RvdW 2020/294
Verzekeringsrecht. Mededelingsplicht bij verwezenlijking risico (art. 7:941 BW); sancties bij schending; opzet tot misleiding; maatstaf.
HR 21-02-2020, ECLI:NL:HR:2020:311
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
21 februari 2020
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron, H.M. Wattendorff
- Zaaknummer
18/04352
- Conclusie
A-G mr. W.L. Valk
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS190922:1
- Vakgebied(en)
Verzekeringsrecht / Verzekeringsovereenkomst
Verzekeringsrecht / Algemeen
Verzekeringsrecht / Sommenverzekering
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:311, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 21‑02‑2020
ECLI:NL:PHR:2019:1071, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑10‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 08‑03‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 15‑10‑2018
- Wetingang
Art. 7:928, 7:930, 7:941 BW
Essentie
Verzekeringsrecht. Mededelingsplicht bij verwezenlijking risico (art. 7:941 BW); sancties bij schending; opzet tot misleiding; maatstaf.
Samenvatting
In zijn uitspraak van 25 maart 2016, NJ 2016/382, m.nt. M.M. Mendel, heeft de Hoge Raad, onder verwijzing naar de parlementaire geschiedenis bij art. 7:928 BW en art. 7:930 lid 5 BW, de woorden ‘met het opzet de verzekeraar te misleiden’ in laatstgenoemde bepaling aldus uitgelegd dat het recht op uitkering vervalt indien de verzekeringnemer niet aan zijn in art. 7:928 BW bedoelde mededelingsplicht heeft voldaan met de bedoeling de verzekeraar ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.