Einde inhoudsopgave
Besluit omzetbelasting terbeschikkingstelling personeel
6.3 Het uitlenen van personeel als nauw samenhangende prestatie binnen de vrijstelling voor het verzorgen van onderwijs
Geldend
Geldend vanaf 15-06-2024
- Bronpublicatie:
07-06-2024, Stcrt. 2024, 17448 (uitgifte: 14-06-2024, regelingnummer: 2024-13855)
- Inwerkingtreding
15-06-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-06-2024, Stcrt. 2024, 17448 (uitgifte: 14-06-2024, regelingnummer: 2024-13855)
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting / Levering van goederen en diensten
Omzetbelasting / Vrijstelling
De vrijstelling van btw voor het verzorgen van onderwijs (artikel 11, eerste lid, onderdeel o, van de wet) geldt ook voor de diensten die daarmee nauw samenhangen.
Het ter beschikking stellen door onderwijsinstellingen van (onderwijzend) personeel is onder voorwaarden aan te merken als een nauw met het verzorgen van onderwijs samenhangende prestatie.1. Er is sprake van een nauw met het verzorgen van onderwijs samenhangende prestatie als:
- a.
de uitlenende onderwijsinstelling voor zijn hoofdprestatie de vrijstelling toepast van artikel 11, eerste lid, onderdeel o, van de wet;
- b.
de inlener het personeelslid inzet voor prestaties als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel o, van de wet;
- c.
de terbeschikkingstelling van het personeelslid onontbeerlijk is voor het verrichten van de vrijgestelde onderwijsprestaties. De inlener hoeft daarbij niet steeds zelf een onderwijsinstelling te zijn;2. en
- d.
de terbeschikkingstelling er niet in hoofdzaak toe strekt extra opbrengsten te verkrijgen met prestaties die worden verricht in rechtstreekse mededinging met commerciële ondernemers die aan de heffing van btw zijn onderworpen.
Aangenomen kan worden dat aan voorwaarde d is voldaan als de vergoeding voor het ter beschikking stellen van het personeelslid beperkt blijft tot de brutoloonkosten van dat betrokken personeelslid. Tevens geldt dat het berekenen van een redelijke kostenvergoeding van maximaal 5% van de brutoloonkosten voor de werkzaamheden die zijn verbonden aan het optreden als formeel werkgever geen belemmering vormt om de btw-heffing buiten toepassing te laten. Als de uitlener extra opbrengsten verwerft boven dit percentage dan is btw-heffing aan de orde als met de terbeschikkingstelling in concurrentie wordt getreden met commerciële ondernemers die vergelijkbaar personeel ter beschikking stellen.
ad c. De terbeschikkingstelling is onontbeerlijk voor het verzorgen van onderwijs
Aan deze voorwaarde is voldaan als zonder de terbeschikkingstelling van het (onderwijzend) personeel niet hetzelfde niveau en dezelfde kwaliteit van het onderwijs is verzekerd. Het ter beschikking gestelde (onderwijzend) personeel moet beschikken over een zodanig kwalificatieniveau dat de inlenende onderwijsinstelling daarmee kan voldoen aan haar onderwijsverplichting. De Hoge Raad heeft met de beslissing in het Cito-arrest3. een nadere invulling gegeven aan de voorwaarde. In dat arrest heeft de Hoge Raad beslist dat binnen het Nederlandse onderwijsstelsel de kennis en ervaring die de docenten van erkende onderwijsinstellingen in de dagelijkse praktijk opdoen bij het geven van onderwijs van groot belang worden geacht bij het ontwikkelen en opstellen door Cito van de landelijke eindexamens ter afsluiting van (en daarom ook deel uitmakend van) het voortgezet onderwijs. Het door onderwijsinstellingen voor dat doel ter beschikking stellen van in dienst zijnde docenten aan Cito waarborgt de kwaliteit van de eindexamens en optimaliseert de wijze waarop de examens tot stand komen. Aangezien eindexamens een niet weg te denken onderdeel vormen van het voortgezet onderwijs moeten dergelijke onderwijsondersteunende diensten worden aangemerkt als nauw met onderwijs samenhangende diensten.
Aan de voorwaarde kan zijn voldaan als een directeur (met onderwijsbevoegdheid) van een basisschool wordt uitgeleend aan een andere basisschool4. of een uitgeleend personeelslid leerkrachten van de inlenende onderwijsinstelling vakinhoudelijk ondersteunt en adviseert.5. Ook kan gedacht worden aan het uitlenen door een school van ambulante begeleiders die kinderen met een functiebeperking in de klas begeleiden. Voorbeelden van werkzaamheden die niet dezelfde kwaliteit van het onderwijs waarborgen zijn ondersteunende werkzaamheden op facilitair, financieel en administratief gebied.
ad d. De terbeschikkingstelling strekt niet in hoofdzaak tot het verkrijgen van extra opbrengsten
Met betrekking tot deze voorwaarde heeft het Hof Den Haag vastgesteld dat de terbeschikkingstelling van leraren door het Horizon College onder de daar genoemde omstandigheden er niet in hoofdzaak toe strekt haar extra opbrengsten te verschaffen door de uitvoering van handelingen die worden verricht in rechtstreekse mededinging met die van commerciële ondernemingen die aan heffing van btw zijn onderworpen.6.
Op grond van deze beslissing ben ik van mening dat een onderwijsinstelling die (onderwijzend) personeel ter beschikking stelt daarmee in ieder geval niet in hoofdzaak de bedoeling heeft extra opbrengsten te verwerven als:
- 1.
het ter beschikking stellen van dat personeel een bijkomende activiteit is van de uitlenende onderwijsinstelling. Daarbij wordt het (onderwijzend) personeel dat naar verwachting niet (volledig) kan worden ingezet voor de primaire onderwijsactiviteit van die instelling tegen vergoeding ter beschikking gesteld aan een andere onderwijsinstelling. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als het (onderwijzend) personeel ten opzichte van het leerlingenaantal boventallig is of als het (onderwijzend) personeel ter beschikking wordt gesteld in het kader van een gezamenlijk onderwijsproject;
- 2.
het aantal ter beschikking gestelde personeelsleden gering is ten opzichte van het totale aantal personeelsleden dat onderwijs geeft bij de uitlenende instelling; en
- 3.
de vergoeding voor het ter beschikking stellen van het personeelslid beperkt blijft tot de brutoloonkosten van dat personeelslid (met inachtneming van hetgeen hierover is opgemerkt onder voorwaarde d).
Voetnoten
HvJ 14 juni 2007, C-434/05 (Horizon College), ECLI:EU:C:2007:343.
HR 10 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK3786 en Hof den Bosch, 20 maart 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:982.
HR 10 september 2010, eerder aangehaald.
Hof Den Haag, 28 juni 2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:3193 en Rechtbank Den Haag, 3 mei 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:6247.
Hof Den Bosch, 20 maart 2015, eerder aangehaald.
Hof Den Haag, 15 januari 2009, ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2305.