Einde inhoudsopgave
De verklaring voor recht (BPP nr. XVIII) 2015/27
27 Geen vaststelling van feiten
mr. N.E. Groeneveld-Tijssens, datum 23-03-2015
- Datum
23-03-2015
- Auteur
mr. N.E. Groeneveld-Tijssens
- JCDI
JCDI:ADS395907:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Vermogensrecht / Rechtsvorderingen
Voetnoten
Voetnoten
MünchKommZPO/Becker-Eberhard, § 256, nr. 26.
MünchKommZPO/Becker-Eberhard, § 256, nr. 26; Jacobs 2005, p. 43; Rosenberg/Schwab/ Gottwald 2010, § 90, nr. 11; Stein/Jonas/Roth 2008, § 256, nr. 30. Roth verwijst onder andere naar BGH 19 april 2000, NJW 2000, 2280. Het BGH overwoog in dat arrest: ‘Somit können zwar einzelne, aus einem Rechtsverhältnis sich ergebende Rechte und Pflichten Gegenstand einer Feststellungsklage sein nicht aber bloße Tatsachen wie etwa die Mangelhaftigkeit einer Kaufsache oder das Verschulden eines Schadens.’ Zie ook Asser Procesrecht/Van Schaick 2 2011/64.
Dat een verklaring voor recht betrekking moet hebben op een rechtsverhouding, brengt mee dat degene die een verklaring voor recht vordert omtrent een feit, niet-ontvankelijk moet worden verklaard.1 Zo kan een partij niet worden ontvangen in een vordering die ertoe strekt voor recht te verklaren dat smurfen blauw zijn, aldus Van Schaick.2 Dat het feit relevant kan zijn voor de rechtsverhouding tussen partijen, doet daaraan niet af.3