Zie bijv. HR 6 juli 2010, LJN BM5085; HR 30 mei 2006, LJN AV2343.
HR, 22-05-2012, nr. 09/03610
ECLI:NL:HR:2012:BW6213
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
22-05-2012
- Zaaknummer
09/03610
- Conclusie
Mr. Machielse
- LJN
BW6213
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2012:BW6213, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑05‑2012
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2012:BW6213
ECLI:NL:HR:2012:BW6213, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 22‑05‑2012; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BW6213
- Vindplaatsen
Conclusie 22‑05‑2012
Mr. Machielse
Partij(en)
Nr. 09/03610
Mr. Machielse
Zitting 13 maart 2012
Aanvullende conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Verdachte is door het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch bij arrest van 6 augustus 2009 wegens "In een geval, waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder ede vordert, mondeling, persoonlijk opzettelijk een valse verklaring onder ede afleggen" veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden.
2.
Mr. M.J. van de Laar, advocaat te Eindhoven, heeft cassatie ingesteld. Namens de verdachte heeft mr. Th.J. Kelder, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur twee middelen van cassatie voorgesteld.
3.
Op 29 november 2011 concludeerde ik tot vernietiging van het bestreden arrest omdat naar mijn oordeel het eerste voorgestelde middel doel trof. De overige klachten in de schriftuur heb ik toen niet meer besproken. Op 7 februari 2012 heeft de Hoge Raad evenwel beslist dat het eerste middel, voor zover dat betoogde dat het hof in strijd met artikel 341, vierde lid, Sv de bewezenverklaring uitsluitend heeft gebaseerd op verklaringen van verdachte, feitelijke grondslag mist en daarom faalt. De Hoge Raad heeft de AG in de gelegenheid gesteld zich alsnog uit te laten over de in de conclusie niet besproken klachten. Vandaar deze aanvullende conclusie.
4.1.
Het eerste middel behelst voorts de klacht dat uit de bewijsconstructie niet kan volgen dat de verklaring die verdachte ter terechtzitting van de Rechtbank Roermond van 30 oktober 2007 heeft afgelegd vals en in strijd met de waarheid is, noch dat verdachte met het door artikel 207 Sr verlangde opzet heeft gehandeld. Uit de bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat op 2 juli 2005 geen feestje heeft plaatsgevonden of dat [betrokkene 1] niet op dat feestje is geweest. Uit de gebezigde bewijsmiddelen is niet af te leiden dat verdachte bewust valselijk heeft verklaard. Naar beste weten van verdachte heeft het verjaardagsfeestje plaatsgevonden op 2 juli 2005.
4.2.
Dat het verjaardagspartijtje niet op 2 juli 2005 heeft plaatsgevonden staat inderdaad niet onomstotelijk vast. Uit bewijsmiddel 4 is slechts af te leiden dat verdachte niet meer zeker was van de datum toen de rechter haar met nadruk over de datum bevroeg. Dat de broer van verdachte niet bij het verjaardagspartijtje is geweest is evenmin uit de gebezigde bewijsmiddelen af te leiden. Ter terechtzitting in hoger beroep van 23 juli 2009 heeft verdachte verklaard dat zij, als getuige ter terechtzitting van de rechtbank Roermond, niet twijfelde dat de datum van het feestje 2 juli 2005 was. Zij wist dat het feestje viel tijdens haar verhuizing en zij heeft op 1 juli 2005 de sleutel van haar nieuwe huis in [plaats B] gekregen. Uit de verklaringen van verdachte is af te leiden dat zij reconstructief tot deze datum is gekomen. Zij werd hierin bevestigd door uitlatingen van haar schoonzus. Twijfel sloeg toe toen de rechter maar bleef vragen over de datum.
4.3.
