Einde inhoudsopgave
De kredietwaardigheidstoets bij kredietverlening aan consumenten (R&P nr. FR19) 2020/7.3.3.3
7.3.3.3 Een kredietgevergerichte benadering
Mr. dr. J.M. Meindertsma, datum 01-06-2020
- Datum
01-06-2020
- Auteur
Mr. dr. J.M. Meindertsma
- JCDI
JCDI:ADS210080:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Voetnoten
Voetnoten
De kredietgever heeft overigens met meer risico’s te maken dan het kredietrisico, zie bijvoorbeeld Mukminov 2015, p. 6 en 7.
Bandyopadhyay 2016, p. 3 en 4.
Atamer 2011, p. 181 en 182.
De stempels ‘goed’ en ‘slecht’ zijn afgeleid uit de literatuur waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen een bad and good debtor. Zie bijvoorbeeld Hynes & Posner 2002, p. 174.
Posner 2014, p. 624.
Zie Gonzalez 2008, p. 33 e.v. en Bikker & Vervliet 2017, p. 7. Overigens ben ik me ervan bewust dat er discussies zijn over de precieze impact van dergelijke factoren op de risicobereidheid van kredietgevers. Ik wil enkel duidelijk maken dat dezelfde kredietgever niet altijd hetzelfde hoeft te reageren op hetzelfde kredietrisico.
Gonzalez 2008, p. 38.
Zie Bandyopadhyay 2016, p. 12. Zie in algemenere zin ook Posner 2014, p. 591 e.v.
Zie over diversificatie bijvoorbeeld Berger e.a. 2010. Er is overigens een tegenhanger van diversificatie, te weten specialisatie. In dat geval wordt enkel krediet verleend aan een bepaalde groep. Omdat de kredietgever in dit geval beschikt over specifieke kennis en ervaring, is hij beter in staat om het kredietrisico op waarde te schatten. Ook deze strategie heeft impact op individuele kredietbeslissingen. Denk aan de kredietaanvraag die wordt afgewezen omdat de betreffende consument zich buiten het expertisegebied van de kredietgever bevindt.
Zie Posner 2009, p. 21 – 22 en Dowd 2008, p. 4. Zie ook paragraaf 7.2.2.2.
Overigens zijn ook de medewerkers mensen die met soortgelijke gedragsmatige problemen worstelen als de consument. Een medewerker die nog nooit een kredietcrisis heeft meegemaakt is mogelijk minder terughoudend dan een medewerker die een dergelijke crisis wel heeft meegemaakt.
De kredietgever voert een eigen kredietwaardigheidstoets uit. Deze toets richt zich primair op de vraag of de consument kan terugbetalen.1 Deze vraag wordt ook wel geassocieerd met het kredietrisico. Dit risico ziet op de kans dat de kredietvordering niet (volledig) wordt voldaan en valt uiteen in een terugbetaal- en herstelrisico.2 Het terugbetaalrisico gaat over het scenario dat de consument niet voldoet aan de terugbetaalplichten. Het herstelrisico ziet op het scenario dat het terugbetaalrisico zich heeft verwezenlijkt en richt zich op de eventuele mogelijkheden om de openstaande vordering alsnog voldaan te krijgen. Het bestaan van het herstelrisico laat zien dat het voor de kredietgever verantwoord kan zijn om krediet te verstrekken aan iemand met een hoog terugbetaalrisico. Als diegene eenmaal een betaalachterstand heeft opgebouwd, kan de kredietgever een negatief rendement op zijn investering eventueel voorkomen door bijvoorbeeld het onderpand te verkopen. Overigens kan een hoog terugbetaalrisico mede worden gecompenseerd middels herfinancieringen. Denk bijvoorbeeld aan de situatie waarin de consument, met een zeer beperkte betaalcapaciteit, € 100 leent en dit bedrag, inclusief rente, niet volledig uit eigen middelen kan terugbetalen. Deze consument kan zich vervolgens genoodzaakt zien om voor de aflossing van dit krediet een nieuw krediet te nemen. Na verloop van tijd heeft de consument die € 100 terugbetaald, maar heeft hij (veel) meer rente betaald dan in eerste instantie is afgesproken. Zolang de consument een langere tijd ‘iets’ blijft terugbetalen, kan de krediettransactie dus alsnog met winst worden afgesloten:
