Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake milieu-effectrapportage in grensoverschrijdend verband
Aanhangsel IV De onderzoeksprocedure
Geldend
Geldend vanaf 10-09-1997
- Bronpublicatie:
25-02-1991, Trb. 1991, 174 (uitgifte: 13-12-1991, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
10-09-1997
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-12-1997, Trb. 1997, 298 (uitgifte: 01-01-1997, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Milieueffectrapportage
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1
De verzoekende Partij(en) stelt(stellen) het secretariaat ervan in kennis dat zij de vraag of een in Aanhangsel I genoemde voorgenomen activiteit mogelijk een belangrijk nadelig grensoverschrijdend milieu-effect heeft, voorlegt(voorleggen) aan een in overeenstemming met de bepalingen van dit Aanhangsel ingestelde onderzoekscommissie. In deze kennisgeving wordt het onderwerp van het onderzoek vermeld. Het secretariaat stelt alle Partijen bij het Verdrag onverwijld in kennis van het feit dat de vraag aan een onderzoekscommissie is voorgelegd.
2
De onderzoekscommissie bestaat uit drie leden. De verzoekende partij en de andere partij bij de onderzoeksprocedure benoemen elk een wetenschappelijk of technisch deskundige, en de twee aldus benoemde deskundigen wijzen met gezamenlijke instemming de derde deskundige aan, die voorzitter van de onderzoekscommissie wordt. Deze derde deskundige mag geen onderdaan van een van de partijen bij de onderzoeksprocedure zijn, noch mag hij of zij zijn of haar gewone verblijfplaats op het grondgebied van een van die partijen hebben, of in dienst zijn bij een van hen, of in een andere hoedanigheid reeds bij de aangelegenheid betrokken zijn geweest.
3
Indien de voorzitter van de onderzoekscommissie niet is aangewezen binnen twee maanden na de benoeming van de tweede deskundige, wijst de Uitvoerend Secretaris van de Economische Commissie voor Europa, op verzoek van een van beide partijen, binnen een volgend tijdvak van twee maanden de voorzitter aan.
4
Indien een van de partijen bij de onderzoeksprocedure niet binnen een maand nadat zij de kennisgeving van het secretariaat heeft ontvangen, een deskundige heeft benoemd, kan de andere partij dit mededelen aan de Uitvoerend Secretaris van de Economische Commissie voor Europa, die binnen een volgend tijdvak van twee maanden de voorzitter van de onderzoekscommissie aanwijst. Vervolgens verzoekt de voorzitter van de onderzoekscommissie de partij die nog geen deskundige heeft benoemd, dit binnen een maand te doen. Indien die partij dit na het verstrijken van dat tijdvak niet heeft gedaan, deelt de voorzitter dit mede aan de Uitvoerend Secretaris van de Economische Commissie voor Europa, die vervolgens binnen twee maanden de benoeming verricht.
5
De onderzoekscommissie stelt haar eigen procedureregels vast.
6
De onderzoekscommissie kan alle passende maatregelen nemen voor de uitvoering van haar taken.
7
De partijen bij de onderzoeksprocedure doen alles wat in hun vermogen ligt om het werk van de onderzoekscommissie te vergemakkelijken, met name door:
- a.
haar alle relevante documenten, voorzieningen en informatie te verstrekken;
- b.
haar indien nodig in staat te stellen getuigen of deskundigen op te roepen en verklaringen van hen te verkrijgen.
8
De partijen en de deskundigen beschermen de vertrouwelijkheid van de informatie die zij gedurende het werk van de onderzoekscommissie in vertrouwen verkrijgen.
9
Indien een van de partijen bij de onderzoeksprocedure niet voor de onderzoekscommissie verschijnt of haar zaak niet toelicht, kan de andere partij de onderzoekscommissie verzoeken de procedure voort te zetten en haar werk te voltooien. Het feit dat een partij niet voor de commissie verschijnt of haar zaak niet toelicht, vormt geen belemmering voor de voortzetting en voltooiing van het werk van de onderzoekscommissie.
10
Tenzij de onderzoekscommissie anders bepaalt vanwege de bijzondere omstandigheden van de aangelegenheid, worden de kosten van de commissie, met inbegrip van de honorering van haar leden, in gelijke delen gedragen door de partijen bij de onderzoeksprocedure. De onderzoekscommissie houdt een overzicht van al haar kosten bij, en verstrekt de partijen daarvan een eindopgave.
11
Iedere Partij die een belang ten aanzien van de feiten heeft bij de aangelegenheid die het onderwerp van de onderzoeksprocedure vormt, en waarvoor het advies van de commissie gevolgen kan hebben, kan zich met de instemming van de onderzoekscommissie voegen in de procedure.
12
De besluiten van de onderzoekscommissie over procedure-aangelegenheden worden genomen met een meerderheid van de stemmen van haar leden. In het uiteindelijke advies van de onderzoekscommissie dient de opvatting van de meerderheid van haar leden te worden weerspiegeld, en dient iedere daarvan afwijkende opvatting te worden opgenomen.
13
De onderzoekscommissie biedt haar uiteindelijke advies aan binnen twee maanden na de datum waarop zij werd ingesteld, tenzij zij het noodzakelijk acht deze termijn te verlengen met een tijdvak van ten hoogste twee maanden.
14
Het uiteindelijke advies van de onderzoekscommissie dient gebaseerd te zijn op algemeen aanvaarde wetenschappelijke beginselen. Het uiteindelijke advies wordt door de onderzoekscommissie toegezonden aan de partijen bij de onderzoeksprocedure, alsmede aan het secretariaat.