsbijstand op basis van een toevoeging in andere gevallen:
- a.
€ 394, indien het inkomen niet hoger is dan € 30.700;
- b.
€ 477, indien het inkomen meer dan € 30.700 en ten hoogste € 31.800 bedraagt;
- c.
€ 656, indien het inkomen meer dan € 31.800 en ten hoogste € 33.300 bedraagt;
- d.
€ 834, indien het inkomen meer dan € 33.300 en ten hoogste € 37.200 bedraagt; en
- e.
€ 984, indien het inkomen meer dan € 37.200 en ten hoogste € 44.000 bedraagt.
4.
In afwijking van het tweede onderscheidenlijk derde lid bedraagt de eigen bijdrage, die een natuurlijk persoon verschuldigd is voor de verlening van rechtsbijstand bestaande uit het geven van eenvoudig rechtskundig advies, in gevallen waarin uitsluitend zijn inkomen of vermogen in aanmerking wordt genomen onderscheidenlijk in andere gevallen:
- a.
€ 124, indien het inkomen ten hoogste € 22.000 onderscheidenlijk ten hoogste € 30.700 bedraagt; en
- b.
€ 164, indien het inkomen meer dan € 22.000 en ten hoogste € 30.000 onderscheidenlijk meer dan € 30.700 en ten hoogste € 42.400 bedraagt.
5.
Het bestuur kan beslissen om de op grond van het tweede of derde lid verschuldigde eigen bijdrage te verlagen naar de eigen bijdrage die verschuldigd is op grond van artikel 2, eerste of tweede lid, indien van de rechtzoekende, gelet op diens financiële situatie, redelijkerwijs niet kan worden verlangd dat de rechtzoekende de hogere eigen bijdrage betaalt voor een toevoeging op grond van het eerste lid.