Einde inhoudsopgave
Wetboek van Strafrecht
Artikel 207 [Meineed]
Geldend
Geldend vanaf 07-04-1986
- Bronpublicatie:
27-03-1986, Stb. 1986, 139 (uitgifte: 01-01-1986, kamerstukken: Staten-Generaal Digitaal: 18973 Overheid.nl: 18973)
- Inwerkingtreding
07-04-1986
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-03-1986, Stb. 1986, 140 (uitgifte: 01-01-1986, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
1.
Hij die in de gevallen waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder ede vordert of daaraan rechtsgevolgen verbindt, mondeling of schriftelijk, persoonlijk of door een bijzonder daartoe gemachtigde, opzettelijk een valse verklaring onder ede aflegt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie.
2.
Indien de valse verklaring is afgelegd in een strafzaak ten nadele van de beklaagde of verdachte, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren of geldboete van de vijfde categorie.
3.
Met de eed staat gelijk de belofte of bevestiging die krachtens de wet voor de eed in de plaats treedt.
4.
Ontzetting van de in artikel 28, eerste lid, onder 1°, 2° en 4°, vermelde rechten kan worden uitgesproken.