Einde inhoudsopgave
RvdW 2010, 487
Als in een vanwege de justitiële autoriteiten verstrekt standaardformulier voor het indienen van een schriftuur niet is opgenomen dat de raadsman verklaart dat hij bepaaldelijk tot de indiening is gemachtigd, kan het ontbreken van die verklaring in de schriftuur niet tot niet-ontvankelijkheid van verdachte in zijn beroep leiden.
HR 30-03-2010, ECLI:NL:HR:2010:BL3194
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
30 maart 2010
- Magistraten
Mrs. Van Dorst, De Hullu, Sterk
- Zaaknummer
09/01735
- Conclusie
A-G Vegter
- LJN
BL3194
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Staatsrecht / Rechtspraak
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2010:BL3194, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 30‑03‑2010
ECLI:NL:PHR:2010:BL3194, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 02‑02‑2010
- Wetingang
Sv art. 410 lid 1 en 4, 450 lid 1 sub a, 452 lid 1
Essentie
Als in een vanwege de justitiële autoriteiten verstrekt standaardformulier voor het indienen van een schriftuur niet is opgenomen dat de raadsman verklaart dat hij bepaaldelijk tot de indiening is gemachtigd, kan het ontbreken van die verklaring in de schriftuur niet tot niet-ontvankelijkheid van verdachte in zijn beroep leiden.
Samenvatting
Het Hof heeft de niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in haar beroep mede doen steunen op de vaststelling dat de schriftuur niet inhoudt de vereiste verklaring van de raadsman dat hij tot indiening van die schriftuur door de verdachte bepaaldelijk is gevolmachtigd. De schriftuur betreft een formulier ´Hoger beroep van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.