Einde inhoudsopgave
Vissersvaartuigenbesluit 2002
Artikel 5.18 Hoofdbrandblusleidingen
Geldend
Geldend vanaf 20-02-2002
- Bronpublicatie:
11-01-2002, Stb. 2002, 60 (uitgifte: 19-02-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
20-02-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-01-2002, Stb. 2002, 60 (uitgifte: 19-02-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Zeevervoer
1
a.
Indien meer dan één brandkraan is voorgeschreven om te kunnen voorzien in het aantal stralen water, zoals bedoeld in artikel 5.19, tweede lid, onderdeel a, is er een hoofdbrandblusleiding aangebracht.
b.
Hoofdbrandblusleidingen hebben geen andere aansluitingen dan die welke voor de brandbestrijding zijn vereist, met uitzondering van aansluitingen die zijn aangebracht om het dek te wassen, de ankerkettingen schoon te spuiten en de lensejectoren te bedienen, onder voorwaarde dat de doelmatigheid van het brandblussysteem gehandhaafd blijft.
c.
In hoofdbrandblusleidingen zijn op doelmatige plaatsen aftapkranen aangebracht om beschadiging door bevriezing te voorkomen.
2
a.
De doorlaat van de hoofdbrandblusleiding en van de aftakkingen daarvan is groot genoeg voor een doelmatige verwerking van de maximaal voorgeschreven opbrengst van twee gelijktijdig werkende brandbluspompen. De doorlaat behoeft echter niet groter te zijn dan voor de verwerking van 140 m3/uur nodig is.
b.
Wanneer de onder a genoemde opbrengst, geleverd door de aldaar genoemde pompen, wordt verwerkt door straalpijpen als omschreven in artikel 5.19, vijfde lid, gekoppeld aan slangen die zijn aangesloten op in elkaars nabijheid gelegen brandkranen, kan bij alle brandkranen ten minste een druk van 0,25 N/mm2 worden gehandhaafd.