Einde inhoudsopgave
RvdW 2014/1217
Ontoereikend bewijs witwassen i.v.m. hawala-bankieren.
HR 28-10-2014, ECLI:NL:HR:2014:3046
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
28 oktober 2014
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, J. de Hullu, E.S.G.N.A.I. van de Griend
- Zaaknummer
13/02041
- Conclusie
A-G mr. F.W. Bleichrodt
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:3046, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 28‑10‑2014
ECLI:NL:PHR:2014:1879, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑07‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 27‑03‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 24‑02‑2014
- Wetingang
Art. 420bis Sr
Essentie
Vermogensbestanddelen kunnen in beginsel slechts als afkomstig uit enig misdrijf cfm art. 420bis en 420quater Sr worden aangemerkt indien zij afkomstig zijn uit enig misdrijf gepleegd voorafgaand aan het verwerven e.d. daarvan. Daaraan is met het zonder vergunning het bedrijf van betaaldienstverlener uitoefenen (hawala-bankieren) niet aan voldaan, nu de bewezenverklaring kennelijk niet ziet op de mogelijke opbrengsten of verdiensten daarvan.
Partij(en)
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 15 februari 2013, nummer 23/001347-12, in de strafzaak tegen A. Adv. mr. B.C. Zwier, te Amsterdam.