Rb. 's-Gravenhage, 23-04-2009, nr. 08/10027
ECLI:NL:RBSGR:2009:BI2450
- Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum
23-04-2009
- Zaaknummer
08/10027
- LJN
BI2450
- Vakgebied(en)
Pensioenen (V)
Arbeidsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBSGR:2009:BI2450, Uitspraak, Rechtbank 's-Gravenhage, 23‑04‑2009; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Wetingang
- Vindplaatsen
PJ 2009, 159 met annotatie van M. Heemskerk
AR-Updates.nl 2009-0344
VAAN-AR-Updates.nl 2009-0344
Uitspraak 23‑04‑2009
Inhoudsindicatie
Geen einde van rechtswege van de arbeidsovereenkomst bij het bereiken van de leeftijd van 65 jaar.
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector kanton
Locatie Delft
CF/ED
Rolnr. 08/10027
23 april 2009
Vonnis in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats],
eisende partij,
gemachtigde: mr. H. Valk
tegen
[bedrijf A.]
gevestigd te [plaats],
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. J.J. van Dort
Partijen worden aangeduid als [eiser] enerzijds en [gedaagde] anderzijds.
Verloop van de procedure
- dagvaarding van 21 november 2008;
- conclusie van antwoord;
- comparitie van 16 februari 2009, waarvan proces-verbaal;
- schrijven van 4 maart 2009 van de zijde van [eiser].
1. Feiten
1.1. [eiser], geboren op 10 augustus 1943, is op 1 november 2003 in dienst getreden bij [gedaagde] in de functie van tekenaar tegen een bruto maandsalaris van laatstelijk € 3.055,00, exclusief vakantietoeslag.
1.2 Op 10 augustus 2008 heeft [eiser] de leeftijd van 65 jaar bereikt.
1.3 In de toepasselijke schriftelijke arbeidsovereenkomst is niets bepaald over het einde van de arbeidsovereenkomst: niet is bepaald dat de arbeidsovereenkomst eindigt bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd, de pensioengerechtigde leeftijd of iets dergelijks.
1.4 Op de arbeidsovereenkomst is geen CAO van toepassing.
2. Vordering; gronden van de vordering
2.1. [eiser] vordert, voor zover mogelijk bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
A. een verklaring voor recht dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen na 10 augustus 2008 is voortgezet en niet per de datum dat [eiser] de 65-jarige leeftijd heeft bereikt van rechtswege is komen te eindigen.
Voorts vordert [eiser], bij vonnis voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] tot betaling van:
B. een bedrag van € 9.165,00 bruto ter zake van het loon over de periode vanaf 1 augustus 2008 tot en met 31 oktober 2008;
C. de vakantietoeslag ad 8% over de periode 1 augustus 2008 tot 31 oktober 2008, zijnde een bedrag van € 733,20 bruto;
D. een bedrag van € 3.055,00 bruto per maand vanaf 1 november 2008 ter zake van het reguliere salaris te voldoen op het daarvoor gebruikelijke tijdstip, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag op het moment dat dit opeisbaar is, tot het moment dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is komen te eindigen;
E. de wettelijke verhoging ex art. 7:625 BW van 50% over de gevorderde bedragen sub B en C;
F. de wettelijke verhoging ex art. 7:625 BW oplopende tot 50% over de gevorderde bedragen sub D vanaf het moment dat deze opeisbaar zijn;
G. een bedrag van € 700,00 (exclusief BTW) ter zake van buitengerechtelijke incassokosten;
H. de wettelijke rente over alle voornoemde gevorderde bedragen vanaf de dag dat die bedragen zijn verschuldigd;
I. de kosten van het geding, het salaris van de gemachtigde van eiser en het griffierecht daaronder begrepen.
[eiser] legt aan zijn vordering, tegen de achtergrond van voormelde feiten, het volgende ten grondslag - zakelijk weergegeven -.
2.2 Partijen hadden in eerste instantie de bedoeling dat [eiser] nadat hij de 65-jarige leeftijd zou hebben bereikt zijn werkzaamheden bij [gedaagde] zou voortzetten. Tussen partijen is vervolgens enig verschil van inzicht ontstaan over de voorwaarden waaronder dit zou plaatsvinden. Uiteindelijk heeft [gedaagde] besloten [eiser] na 31 juli 2008 niet meer tot zijn werkzaamheden toe te laten. [eiser] heeft zich uitdrukkelijk beschikbaar gehouden voor de uitvoering van zijn werkzaamheden.