Waarin schuilt nu de valsheid van haar verklaring? Wanneer het verjaardagspartijtje heeft plaatsgevonden staat niet vast. Onder 1 van de bewijsoverwegingen in het verkorte arrest heeft het hof wel overwogen dat verdachte is gehoord in de strafzaak tegen haar broer die werd verdacht van een poging tot diefstal met geweld in de gemeente Venlo op 2 juli 2005, maar het hof vermeldt niet aan welk wettig bewijsmiddel het dit gegeven heeft ontleend. Evenmin heeft het hof vastgesteld dat de broer van verdachte onherroepelijk voor dit feit is veroordeeld. In ieder geval is niet bewezen dat het partijtje zeker niet op 2 juli 2005 is geweest. De enige onjuistheid in de verklaring van verdachte zou kunnen zijn dat zij heeft gezegd er zeker van te zijn dat de datum 2 juli 2005 was, omdat zij twijfelde toen zij haar verklaring tekende.
4.4.
Veroordeling voor meineed (artikel 207 Sr) verlangt dat de getuige opzettelijk een valse verklaring onder ede heeft afgelegd.1. Voorwaardelijk opzet is voldoende.2. Dan zal wel moeten vaststaan dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft beseft en op de koop toegenomen dat zij een onjuiste verklaring heeft afgelegd.
De bewezenverklaring is mede in het licht van hetgeen door de verdediging is aangevoerd ontoereikend gemotiveerd. Zie het vergelijkbare HR 17 november 2009, LJN BJ8621, waarin een getuige ook stellige uitspraken onder ede deed maar in een later verhoor toegaf het niet meer te hebben geweten toen hij als getuige werd gehoord.
Beide onderdelen van het eerste middel treffen doel.
5.1.
Het tweede middel klaagt over de schending van de redelijke termijn in de cassatiefase. Op 17 augustus 2009 is het cassatieberoep ingesteld en de stukken zijn eerst op 24 november 2010 ter griffie van de Hoge Raad ontvangen.
5.2.
De in het middel gestelde data zijn correct. De door de Hoge Raad op acht maanden gestelde inzendtermijn is aldus met zeven maanden en zeven dagen overschreden. Als de Hoge Raad voor het overige het cassatieberoep verwerpt zal deze schending van de redelijke termijn dienen te worden gecompenseerd door een vermindering van de opgelegde straf.
6.
De twee thans besproken klachten van het eerste middel zijn mijns inziens terecht voorgesteld. Dat dient tot vernietiging van het bestreden arrest te leiden. Als de Hoge Raad deze conclusie niet deelt is in ieder geval het tweede middel doeltreffend. Dat zal moeten leiden tot een verlaging van de opgelegde straf.
7.
Deze conclusie strekt primair tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof te 's-Hertogenbosch en subsidiair tot vermindering van de opgelegde straf.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 22‑05‑2012
HR 7 februari 2006, NJ 2007, 396 m.nt. de Jong.
Uitspraak 22‑05‑2012
Inhoudsindicatie
Slagende bewijsklacht meineed, art. 207 Sr.
Partij(en)
22 mei 2012
Strafkamer
S 09/03610
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 6 augustus 2009, nummer 20/003810-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
1.1.
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. Th.J. Kelder, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
1.2.
De Hoge Raad heeft bij arrest van 7 februari 2012 (LJN BU6846) geoordeeld dat de klacht van het eerste middel dat het Hof in strijd met art. 341, vierde lid, Sv de bewezenverklaring uitsluitend heeft doen steunen op verklaringen van de verdachte niet tot cassatie kan leiden, de overige voorgestelde klachten bespreking behoeven en dat de Advocaat-Generaal alsnog in de gelegenheid behoort te worden gesteld zich daarover uit te laten.
1.3.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft bij aanvullende conclusie primair geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch en subsidiair tot vermindering van de opgelegde straf.
2. Beoordeling van het eerste middel voor het overige
2.1.
