Toetsing van besluiten in het rechtspersonenrecht
Einde inhoudsopgave
Toetsing van besluiten in het rechtspersonenrecht (IVOR nr. 89) 2012/9.3:9.3 Welke besluiten kunnen aan de rechter worden voorgelegd?
Toetsing van besluiten in het rechtspersonenrecht (IVOR nr. 89) 2012/9.3
9.3 Welke besluiten kunnen aan de rechter worden voorgelegd?
Documentgegevens:
A.J.M. Klein Wassink, datum 14-05-2012
- Datum
14-05-2012
- Auteur
A.J.M. Klein Wassink
- JCDI
JCDI:ADS601970:1
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Huizink 2011, nr. 3.
Etymologisch woordenboek van het Nederlands. Redactie dr. M. Philippa, dr. Fil. F. de Branbandere en dr. A. Quack, Amsterdam University Press, Amsterdam, online uitgave: www.etymologie.nl.
E.J.J. van der Heijden, 1936.
Hijma 1988, Asser 6.11 hoofdstuk 2 § 1.
De vraag of een besluit qua strekking valt onder en van de in art. 25 lid 1 WOR genoemde mogelijkheden, heeft voor heel wat rechtspraak gezorgd. Zie hoofdstuk 8 § 2.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Aan de vraag wat een besluit is, is in de juridische literatuur weinig aandacht besteed. Dat hangt samen met de voorwaarde dat een besluit alleen als besluit in de zin van boek 2 BW wordt aangemerkt als de beslissing op rechtsgevolg gericht is en dat laat weinig ruimte voor een andere benadering van het begrip besluit. Als de koppeling tussen besluit en rechtshandeling wordt losgelaten ontstaat er ruimte voor een andere benadering waarin plaats is voor de toetsing van alle besluiten en niet langer alleen voor besluiten in de zin van boek 2 BW. Dat kan als het besluit vanuit een ander perspectief bezien wordt. Ik kies daarvoor het organisatierechtelijke perspectief waarin de rechtspersoon niet alleen een in en door het recht erkend zelfstandig functionerend instituut is, maar tegelijkertijd wordt gezien als een samenwerkingsverband tussen leden, aandeelhouders, bestuurders, commissarissen en institutioneel betrokkenen. Aan die samenwerking liggen afspraken ten grondslag en om de samenwerking te realiseren zijn maatregelen van organisatorische aard nodig. Een groot deel van de bepalingen in boek 2 BW bevat voorschriften voor die organisatorische kant van de rechtspersoon, bijvoorbeeld de voorschriften over de toedeling van bevoegdheden en de regels die gelden voor het nemen en toetsen van besluiten.1 Vanuit dat perspectief bezien is het mogelijk aan het begrip besluit een betekenis te geven die beter past bij de organisatie van de rechtspersoon en aansluit bij het proces waarin besluiten tot stand komen. Om na te gaan wat een besluit is, heb ik verder aangeknoopt bij de herkomst van het begrip. Het woord besluiten is een afleiding van het woord sluiten of slissen en betekent: 'het eind vormen van'. De betekenis beslissen is ontstaan uit tot een einde, tot een afronding komen.2 In het dagelijkse spraakgebruik wordt besluit gehanteerd in de volgende betekenissen: dat wat een einde, een slot aan iets maakt. Een besluit is de beslissing waartoe men na overweging of beraadslaging komt. Sprekend over besluiten van rechtspersonen verwoordde Van der Heijden dit als volgt: 'Wie een besluit neemt, maakt een einde aan zijn overwegingen van het vóór en het tegen. Hij doet een keus en bepaalt zijn wil.'3 Daarmee raakt hij wat mij betreft de kern van het begrip besluit. Na afweging van de alternatieven wordt een keuze gemaakt voor een oplossing en daarmee vervallen de alternatieven die niet gekozen zijn.
Het begrip besluit heeft in mijn voorstel een andere betekenis dan in de huidige art. 2:14 en 15 BW. Ik zie een besluit van een orgaan van een rechtspersoon als het resultaat van het proces van besluitvorming waarin, met inachtneming van de daarvoor geldende uit wet, statuten, reglementen en rechtspraak voortvloeiende voorschriften, na afweging van verschillende alternatieven een keuze is gemaakt voor een oplossing. Die keuze heeft gevolgen voor het handelen van de rechtspersoon. Het besluit kan een rechtshandeling inhouden, om te kunnen spreken van een besluit is dat niet strikt noodzakelijk. Een extra argument om besluiten ruimer op te vatten dan besluiten in de zin van op rechtsgevolg gerichte beslissingen is dat het al moeilijk genoeg is om vast te stellen wat een rechtshandeling is en wanneer een handeling als rechtshandeling heeft te gelden.4 Door het tot nu toe gelegde accent op de kwalificatie van het besluit als rechtshandeling niet langer op de voorgrond te plaatsen en te beschouwen als een van de mogelijke kenmerken en het besluit te bezien als het resultaat van het besluitvormingsproces, wordt het mogelijk om besluiten en de toetsing daarvan op een andere manier te benaderen. Pogingen om het begrip besluit in te passen in de rond het begrip rechtshandeling ontwikkelde denkbeelden kunnen in het vervolg achterwege blijven en tegelijkertijd wordt de beperking die beslissingen buiten het bereik van de toetsingsregeling laat vallen, weggenomen.
Het in de WOR gevolgde systeem van toetsing laat zien dat het niet noodzakelijk is om als het gaat over besluiten slechts in termen van een rechtshandeling te denken. In de WOR is het begrip besluit niet beperkt tot besluiten die als rechtshandeling worden beschouwd. De in art. 25 WOR genoemde besluiten hebben meer van doen met de organisatie van de rechtspersoon dan met een mogelijk vermogensrechtelijk karakter van de beslissing. Door die ruimere benadering van het begrip besluit en doordat er in de systematiek van de WOR meer aandacht is voor het proces van besluitvorming doen probleem met de afbakening van een besluit niet op deze wijze voor.5