2.3 In de schriftelijke arbeidsovereenkomst tussen partijen is niets opgenomen over een beëindiging van rechtswege bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd danwel een ontbindende voorwaarde, terwijl op de arbeidovereenkomst geen CAO van toepassing is. Deze arbeidsovereenkomst is voor onbepaalde tijd en deze kan niet van rechtswege komen te eindigen als gevolg van het feit dat [eiser] de 65-jarige leeftijd heeft bereikt. De arbeidsovereenkomst is niet door één der partijen opgezegd en er is geen ontslag met wederzijds goedvinden overeengekomen. Dit heeft tot gevolg dat de arbeidsovereenkomst ook na 1 augustus 2008 c.q. 10 augustus 2008 in stand is gebleven. Nu [eiser] zich nadrukkelijk beschikbaar heeft gehouden voor de uitvoering van zijn werkzaamheden behoudt hij zijn aanspraak op loon cs.
2.4 [gedaagde] is door en namens [eiser] herhaaldelijk verzocht en gesommeerd om tot betaling over te gaan, hetgeen niet tot betaling heeft geleid. Om deze reden maakt [eiser] aanspraak op wettelijke verhoging en wettelijke rente. Tevens wordt aanspraak gemaakt op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten ex art 6:96 lid 2 sub b en c BW, welke kosten [eiser] stelt op € 700,00, verhoogd met de wettelijke rente vanaf de dag van betekening van de dagvaarding. [eiser] heeft buitengerechtelijke incassokosten gemaakt, anders dan ter voorbereiding van de procedure en instructie van de zaak.
3. Verweer
3.1. [gedaagde] voert gemotiveerd verweer en heeft geconcludeerd [eiser] in zijn vordering(en) niet-ontvankelijk te verklaren, althans die vorderingen af te wijzen, met veroordeling van [eiser] in de kosten van de procedure. [gedaagde] voert daartoe, tegen de achtergrond van voormelde feiten, zakelijk weergegeven, het volgende aan.
3.2 [gedaagde] is er altijd vanuit gegaan dat in Nederland de gebruikelijke pensioenleeftijd 65 jaar is. Zij heeft dit ruim tevoren ook aan [eiser] laten weten en heeft hem inderdaad vanaf 1 augustus 2008 niet meer toegelaten tot zijn werk.
3.3 De hele Nederlandse inrichting van het sociale bestel gaat er vanuit dat werknemers op de 65-jarige leeftijd met pensioen gaan. Bijna alle pensioenregelingen regelen dit, de AOW-leeftijd is 65 jaar, alle werknemersverzekeringen eindigen bij de leeftijd van 65 jaar en kunnen ook niet verlengd worden en heel Nederland, behalve uitzonderingen zoals piloten, brandweerlieden, militairen etc. gaan op genoemde leeftijd met pensioen. Zelfs de Wet op het minimumloon is niet van toepassing op werknemers ouder dan 65 jaar. De vakbonden en het FNV voorop zijn mordicus tegen het verhogen van de pensioengerechtigde leeftijd en tegen het verhogen van de AOW-leeftijd.
3.4 Op grond van de beleidsregels (nr. 38) van het CWI wordt er zondermeer een ontslagvergunning afgegeven wanneer een werkgever voor de zekerheid een ontslagvergunning aanvraagt in verband met het bereiken van de leeftijd van 65 jaar. Het CWI heeft de aanvraag van [gedaagde] geweigerd. Het CWI stelt zich op het nogal rigide en wel een beetje bespottelijke standpunt dat een ontslagvergunning alleen afgegeven kan worden voordat de werknemer de 65-jarige leeftijd heeft bereikt.
3.5 [gedaagde] had best met [eiser] willen doorgaan maar vanwege de werking van art. 7:668a BW heeft [gedaagde] altijd gezegd dat er over te spreken viel na een periode van drie maanden en dat zij ook niet van plan was om [eiser] voor onbepaalde tijd tegen hetzelfde salaris in dienst te houden. [gedaagde] wenste [eiser] tegemoet te komen maar wenste dan in elk geval wel een afbouw van het contract, danwel een contract in de vorm van een oproepcontract. [eiser] is daarmee niet akkoord gegaan.
