Bindend advies
Einde inhoudsopgave
Bindend advies (O&R nr. 74) 2012/5.4.2:5.4.2 Schriftelijk bewijs
Bindend advies (O&R nr. 74) 2012/5.4.2
5.4.2 Schriftelijk bewijs
Documentgegevens:
Pauline Elisabeth Ernste, datum 01-07-2012
- Datum
01-07-2012
- Auteur
Pauline Elisabeth Ernste
- JCDI
JCDI:ADS360724:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Alternatieve geschillenbeslechting
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Vgl. Stein/Rueb 2011, p. 161; en Fung Fen Chung 2004, p. 121.
Zie art. 6.1 Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de rechtbanken; HR 2 mei 2003, LJN: AF3431 (Transautex/De Staat), r.o. 3.4.
Zie art. 1.4.4 Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de rechtbanken; HR 4 november 1994, NJ 1995/98; HR 27 juni 1997, NJ 1998/328 m.nt. Snijders.
Fung Fen Chung 2004, p. 122-123.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In de bindend-adviesprocedure wordt, evenals in de civiele procedure bij de overheidsrechter, ter onderbouwing van standpunten veel gebruik gemaakt van schriftelijke stukken. Dit gebeurt doordat partijen in de bindend-adviesprocedure, evenals in de civiele procedure bij de overheidsrechter, vrijwillig stukken toevoegen aan het inleidende stuk of aan de met de conclusie van antwoord respectievelijk het verweerschrift te vergelijken stuk. De stukken worden dan door partijen overgelegd nog voordat antwoord is gegeven op de vraag wie van bepaalde feiten de bewijslast draagt.1 Bij de geschillencommissies voor consumentenzaken wordt de consument door het vragenformulier, dat moet worden ingevuld om het geschil aanhangig te maken, ook aangespoord om stukken toe te voegen die de klacht onderbouwen. In spoedeisende zaken waar de bindend adviseur uitgaat van de feitelijke situatie die het meest aannemelijk is, spelen naast de mondelinge behandeling de overgelegde schriftelijke stukken een belangrijke rol bij het bepalen van de meest aannemelijke feitelijke situatie. Het verdient mijns inziens om deze reden aanbeveling dat partijen schriftelijke stukken toevoegen aan het inleidende stuk of de met de conclusie van antwoord dan wel het verweerschrift te vergelijken stuk, zodat de bindend adviseur al in een vroeg stadium enigszins een beeld heeft van het geschil waardoor deze op de mondelinge behandeling gericht vragen kan stellen betreffende punten die onduidelijk zijn en indien nodig nog nadere stukken kan opvragen.
Partijen op wie volgens de bindend adviseur de bewijslast rust, kunnen ook later in de bindend-adviesprocedure stukken in het geding brengen ten bewijze van bepaalde feiten. De mogelijkheid tot het in het geding brengen van stukken in de civiele procedure bij de overheidsrechter is niet onbeperkt. Hiermee wordt beoogd partijen te dwingen snel en doelmatig te procederen. In een dagvaardingsprocedure kunnen partijen in beginsel nieuwe stukken in het geding brengen tot aan het moment waarop de rechter een datum voor het vonnis heeft bepaald.2 In de verzoekschriftprocedure dienen partijen de schriftelijke bescheiden in beginsel in de schriftelijke fase van de procedure in het geding te brengen, zodat de rechter en de wederpartij hiervan vóór de mondelinge behandeling kennis kunnen nemen. Dit betekent niet dat partijen ter gelegenheid van de mondelinge behandeling in de verzoekschriftprocedure geen stukken meer naar voren mogen brengen. De Hoge Raad heeft immers geoordeeld dat de eisen van een goede rechtspleging zich er niet tegen verzetten dat de rechter in een verzoekschriftprocedure bij zijn beslissing mede rekening houdt met de bij de mondelinge behandeling voor het eerst overgelegde bescheiden, mits hun aard en omvang voor de wederpartij geen beletsel vormen om ter zitting van de inhoud daarvan kennis te nemen en daarop te reageren, en mits deze daartoe de gelegenheid krijgt.3 Het beginsel van hoor en wederhoor vormt hier dus een begrenzing.
De vraag die opkomt, is of het wenselijk is dat partijen in geval van bindend advies, gelijk als in de civiele procedure bij de overheidsrechter, worden beperkt in de mogelijkheid om stukken in te brengen in de bindend-adviesprocedure. Evenals bij arbitrage gelden er voor bindend advies op dit punt geen regels, tenzij door partijen anders is overeengekomen. In de informele procedure van bindend advies waar de bindend adviseur een beslissing wil geven op basis van de feiten past enerzijds dat de bindend adviseur flexibel omgaat met het in het geding brengen van schriftelijke stukken. De bindend adviseur is door de tussen de bindend adviseur en partijen bestaande overeenkomst van opdracht ten opzichte van de overheidsrechter meer dienend aan partijen (§ 2.3). Ook hier vormt het beginsel van hoor en wederhoor een begrenzing. Vereist is dat de wederpartij de mogelijkheid heeft om nog op dit stuk te reageren. Dit kan indien de schriftelijke stukken voor de mondelinge behandeling in het geding worden gebracht op de mondelinge behandeling, mits de aard en omvang van de schriftelijke stukken geen beletsel vormen om van de inhoud kennis te nemen en hierop adequaat te reageren. De wederpartij kan ook later reageren bij schriftelijke akte. Deze uitgangspunten gelden ook in een arbitrage.4 Anderzijds kan een ruime mogelijkheid tot het inbrengen van schriftelijke stukken de procedure vertragen, wanneer partijen onbeperkt stukken in het geding kunnen brengen en de wederpartij weer de mogelijkheid dient te krijgen om hierop te reageren. Met het oog op een doelmatig verloop van de bindend-adviesprocedure verdient het mijns inziens aanbeveling dat de bindend adviseur aan partijen van te voren, in bijvoorbeeld een ‘procesorde’, aangeeft dat partijen, evenals in de dagvaardingsprocedure, tot aan het moment waarop de bindend adviseur een datum voor het bindend advies heeft bepaald stukken mogen overleggen. Hierdoor weten partijen waar zij aan toe zijn. Daarnaast dwingt het partijen om relevante stukken in een zo vroeg mogelijk stadium van de procedure te overleggen. In de praktijk zal dit vaak betekenen dat, evenals in de verzoekschriftprocedure, de mondelinge behandeling het laatste moment is waar partijen stukken kunnen overleggen. Dit is anders wanneer na de mondelinge behandeling nog re- of dupliek plaatsvindt of de bindend adviseur nadere bewijsverrichtingen noodzakelijk acht. Indien één van partijen na verloop van de gestelde termijn voor het inbrengen van schriftelijke stukken deze nog in de bindend-adviesprocedure wil brengen, dienen deze te worden toegelaten wanneer de wederpartij hiermee instemt. De wederpartij dient dan nog wel de mogelijkheid te krijgen om hierop te reageren.