EHRM 27 november 2008, nr. 36391/02, NJ 2009, 214.
HR, 16-11-2010, nr. 09/01066
ECLI:NL:HR:2010:BN7733
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
16-11-2010
- Zaaknummer
09/01066
- Conclusie
Mr. Knigge
- LJN
BN7733
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2010:BN7733, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 16‑11‑2010; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BN7733
ECLI:NL:PHR:2010:BN7733, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 14‑09‑2010
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2010:BN7733
- Vindplaatsen
Uitspraak 16‑11‑2010
Inhoudsindicatie
Het Hof heeft nagelaten de wettelijke voorschriften te vermelden waarop de strafoplegging berust. De HR herstelt ex art. 441 Sv dit verzuim.
16 november 2010
Strafkamer
nr. 09/01066
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 13 november 2008, nummer 21/003559-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. B.P. de Boer en mr. A.J. van der Velden, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het eerste en het tweede middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het derde middel
3.1. Het middel klaagt dat het Hof heeft nagelaten de wettelijke voorschriften te vermelden waarop de strafoplegging berust.
3.2. Het middel is gegrond. De Hoge Raad zal met toepassing van art. 441 Sv dit verzuim herstellen.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren W.M.E. Thomassen en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op 16 november 2010.
Conclusie 14‑09‑2010
Mr. Knigge
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Verdachte is door het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, wegens ‘medeplegen van schuldheling’ veroordeeld tot een geldboete van € 350, --, subsidiair 7 dagen hechtenis.
2.
Er bestaat samenhang tussen de zaken met de nummers 09/01067 en 09/01066. In beide zaken zal ik vandaag concluderen.
3.
Namens verdachte hebben mrs. B.P. de Boer en A.J. van der Velden, advocaten te Amsterdam, drie middelen van cassatie voorgesteld.
4.
Het eerste middel bevat de klacht dat het Hof Arnhem zich ten onrechte bevoegd heeft verklaard van de zaak kennis te nemen, dan wel dat het Hof Amsterdam ten onrechte zitting heeft gehouden in Arnhem, aangezien — kort gezegd — de wettelijke basis voor de aanwijzing van Arnhem als nevenzittingsplaats ontbreekt.
5.
Gelet op HR 7 juli 2009, LJN BI3413, NJ 2010, 44,m.nt. Borgers — dat is gewezen naar aanleiding van een middel dat in veel opzichten met het onderhavige overeenkomt — faalt het middel.
6.
Het tweede middel klaagt, met een beroep op de uitspraak van het EHRM in de zaak Salduz1., over het ontbreken van rechtsbijstand bij het politieverhoor.
7.
Anders dan de steller van het middel meent, kan deze klacht niet met succes voor het eerst in cassatie worden gedaan (HR 30 juni 2009, LJN BH3084, NJ 2009, 351,m.nt. Schalken, rov. 3.2.). Daarom faalt het middel.
8.
Het derde middel klaagt dat het Hof heeft verzuimd de toepasselijke wettelijke voorschriften te vermelden.
9.
Deze klacht is terecht voorgedragen. Het arrest bevat wel een tekstblok met het kopje ‘Toepasselijke wettelijke voorschriften’, maar op de plaats waar de wetsartikelen hadden moeten worden vermeld, is niets ingevuld. In de samenhangende zaak tegen de medeverdachte haalde het Hof de artt. 23, 24, 24c, 47 en 417bis Sr aan. De Hoge Raad kan de misslag op voet van art. 441 Sv herstellen en de zojuist genoemde wetsartikelen alsnog vermelden, met uitzondering van art. 24 Sr.2.
10.
Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
11.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend voor zover daarin niet de wettelijke voorschriften waarop de oplegging van de straf berust, zijn vermeld; tot vermelding van de artikelen 23, 24c, 47 en 417bis Sr als wettelijke voorschrift waarop de strafoplegging berust; en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 14‑09‑2010
Vgl. HR 19 februari 1985, NJ 1985, 532.