Het middel klaagt voorts onder meer dat het bewezenverklaarde "opzettelijk valselijk, geheel of ten dele in strijd met de waarheid" niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid en dat het Hof onvoldoende gemotiveerd een verweer strekkende tot vrijspraak wegens het ontbreken van opzet, heeft verworpen.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"zij op 30 oktober 2007 in de gemeente Roermond ter terechtzitting van de Meervoudige Strafkamer bij de Arrondissementsrechtbank te Roermond als getuige in de zaak tegen [betrokkene 1], nadat zij in handen van de voorzitter op de bij de wet voorgeschreven wijze de belofte had afgelegd de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen, mondeling, persoonlijk, opzettelijk valselijk, geheel of ten dele in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - heeft verklaard:
Op zaterdag 2 juli 2005 had ik met de vriendin van de verdachte afgesproken om samen boodschappen te gaan doen voor het verjaardagsfeestje van de dochter van verdachte. Deze was 25 juni jarig geweest en dat zou op 2 juli gevierd worden. Ik was iets over tienen op de [a-straat] ten huize van verdachte, waar [medeverdachte] al was met de dochter van verdachte.
Ik zag daar door een kier in de deur van de slaapkamer dat er iemand in bed lag, die door [medeverdachte] werd wakker gemaakt. Volgens mij was dat verdachte, maar ik heb hem alleen van opzij gezien. We hebben toen koffie gedronken en zijn boodschappen gaan doen en waren een half uur tot drie kwartier daarna weer terug op de [a-straat]. Toen was de verdachte inmiddels op en aangekleed. We zijn daar nog even gebleven en toen met z'n allen, [medeverdachte], verdachte, de dochter en ikzelf, naar Best vertrokken. Het feestje zou gehouden worden in Best bij Dippidoo. We zijn tussen half twaalf en kwart voor twaalf vertrokken en waren daar voor twaalven. Er waren daar ook nog andere kennissen en familieleden met kinderen, ongeveer twintig personen in totaal.
Op uw vraag om de namen van die familieleden en kennissen te noemen, zeg ik u dat ik niet snap waarom dat nodig is. Het gaat toch om de tijdstippen? Omdat u mij nogmaals vraagt om de namen en u mij mededeelt dat ik verplicht ben om te antwoorden, kan ik u zeggen dat er verder aanwezig waren:
- -
[betrokkene 8], wonende te [plaats B] aan de [a-straat 1]
- -
[betrokkene 3], wonende te [plaats B] aan de [d-straat], nummer onbekend
- -
[betrokkene 9] (fonetisch), wonende te [plaats B] aan de [e-straat], ik denk nummer [1]
- -
[betrokkene 5], wonende te [plaats B], adres onbekend, maar ik kan er zo naar toe rijden.
Het feestje werd betaald door [medeverdachte] en volgens mij zijn er toen ook foto's gemaakt. Ik weet zeker dat dit op 2 juli 2005 was, omdat ik op de dag tevoren, 1 juli 2005, de sleutels van mijn nieuwe huis in [plaats B] heb gekregen. Ik weet dat de dochter van verdachte op 25 juni jarig is: waarom het feestje een week later werd gevierd weet ik niet.
Anderhalve week geleden heeft de vriendin van verdachte, [medeverdachte], met mij hierover gesproken."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1.
Het proces-verbaal terechtzitting verdenking meineed van de rechtbank Roermond d.d. 30 oktober 2007 (pagina's 10 (drie) van het doorgenummerde proces-verbaal van politie Limburg-Noord, nummer PL2321/07-007159 [hierna te noemen PV Politie]), voor zover inhoudende als verklaring van verdachte, afgelegd als getuige in de zaak tegen [betrokkene 1], nadat zij op de wijze bij de wet bepaald in handen van de voorzitter de belofte had afgelegd de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zeggen:
Op zaterdag 2 juli 2005 had ik met de vriendin van verdachte afgesproken om samen boodschappen te gaan doen voor het verjaardagsfeestje van de dochter van verdachte. Deze was 25 juni jarig geweest en dat zou op 2 juli gevierd worden. Ik was iets over tienen op de [a-straat] ten huize van verdachte, waar [medeverdachte] al was met de dochter van verdachte.
