Einde inhoudsopgave
De kredietwaardigheidstoets bij kredietverlening aan consumenten (R&P nr. FR19) 2020/7.1
7.1 Inleiding
Mr. dr. J.M. Meindertsma, datum 01-06-2020
- Datum
01-06-2020
- Auteur
Mr. dr. J.M. Meindertsma
- JCDI
JCDI:ADS210126:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Voetnoten
Voetnoten
Ook in het Nederlandse recht moet de kredietgever immers een kredietwaardigheidstoets uitvoeren in het belang van de consument.
Braspenning wijst in dit verband op een paradigmaverschuiving binnen de (rechts)wetenschap waarbij het beeld van de rationeel handelende consument terrein verliest aan de inzichten uit de gedragseconomie. Zie Braspenning 2017, p. 124 e.v. Overigens is in de literatuur aangenomen dat een professionele onderneming (redelijk) rationeel handelt. Zo is bijvoorbeeld de neiging tot zelfoverschatting minder aanwezig bij ondernemingen. Zie Posner 2014, p. 21 en Sunstein, Jols & Thaler 1998, p. 1525.
In dit hoofdstuk wordt de kredietwaardigheidstoets geplaatst in een economisch perspectief. Meer concreet wordt nagegaan hoe bepaalde kredietpartijen een kredietbeslissing zullen nemen en waar zich, in verschillende relaties, precies de gevaren van overkreditering bevinden. Daarbij wordt uitgegaan van een situatie waarin het recht geen kredietwaardigheidstoets voorschrijft. De opbouw van dit hoofdstuk is als volgt. Ten eerste worden verschillende kredietpartijen geïntroduceerd, te weten een rationele consument, een gedragsmatig stuurbare consument en een rationele kredietgever (par. 7.2). Ten tweede wordt ingegaan op de manier waarop de rationele kredietpartijen hun eigen kredietwaardigheidstoets zullen uitvoeren (par. 7.3). Daarbij is voorts aandacht voor de situatie waarin de kredietgever een kredietwaardigheidstoets uitvoert namens de consument.1 Ten derde wordt nagegaan wat er verandert als de rationele consument wordt ingeruild voor een gedragsmatig stuurbare consument (par. 7.4). Laatstgenoemde consument slaagt er, anders dan de rationele consument, niet altijd in om een verantwoorde kredietbeslissing te nemen. In de conclusie worden de bevindingen in een samenvattend overzicht geplaatst (par. 7.5).
Voor de duidelijkheid wordt opgemerkt dat dit hoofdstuk moet worden gezien als een gedachte-experiment welke is gericht op het in kaart brengen van de gevaren van overkreditering in een rationele en in een niet-rationele wereld. Er wordt daarmee dus niet gezegd dat consumenten in werkelijkheid altijd rationeel of gedragsmatig stuurbaar zijn.2