Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake de heffing van rechten voor het gebruik van bepaalde wegen door zware vrachtwagens
Artikel 13 Verdeling van inkomsten uit het gebruiksrecht
Geldend
Geldend van 01-05-2019 tot 31-12-2029
- Bronpublicatie:
06-12-2017, Trb. 2018, 2 (uitgifte: 11-01-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-05-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-05-2019, Trb. 2019, 77 (uitgifte: 20-05-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Internationaal publiekrecht / Vrij verkeer
1.
Inkomsten uit het gebruiksrecht die worden verworven binnen het grondgebied van een Verdragsluitende Partij waar het gemeenschappelijk gebruiksrecht wordt geheven, vallen toe aan deze Verdragsluitende Partij.
De inkomsten die afkomstig zijn van de vervoersondernemingen van de Verdragsluitende Partijen binnen wier grondgebied het gemeenschappelijk gebruiksrecht wordt geheven, worden tussen deze Verdragsluitende Partijen gecorrigeerd overeenkomstig het tweede lid.
Inkomsten uit het gebruiksrecht die afkomstig zijn van voertuigen die geregistreerd staan buiten het grondgebied van de Verdragsluitende Partijen waar het gemeenschappelijk gebruiksrecht wordt geheven, worden overeenkomstig het derde lid vastgesteld en tussen deze Verdragsluitende Partijen verdeeld.
2.
Inkomsten uit het gebruiksrecht die afkomstig zijn van de vervoersondernemingen van de Verdragsluitende Partijen waar het gemeenschappelijk gebruiksrecht wordt geheven, worden tussen twee Verdragsluitende Partijen gecorrigeerd op basis van de hoogte van het gebruiksrecht, het gemiddelde aantal afgelegde kilometers per motorvoertuig en het aantal kilometers dat de vervoersondernemingen van de ene Verdragsluitende Partij in 1992 hebben afgelegd binnen het grondgebied van een andere Verdragsluitende Partij. De Verdragsluitende Partijen verstrekken elkaar hiertoe de vereiste statistische gegevens. Twee of meer Verdragsluitende Partijen kunnen besluiten af te zien van correctie van de inkomsten uit het gemeenschappelijk gebruiksrecht.
De correctie geschiedt aan de hand van de volgende formule:
C (D−E) = F, waarbij C = A/B
A = jaarlijks gebruiksrecht ad 1.250 euro,
B = gemiddeld afgelegde afstand van 130.000 km per jaar,
C = hoogte van het gemeenschappelijk gebruiksrecht per afgelegde kilometer,
D = aantal kilometers afgelegd in Verdragsluitende Partij A door voertuigen uit Verdragsluitende Partij B,
E = aantal kilometers afgelegd in Verdragsluitende Partij B door voertuigen uit Verdragsluitende Partij A,
F = te corrigeren bedrag.
3.
Ten behoeve van de verdeling stellen de Verdragsluitende Partijen waar het gemeenschappelijk gebruiksrecht wordt geheven, eerst de hoogte vast van de aan hen betaalde gebruiksrechten voor voertuigen die geregistreerd staan buiten het grondgebied van deze Verdragsluitende Partijen. De vaststelling geschiedt steeds aan het eind van het lopende kalenderjaar, voor het eerst op 31 december 1995, voor het afgelopen jaarlijkse betalingstijdvak. Zij doen hiervan binnen drie maanden een mededeling toekomen aan de andere Verdragsluitende Partijen waar het gemeenschappelijk gebruiksrecht wordt geheven.
Deze Verdragsluitende Partijen controleren gezamenlijk de opgestelde mededelingen en stellen gezamenlijk de juistheid ervan vast.
De aldus vastgestelde inkomsten uit het gebruiksrecht worden als volgt onder de verdragsluitende partijen verdeeld:
- —
Het Koninkrijk Denemarken ontvangt 20,456 % van de inkomsten.
- —
Het Groothertogdom Luxemburg ontvangt 5,226 % van de inkomsten.
- —
Het Koninkrijk der Nederlanden ontvangt 45,989 % van de inkomsten.
- —
Het Koninkrijk Zweden ontvangt 28,329 % van de inkomsten.
Bij unaniem besluit van de Verdragsluitende Partijen kunnen deze percentages worden veranderd op basis van statistische gegevens waaruit blijkt in hoeverre de desbetreffende vervoersondernemingen gebruik hebben gemaakt van de infrastructuur van iedere Verdragsluitende Partij die het gemeenschappelijk stelsel van gebruiksrechten toepast. In dat geval verstrekken de Verdragsluitende Partijen elkaar hiertoe de vereiste statistische gegevens.
4.
De Verdragsluitende Partijen stellen de volgens de hierboven beschreven methoden berekende verrekeningsbedragen unaniem vast en voeren de verrekening uit binnen een maand na de vaststelling van de verrekeningsbedragen.