Ik zag daar door een kier in de deur van de slaapkamer dat er iemand in bed lag, die door [medeverdachte] werd wakker gemaakt. Volgens mij was dat verdachte, maar ik heb hem alleen van opzij gezien. We hebben toen koffie gedronken en zijn boodschappen gaan doen en waren een half uur tot drie kwartier daarna weer terug op de [a-straat]. Toen was de verdachte inmiddels op en aangekleed. We zijn daar nog even gebleven en toen met z'n allen, [medeverdachte], verdachte, de dochter en ikzelf, naar Best vertrokken.
Het feestje zou gehouden worden in Best bij Dippidoo. We zijn tussen half twaalf en kwart voor twaalf vertrokken en waren daar voor twaalven. Er waren daar ook nog andere kennissen en familieleden met kinderen, ongeveer twintig personen in totaal.
Op uw vraag om de namen van die familieleden en kennissen te noemen, zeg ik u dat ik niet snap waarom dat nodig is. Het gaat toch om de tijdstippen? Omdat u mij nogmaals vraagt om de namen en u mij mededeelt dat ik verplicht ben om te antwoorden, kan ik u zeggen dat er verder aanwezig waren:
- -
[betrokkene 8], wonende te [plaats B] aan de [a-straat 1]
- -
[betrokkene 3], wonende te [plaats B] aan de [d-straat], nummer onbekend
- -
[betrokkene 9] (fonetisch), wonende te [plaats B] aan de [e-straat], ik denk nummer [1]
- -
[betrokkene 5], wonende te [plaats B], adres onbekend, maar ik kan er zo naar toe rijden.
Het feestje werd betaald door [medeverdachte] en volgens mij zijn er toen ook toto's gemaakt. Ik weet zeker dat dit op 2 juli 2005 was, omdat ik op de dag tevoren,
- 1.
juli 2005, de sleutels van mijn nieuwe huis in [plaats B] heb gekregen. Ik weet dat de dochter van verdachte op 25 juni jarig is; waarom het feestje een week later werd gevierd weet ik niet.
Anderhalve week geleden heeft de vriendin van verdachte, [medeverdachte], met mij hierover gesproken.
2.
Het door mr. P. van Hilten, officier van justitie in het arrondissement Roermond, op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van aanhouding ter zake verdenking meineed d.d. 30 oktober 2007, (pagina 11 PV Politie), voor zover inhoudende, als relaas van de officier van justitie, zakelijk weergegeven:
Op 30 oktober 2007 heb ik aangehouden [verdachte] als verdacht van het misdrijf omschreven in artikel 207 van het Wetboek van Strafrecht, gepleegd tijdens het onderzoek in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen [betrokkene 1].
3. De verklaring van verdachte ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 23 juli 2009, voor zover inhoudende:
Ter terechtzitting van de rechtbank in Roermond op 30 oktober 2007 heb ik in de zaak tegen mijn broer [betrokkene 1] als getuige de verklaring afgelegd zoals is opgenomen in de tenlastelegging. Deze verklaring houdt onder meer in dat [betrokkene 1] op 2 juli 2005 in de ochtend in zijn woning in [plaats B] was, vervolgens is meegegaan naar het verjaardagsfeest van zijn dochter in Best en dat hij die middag daar is gebleven. Omdat de rechter tot driemaal toe vroeg of ik het wel zeker wist, was ik er niet meer zeker van dat dat feestje op 2 juli 2005 was gehouden.
Mijn schoonzus, [verdachte], heeft mij gevraagd of ik mee naar de terechtzitting van mijn broer ging om te verklaren. [Medeverdachte] heeft me gevraagd of ik nog wist wanneer het feestje van de dochter van [medeverdachte] en mijn broer [betrokkene 1] was geweest. Ik wist niet meer zeker wanneer het was.
