Toetsing van besluiten in het rechtspersonenrecht
Einde inhoudsopgave
Toetsing van besluiten in het rechtspersonenrecht (IVOR nr. 89) 2012/9.8:9.8 Afsluitende opmerkingen
Toetsing van besluiten in het rechtspersonenrecht (IVOR nr. 89) 2012/9.8
9.8 Afsluitende opmerkingen
Documentgegevens:
A.J.M. Klein Wassink, datum 14-05-2012
- Datum
14-05-2012
- Auteur
A.J.M. Klein Wassink
- JCDI
JCDI:ADS597385:1
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
De winst van mijn voorstel is dat de toetsing van besluiten van organen van rechtspersonen in één procedure, waarin voorlopige voorzieningen als mogelijkheid zijn opgenomen, kan plaatsvinden. Wie een rechtens te respecteren belang heeft bij een besluit kan langs een daartoe geëigende weg tegen dat besluit optreden. Afbakeningsproblemen, is het besluit een rechtshandeling of niet, behoren tot het verleden. Het minder benadrukken van de voorwaarde dat een besluit een rechtshandeling moet zijn, opent een wijder perspectief en staat toe het begrip besluit in bredere zin op te vatten. Besluiten die geen rechtshandeling zijn, kunnen in deze regeling ook aan rechter worden voorgelegd. Dat betekent dat ook andere maatregelen dan nietigheid of vernietigbaarheid mogelijk zijn. Als de rechter het beroep gegrond verklaart kan een voorziening worden opgelegd die past bij de situatie. Voor beide soorten besluiten, zowel die op rechtsgevolg gericht zijn als de besluiten die dat niet zijn, kan zo toetsing plaatsvinden en kan door het treffen van een of meer voorzieningen een passende oplossing voor het conflict gevonden worden, terwijl nog steeds kan worden vastgesteld dat een besluit nietig is of geconstateerd kan worden dat een besluit vernietigbaar is.
De toetsing van besluiten vindt plaats onder een noemer: kon het orgaan dat het besluit heeft genomen onder afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid tot dat besluit komen. Indien het besluit kennelijk onredelijk is kan de rechter een of meer voorzieningen treffen. De toetsing van besluiten vindt plaats daar waar zij thuis hoort, binnen het kader van boek 2 BW en vormt een onderdeel van het in dat boek opgenomen rechtspersonenrechtelijke organisatierecht. Door het opnemen van een bepaling over de bekrachtiging van besluiten, zou ook de onduidelijkheid die er over de mogelijkheden voor en de werking van bekrachtiging nu nog is, kunnen verdwijnen.
Voor het verzoeken van een voorlopige voorziening kunnen betrokkenen terecht bij dezelfde rechter als die over het geschil zal oordelen. Betere aansluiting tussen voorlopige en definitieve voorziening zal daarvan het resultaat zijn. Doordat de rechter over een ruimer instrumentarium beschikt kan een bij het voorgelegde geval passende oplossing geboden worden. Dat een besluit tot stand komt in een proces van besluitvorming komt zo ook meer tot zijn recht. In de sfeer van de te treffen voorzieningen zijn de mogelijkheden ruimer dan in de bestaande regeling het geval is. Er kan een bij de omstandigheden van het geval passende voorziening worden opgelegd en gelden regels voor besluitvorming die niet per definitie tot een nietig of vernietigbaar besluit hoeven te leiden maar bijsturing door de rechter mogelijk maken. Dat laatste kan al voldoende zijn om het geschil op te lossen.
De aanleiding om een besluit ter toetsing aan de rechter voor te leggen is slechts zelden de vraag of het besluit nietig of vernietigbaar is. Veel vaker is de aanleiding een conflict tussen de bij de rechtspersoon betrokkenen. Door het beperkte begrip besluit versmalt de blik en dat heeft tot gevolg dat de toetsing van besluiten voor een deel buiten het kader van boek 2 BW plaatsvindt. Dat leidt tot het zoeken naar een aanknopingspunt, bijvoorbeeld een besluit, om het geschil aan de rechter voor te leggen. Het besluit vervult dan de rol van katalysator in een geschil. De sanctie mogelijkheden worden uitgebreid, dat sluit naar mijn mening meer aan bij de praktijk van alle dag waarin niet in termen van nietig of vernietigbaar gedacht wordt. Ervaring leert dat een probleem of conflict zelden wordt opgelost door het beantwoorden van alle juridische vragen die zich in dat verband voor doen. De kansen op en mogelijkheden voor een oplossing op maat nemen in dit voorstel toe.
Ten slotte heb ik een praktisch maar daarom niet minder belangrijk argument: in de praktijk maakt men zich nauwelijks druk over de vraag of een besluit nietig of vernietigbaar is. In veel conflicten speelt de vraag of een besluit nietig of vernietigbaar is geen alles bepalende rol, het gaat er om dat het conflict wordt opgelost bijvoorbeeld door een besluit in te trekken of ongedaan te maken. Dat juristen daarover in termen van nietig en vernietigbaar denken, is voor degenen die tegen het besluit willen optreden van minder belang. Als het conflict escaleert en niet meer door betrokkenen zelf kan worden opgelost, wordt het geschil via primaire en subsidiaire vorderingen aan de rechter voorgelegd. Het instrumentarium dat hem ter beschikking staat om het geschil op te lossen, vaststellen dat een besluit nietig is of een besluit vernietigen, is te beperkt en geeft geen oplossing voor het gerezen conflict. Bovendien worden conflicten niet altijd door de vernietiging van een besluit beslecht. Alternatieven, zoals een kortgedingprocedure waarin een voorziening wordt gevraagd, bijvoorbeeld een verbod op het uitvoeren van een besluit, een procedure op grond van onrechtmatige daad of een enquêteprocedure, kunnen voor de betrokkenen even effectief zijn als de vernietiging van een besluit. Door de mogelijkheid tot het treffen van een voorlopige voorziening in de regeling op te nemen is het niet meer nodig speciaal met het oog op een onmiddellijke voorziening, een beroep te doen op de enquêteprocedure.