“Even if the bank knows that its borrower is highly likely to bankrupt and that the loan will be written off in whole or in part, he does not care, because he makes back his investment in penalty interest and fees relatively quickly regardless of the remaining principal balance. As long as card issuers can optimize default rates and externalize losses to other parties, increased delinquency rates will be welcomed.”3
Hierna wordt aangenomen dat de kredietgever een kredietwaardigheidstoets uitvoert om een onderscheid te maken tussen een goede en een slechte consument. Een goede consument staat gelijk aan een acceptabel kredietrisico en is daarom kredietwaardig. Een slechte consument staat symbool voor een onacceptabel kredietrisico en is daarom niet-kredietwaardig.4 Hoewel de kredietgever niet elk kredietrisico zal accepteren, is het vanzelfsprekend ook niet zo dat hij geen enkel kredietrisico zal accepteren. Dat laatste strookt immers niet met het streven naar winstmaximalisatie.5 Tegelijkertijd moet worden bedacht dat de kredietgever niet altijd akkoord gaat met hetzelfde kredietrisico. Het is daarom dus denkbaar dat dezelfde consument met hetzelfde kredietrisico op het ene moment meer krediet kan krijgen van dezelfde kredietgever dan op een ander moment. Zo is een hogere risicobereidheid van de kredietgever bijvoorbeeld in verband gebracht met een verhoogde mate van concurrentie, de mogelijkheid van de kredietgever om kredietvorderingen over te dragen aan derden en de verwachting dat de overheid noodlijdende instellingen financieel zal ondersteunen.6 In dezelfde zin kunnen kredietgevers meer risico’s nemen in tijden van recessie en veel concurrentie:
“This behavior may take several forms, including a loosening of creditworthiness requirements and the possibility that loan sizes may increase beyond those suggested by the original lending technology. Lenders attempt to retain good borrowers by granting larger loans and competitors attempt to attract them by offering even larger loans or lending despite the existing debt level of applicants.”7
Ook de keuzes over de inrichting van de kredietportefeuille – waarin individuele kredieten zijn ondergebracht – kunnen verklaren waarom de kredietgever niet altijd hetzelfde kredietrisico accepteert. Ter illustratie kan worden gewezen op de kredietgever die is overgegaan tot diversificatie van zijn kredietportefeuille.8 Met diversificatie wordt getracht het concentratierisico binnen de portefeuille te beperken. Hoe groter het deel van de verstrekte kredieten dat is blootgesteld aan een specifieke factor, hoe groter het concentratierisico. Denk bijvoorbeeld aan de kredieten die zijn verstrekt aan consumenten die werkzaam zijn bij dezelfde werkgever. Een faillissement van laatstgenoemde zal een aanzienlijke impact kunnen hebben op de winstgevendheid van de kredietportefeuille. Om dit risico te beperken, kan de kredietgever er bijvoorbeeld voor kiezen om (meer) krediet te verstrekken aan consumenten die werkzaam zijn bij andere werkgevers. Een mogelijk gevolg hiervan is echter dat een kredietaanvraag kan worden afgewezen ook al is het kredietrisico van de consument, op zichzelf bezien, acceptabel. In dat geval is het plafond bereikt en heeft de vergelijkbare consument voor hem de laatst beschikbare plek ingenomen.9
Ter verduidelijking wordt erop gewezen dat de medewerkers van de kredietgever niet per definitie handelen in het belang van de kredietgever. De belangen tussen deze partijen lopen namelijk niet altijd parallel. Het is daarom mogelijk dat een medewerker iemand te snel als goed bestempelt en aldus te veel risico neemt. Dergelijk gedrag kan bijvoorbeeld voortvloeien uit het beloningsbeleid van de kredietgever – welke bijvoorbeeld is gekoppeld aan het aantal verstrekte kredieten – en de verwachting van de medewerker dat hij niet lang voor dezelfde kredietgever zal werken.10 In dit scenario profiteert de medewerker immers van het beloningsbeleid, maar is hij niet meer aanwezig als de risico’s zich eventueel verwezenlijken. In het vervolg wordt echter aangenomen dat medewerkers in het belang van de kredietgever handelen.11