Einde inhoudsopgave
Drie beginselen van fiscale rechtsbescherming (FM nr. 77) 2000/
Verhandeling
Dr. R.H. Happé, datum 06-11-2000
- Datum
06-11-2000
- Auteur
Dr. R.H. Happé
- JCDI
JCDI:ADS393730:1
- Vakgebied(en)
Fiscaal bestuursrecht (V)
Fiscaal procesrecht / Algemeen
Bestuursrecht algemeen / Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
Fiscaal bestuursrecht / Algemeen
Fiscaal procesrecht (V)
Fiscaal bestuursrecht / Algemene rechtsbeginselen en abbb
Voetnoten
Voetnoten
Ook in de gevallen dat er meteen door de rechter een voorrangsregel gegeven wordt, vindt er vaak in latere arresten nog een verfijning van de criteria plaats. Dit is inherent aan het proces van de rechtsvinding. Een voorbeeld hiervan is de jurisprudentie inzake de zgn. meerderheidsregel. De meerderheidsregel houdt in dat een belastingplichtige, die tot een bepaalde groep behoort, op dezelfde wijze moet worden behandeld als de andere groepsleden, mits deze een meerderheid vormen. Aldus HR 17 juni 1992, nr. 27048, BNB 1992/295. Aanvankelijk was onduidelijk hoe gevallen, waarin de inspecteur nog kon navorderen, daarbij moesten worden geduid. Behoorden ze tot de meerderheid of niet? In een later arrest, HR 5 oktober 1994, nr. 29839, BNB 1995/7, verfijnde de Hoge Raad zijn meerderheidsregel op dit punt. Zie verder 3.4.2 en R.H. Happé, De opmars van het gelijkheidsbeginsel voltooid?, WFR 1993/6042.
Uit het voorafgaande kan de indruk ontstaan dat met de doorbraak van het vertrouwens- en gelijkheidsbeginsel ook de rechtsbescherming voor het gehele gebied van de toepassing van het belastingrecht duidelijk was. Voor sommige onderdelen was dit min of meer het geval1, maar voor andere delen niet. In zoverre heeft de doorbraak zich stapsgewijs voorgedaan en zich langzamerhand uitgespreid over het gehele gebied van de toepassing. De rechtsbescherming is na de eerste doorbraak eerder voortgeschreden dan doorgebroken. Hierna worden twee voorbeelden gegeven van een ontwikkeling in fasen. In het eerste geval was er reeds in 1978 door de Hoge Raad met betrekking tot het vertrouwensbeginsel een principiële opening gegeven. Het duurde echter tot 1990 voordat een voorrangsregel beschikbaar kwam die de facto de uitbreiding van de rechtsbescherming inhoud gaf. Het tweede voorbeeld betreft een gebied van het gelijkheidsbeginsel waarvoor wel vrij snel een voorrangsregel voorhanden was. Op grond van deze voorrangsregel, voor het eerst geformuleerd in BNB 1979/211, vielen bepaalde situaties regel niet onder de rechtsbescherming van het gelijkheidsbeginsel. In een later arrest, HR 17 juni 1992, nr. 27048, BNB 1992/295, voerde de Hoge Raad een nieuwe voorrangsregel in, waardoor die situaties ook onder de vigeur van het gelijkheidsbeginsel vielen.
Met de schets van deze voorbeelden zal eveneens duidelijk worden dat de rechtsbescherming sinds de doorbraakarresten van 1978 en 1979 steeds verder in betekenis is toegenomen. De rechter is zich meer rekenschap gaan geven van de belangen van de belastingplichtige. De vraag wordt steeds meer hoe de belastingplichtige de gedragingen van de fiscus heeft kunnen en mogen begrijpen in plaats van hoe de fiscus zijn eigen gedragingen heeft bedoeld.