2.2.2.4 De wijzigingen van het Wetboek in 1896 ('Lex Hartogh')

15 In dit verband dient ten slotte en eveneens volledigheidshalve nog te worden gewezen op de zogenoemde Lex Hartogh van 18961, waarbij het toen geldende burgerlijk procesrecht in een aantal opzichten vrij ingrijpend is gewijzigd. Met name is toen een wijze van procederen in civiele zaken ingevoerd - in de vorm van schriftelijke conclusies en terugdringing van de mondelinge behandeling - die tot de herziening op 1 januari 2002 van het burgerlijk procesrecht in belangrijke mate in Nederland heeft gegolden.2 Voor het derdenbeslag heeft een en ander echter geen belangrijke wijzigingen meegebracht. Het executoriaal derdenbeslag is zelfs geheel ongewijzigd gebleven, terwijl het conservatoir derdenbeslag alleen op een aantal ondergeschikte punten is verbeterd. Bij deze wet is echter wel ingevoerd de regeling van het conservatoir eigenbeslag (art. 757a-757d), welke figuur een vrij sterke overeenkomst vertoont met derdenbeslag. Men zou zelfs kunnen zeggen dat het daarvan een 'species' is, terwijl daarmee ook samenloop mogelijk is (zie daarover § 9.5). Overigens is pas bij de herziening van het beslag- en executierecht per 1 januari 1992 de executoriale tegenhanger van het conservatoir eigenbeslag (officieel: 'beslag onder de schuldeiser zelf) ingevoerd (art. 479h-479k). Bij de Wet Hartogh is voorts ook nog de mogelijkheid tot het leggen van conservatoir mantaal beslag ingevoerd (art. 808a-808j), welk beslag sinds 1 januari 1992 uitdrukkelijk ook als derdenbeslag kan worden gelegd (art. 770). Ook onder het oude recht werd dat overigens reeds aangenomen (zie daarover verder § 6.433).