4. Het door [verbalisant 1], hoofdagent van politie, en [verbalisant 2], brigadier van politie, op ambtseed opgemaakte proces verbaal van verhoor d.d. 31 oktober 2007, nummer PL2321/07-141653 (pagina's 18 (vier) PV Politie), voor zover inhoudende als verklaring van [verdachte], zakelijk weergegeven:
[medeverdachte] heeft mij gevraagd om te getuigen in de rechtszaak tegen [betrokkene 1] dat het feestje op 2 juli was geweest. Ik heb toen gezegd dat ik dat wel wilde doen.
[Medeverdachte] vroeg mij te zeggen dat [betrokkene 1] op 2 juli [het hof begrijpt: 2005] ook op het feestje van haar dochter was geweest in Dippidoo. [Medeverdachte] zei toen tegen mij dat [betrokkene 1] dan een mindere straf zou krijgen.
Ik weet wat een alibi is. Dat is vertellen dat iemand op een tijdstip ergens is geweest en nergens anders is geweest. Ik heb de verklaring gisteren voor de rechter getekend en daarmee ging ik akkoord met wat er in stond. Ik had echter al spijt toen ik tekende.
Toen de rechter mij vroeg of ik zeker was over de datum was ik niet meer zeker. Het feestje is er wel geweest, maar ik weet niet op welke datum."
- 2.2.3.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewijsvoering voorts nog het volgende overwogen:
"De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
De verdediging heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het haar ten laste gelegde. Daartoe is aangevoerd dat verdachte zich niet bewust was van de onjuistheid van haar verklaring en derhalve geen opzet had op het afleggen van een verklaring in strijd met de waarheid.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
- 1.
Verdachte heeft op 30 oktober 2007 voor de rechtbank Roermond als getuige in de zaak tegen haar broer [betrokkene 1], die werd verdacht van een poging tot diefstal met geweld (een gewapende roofoverval) in de gemeente Venlo op 2 juli 2005, een verklaring afgelegd inhoudende dat [betrokkene 1] op 2 juli 2005 in de ochtend in zijn woning in [plaats B] was en vervolgens is meegegaan naar het verjaardagsfeest van zijn dochter in Best, waar hij die middag heeft verbleven.
- 2.
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat zij, ook toen zij onder ede ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer bij de Arrondissementsrechtbank te Roermond werd gehoord, niet zeker wist of het betreffende verjaardagsfeestje op 2 juli 2005 had plaatsgevonden.
- 3.
Verdachte heeft bovendien op 31 oktober 2007 bij de politie verklaard dat zij werd benaderd door de vriendin van [betrokkene 1], [verdachte], die haar vroeg om ter terechtzitting van de rechtbank te Roermond op 30 oktober 2007 te zeggen dat [betrokkene 1] op 2 juli (het hof begrijpt: 2005) ook op het feestje van de dochter van [medeverdachte] en [betrokkene 1] was geweest. [Medeverdachte] zei daarbij tegen haar dat [betrokkene 1] dan minder straf zou krijgen.
Op grond van het hiervoor onder 1 tot en met 3 gestelde, in onderling verband en samenhang gezien, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het opzet had op het afleggen van een verklaring in strijd met de waarheid. Het hof verwerpt derhalve het verweer."
- 2.3.
Uit 's Hofs bewijsvoering kan niet zonder meer worden afgeleid dat het opzet van de verdachte ten tijde van het afleggen van haar verklaring op 30 oktober 2007 was gericht op het afleggen van een valse verklaring omtrent de aanwezigheid van [betrokkene 1] bij een verjaardagsfeest dat op 2 juli 2005 werd gevierd in Dippidoo. De bewezenverklaring is derhalve ontoereikend gemotiveerd.
- 2.4.
Het middel slaagt in zoverre.
- 3.
Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het tweede middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
4.
Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 22 mei 2012.