Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake milieu-effectrapportage in grensoverschrijdend verband
Aanhangsel I Lijst van activiteiten
Geldend
Geldend vanaf 23-10-2017
- Redactionele toelichting
Deze versie is nog niet voor alle partijen in werking getreden. Zie voor de partijgegevens de wijziging van 04-06-2004, Trb. 2008, 179.
- Bronpublicatie:
04-06-2004, Trb. 2008, 179 (uitgifte: 08-09-2008, regelingnummer: III/7)
- Inwerkingtreding
23-10-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-09-2017, Trb. 2017, 158 (uitgifte: 08-09-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Milieueffectrapportage
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1
Raffinaderijen van ruwe aardolie (met uitzondering van bedrijven die uitsluitend smeermiddelen uit ruwe olie vervaardigen), alsmede installaties voor de vergassing en vloeibaarmaking van ten minste 500 ton steenkool of bitumineuze schisten per dag.
2
a
Thermische centrales en andere verbrandingsinstallaties met een warmtevermogen van ten minste 300 megawatt, alsmede
b
kerncentrales en andere kernreactoren, met inbegrip van de ontmanteling of buitengebruikstelling van dergelijke centrales of reactoren1) (met uitzondering van onderzoeksinstallaties voor de productie en verwerking van splijt- en kweekstoffen, met een constant vermogen van ten hoogste 1 thermische kilowatt).
3
a
Installaties voor de opwerking van bestraalde splijtstoffen;
b
installaties die ontworpen zijn:
- —
voor de productie of verrijking van splijtstoffen;
- —
voor de behandeling van bestraalde splijtstoffen of hoog-radioactief afval;
- —
voor de definitieve verwijdering van bestraalde splijtstoffen;
- —
uitsluitend voor de definitieve verwijdering van radioactief afval; of
- —
uitsluitend voor de (voor langer dan tien jaar geplande) opslag van bestraalde splijtstoffen of radioactief afval op een andere plaats dan het productieterrein.
4
Grootschalige hoogovenbedrijven voor de productie van ruw-ijzer, staal en niet-ijzerhoudende metalen.
5
Installaties voor de winning van asbest, alsmede voor de behandeling en de verwerking van asbest en asbesthoudende producten: voor producten van asbestcement, met een jaarproductie van meer dan 20.000 ton eindproducten; voor remvoeringen, met een jaarproductie van meer dan 50 ton eindproducten, alsmede — voor andere toepassingsmogelijkheden van asbest — met een verbruik van meer dan 200 ton per jaar.
6
Geïntegreerde chemische installaties.
7
a
Aanleg van autosnelwegen, autowegen2), spoorwegtrajecten voor spoorverkeer over lange afstand, alsmede van vliegvelden3) met een start- en landingsbaan van ten minste 2100 meter;
b
aanleg van nieuwe wegen met vier of meer rijstroken, of verlegging en/of verbreding van bestaande wegen met twee rijstroken of minder tot wegen met vier of meer rijstroken, wanneer de nieuwe weg, het verlegde en/of verbrede weggedeelte een ononderbroken lengte van 10 km of meer heeft.
8
Pijpleidingen met een grote diameter voor het transport van olie, gas of chemicaliën.
9
Zeehandelshavens alsmede waterwegen en havens voor de binnenvaart, bevaarbaar voor schepen van meer dan 1350 ton.
10
a
Afvalverwijderingsinstallaties voor verbranding, chemische omzetting of opslag in de grond van toxische en gevaarlijke afvalstoffen.
b
afvalverwijderingsinstallaties voor verbranding of chemische behandeling van ongevaarlijke afvalstoffen met een capaciteit van meer dan 100 ton per dag.
11
Grote dammen en waterreservoirs.
12
Werkzaamheden voor het onttrekken of kunstmatig aanvullen van grondwater wanneer het jaarlijkse volume te onttrekken of aan te vullen water 10 miljoen kubieke meter of meer bedraagt.
13
Pulp-, papier- en kartonproductie van 200 luchtdroge ton of meer per dag.
14
Grote steengroeven, mijnbouw, winning en verwerking ter plaatse van metallische ertsen of steenkool.
15
Offshore koolwaterstofproductie. Commerciële winning van aardolie en aardgas wanneer de gewonnen hoeveelheid meer dan 500 ton aardolie per dag of meer dan 500.000 m3 aardgas per dag bedraagt.
16
Grote installaties voor de opslag van aardolie en van petrochemische en chemische producten.
17
Ontbossing van grote gebieden.
18
a
Projecten voor de overbrenging van water tussen stroomgebieden wanneer deze overbrenging ten doel heeft eventuele waterschaarste te voorkomen en de hoeveelheid overgebracht water meer bedraagt dan 100 miljoen m3 per jaar; en
b
in alle andere gevallen, projecten voor de overbrenging van water tussen stroomgebieden wanneer het meerjarig gemiddelde jaardebiet van het bekken waaraan het water wordt onttrokken, meer bedraagt dan 2000 miljoen m3 per jaar en de hoeveelheid overgebracht water 5% van dit debiet overschrijdt. In beide gevallen is overbrenging van via leidingen aangevoerd drinkwater uitgesloten.
19
Rioolwaterzuiveringsinstallaties met een capaciteit van meer dan 150.000 inwonerequivalenten.
20
Installaties voor de intensieve pluimvee- of varkenshouderij met meer dan:
- —
85.000 plaatsen voor slachtkuikens;
- —
60.000 plaatsen voor kippen;
- —
3000 plaatsen voor mestvarkens (van meer dan 30 kg); of
- —
900 plaatsen voor zeugen.
21
Aanleg van bovengrondse hoogspanningsleidingen van 220 kV of meer en langer dan 15 km.
22
Grote installaties voor de winning van windenergie voor de energieproductie (windturbineparken).
Voetnoten
Voor de toepassing van dit Verdrag houden kerncentrales en andere kernreactoren op zulke installaties te zijn wanneer alle splijtstoffen en andere radioactief besmette elementen permanent van de plaats van installatie zijn verwijderd.
Voor de toepassing van dit Verdrag wordt verstaan onder:
- —
‘autosnelweg’: een weg die speciaal is ontworpen en aangelegd voor verkeer met motorvoertuigen, zonder zijwegen naar aanliggende percelen, en die:
- a.
behalve op bepaalde plaatsen of bepaalde tijden, is voorzien van gescheiden rijbanen voor beide verkeersrichtingen, welke rijbanen van elkaar gescheiden zijn door een strook die niet voor het verkeer bestemd is, of, bij uitzondering, op andere wijze;
- b.
geen andere weg, spoor- of tramweg of voetpad gelijkvloers kruist, en
- c.
door specifieke verkeerstekens als autosnelweg aangeduid is.
- —
‘autoweg’: een weg, bestemd voor verkeer met motorvoertuigen, alleen toegankelijk via knooppunten of door verkeerslichten geregelde kruispunten en waarop het in het bijzonder verboden is te stoppen en te parkeren op de rijbanen.
Voor de toepassing van dit Verdrag wordt verstaan onder ‘vliegvelden’ die vliegvelden die beantwoorden aan de definitie van het Verdrag van Chicago van 1944 tot oprichting van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (bijlage 14).