Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake de heffing van rechten voor het gebruik van bepaalde wegen door zware vrachtwagens
Artikel 4 Uitzonderingen van de verplichting tot het betalen van het gebruiksrecht (vrijstellingen)
Geldend
Geldend van 01-05-2019 tot 31-12-2029
- Redactionele toelichting
Bij de wijziging van 22-03-2000, Trb. 95, is in het Tractatenblad is lid 2 niet genummerd.
- Bronpublicatie:
06-12-2017, Trb. 2018, 2 (uitgifte: 11-01-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-05-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-05-2019, Trb. 2019, 77 (uitgifte: 20-05-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Internationaal publiekrecht / Vrij verkeer
1.
Militaire voertuigen, voertuigen van de burgerbescherming, de brandweer en andere diensten voor eerstehulpverlening, alsook voertuigen voor de ordehandhaving en voertuigen voor de aanleg en het onderhoud van de wegen zijn vrijgesteld van het in artikel 3 bedoelde gebruiksrecht.
2.
Elk der Verdragsluitende Partijen kan binnen haar grondgebied voertuigen als bedoeld in artikel 6, tweede lid, onder b, van de richtlijn vrijstellen van het in artikel 3 bedoelde gebruiksrecht.
3.
Een voorwaarde voor vrijstelling van het in het eerste lid bedoelde gebruiksrecht is dat de voertuigen aan de buitenkant herkenbaar zijn als bestemd voor de in dat lid genoemde doeleinden. In het geval van het tweede lid delen de Verdragsluitende Partijen elkaar alsmede de Europese Commissie mede voor welke voertuigen zij vrijstelling van het gebruiksrecht verlenen.
4.
In het geval van samengestelde voertuigen (combinaties) is het motorvoertuig doorslaggevend voor de vrijstelling van de combinatie.