De verklaring voor recht
Einde inhoudsopgave
De verklaring voor recht (BPP nr. XVIII) 2015/28:28 Het vaststellen van het niet-bestaan van de rechtsverhouding
De verklaring voor recht (BPP nr. XVIII) 2015/28
28 Het vaststellen van het niet-bestaan van de rechtsverhouding
Documentgegevens:
mr. N.E. Groeneveld-Tijssens, datum 23-03-2015
- Datum
23-03-2015
- Auteur
mr. N.E. Groeneveld-Tijssens
- JCDI
JCDI:ADS394691:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Vermogensrecht / Rechtsvorderingen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Zie hiervoor, nr. 13.
Zie HR 12 april 2013, NJ 2013, 502 (Stokke/Fikszo) en HR 29 januari 1989, NJ 1989, 375 (Nijs c.s./ Ciba-Geigy).
Zie hierna, nr. 53 e.v.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In het vorige hoofdstuk kwam al kort aan de orde dat de Duitse wetgever in § 256 lid 1 ZPO heeft opgenomen dat een verklaring voor recht betrekking kan hebben op het vaststellen van het bestaan van een rechtsverhouding en op het niet-bestaan van een rechtsverhouding.1 De vordering die ertoe strekt het niet-bestaan van een rechtsverhouding vast te stellen, wordt ook wel negative Feststellungsklage genoemd, het equivalent van de negatieve verklaring voor recht. Hoewel in art. 3:302 BW niet expliciet is opgenomen dat een verklaring voor recht betrekking kan hebben op een niet-bestaan van een rechtsverhouding, leid ik uit het feit dat de Hoge Raad de negatieve verklaring voor recht onder omstandigheden toelaat,2 af dat de verklaring voor recht ook op een niet-bestaan van een rechtsverhouding betrekking kan hebben. Wat onder het niet-bestaan van een rechtsverhouding wordt verstaan, komt in hoofdstuk 5 aan de orde.3