3.6 [eiser] is eerst op 60-jarige leeftijd bij [gedaagde] in dienst getreden en aan hem is toen een pensioenovereenkomst aangeboden waaruit duidelijk bleek dat de pensioengerechtigde leeftijd 65 jaar zou zijn. Dit is binnen de onderneming van [gedaagde] ook de gebruikelijke pensioengerechtigde leeftijd. Wel zijn er enige personen die na hun AOW zijn blijven doorwerken, maar die zijn dat blijven doen in een aangepaste vorm. Die werken aanzienlijk korter en hebben bijvoorbeeld geen contract tot hun overlijden. Een van die personen, [B.], is ook tekenaar. Hij heeft na het bereiken van de leeftijd van 65 jaar het dienstverband met [gedaagde] voortgezet op basis van een nul-urencontract.
3.7 [gedaagde] is van mening dat er geen buitengerechtelijke kosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. Wanneer er al een toewijzing van enig bedrag aan salaris geïndiceerd is, is er geen enkele reden om nog een wettelijke vertragingsrente te betalen, in ieder geval dient deze tot nihil althans een laag percentage gematigd te worden.
4. Beoordeling van de standpunten
4.1. Partijen twisten over de vraag of de arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt bij het bereiken van de leeftijd van 65 jaar in de situatie waarin de (collectieve) arbeidsovereenkomst daaromtrent niets bepaalt.
4.2. De kantonrechter is van oordeel dat een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd niet van rechtswege eindigt op grond van het enkele feit dat de werknemer de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt. Daarvoor zijn bijkomende feiten en omstandigheden nodig, waaruit zou kunnen volgen dat de partijbedoeling is gericht op het eindigen van de arbeidsovereenkomst bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. Dergelijke feiten en omstandigheden zijn in de onderhavige kwestie niet gesteld noch gebleken. Er zijn juist feiten en omstandigheden die op het tegendeel duiden. Tussen partijen is gesproken over voortzetting van het dienstverband nadat [eiser] de leeftijd van 65 jaar zou bereiken. Zij konden het slechts over de voorwaarden waaronder het dienstverband zou worden voortgezet niet eens worden ([eiser] wenste voortzetting van zijn gewone dienstverband, [gedaagde] wenste een onderbreking van drie maanden gevolgd door een oproepcontract). Er is daarnaast sprake van precedenten bij [gedaagde] ten aanzien van doorwerken na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd: [gedaagde] heeft met een aantal werknemers, waaronder tenminste één tekenaar, de arbeidsrelatie voortgezet nadat zij de leeftijd van 65 jaar hadden bereikt.
4.3. Dat er sprake is van een pensioenregeling die recht geeft op een pensioenuitkering vanaf de leeftijd van 65 jaar, zoals [gedaagde] onweersproken heeft gesteld, leidt niet tot de conclusie dat de arbeidsovereenkomst dan ook van rechtswege eindigt. Er is geen wettelijke regel die bepaalt dat de arbeidsovereenkomst bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd eindigt. Als in het verleden al zou kunnen worden aangenomen dat er sprake is van 'gewoonterecht' dat ertoe leidde dat de arbeidsovereenkomst bij het bereiken van de pensioenleeftijd van 65 jaar van rechtswege eindigde, zoals prof. Lutjens heeft betoogd in het Nederlands Juristenblad van 29 augustus 2008, dan is de kantonrechter van oordeel dat een dergelijke 'gewoonterecht' niet meer van deze tijd is, mede gelet op de discussie die thans wordt gevoerd over verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd naar 67 jaar en de maatschappelijke ontwikkelingen van de laatste jaren, waarbij stoppen met werken bij het bereiken van de leeftijd van 65 jaar niet meer vanzelfsprekend is. In dit verband wijst de kantonrechter ook op het advies van de SER 'Wegnemen belemmeringen voor doorwerken na 65 jaar', nr. 06/03, 17 maart 2006. De overweging van de Hoge Raad in zijn arrest van 13 januari 1995, NJ 1995, 430 dat 'niet kan worden gezegd dat de regel dat een arbeidsovereenkomst in het algemeen van rechtswege eindigt bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd, niet langer in overeenstemming is met de rechtsopvatting van brede lagen van de bevolking', waarop Lutjens een beroep heeft gedaan in bovengenoemde bijdrage in het NJB, overtuigt de kantonrechter niet. Uit dit arrest, dat betrekking had op een geheel andere casuspositie, namelijk een proeftijdontslag van een oudere werknemer, kan niet worden afgeleid dat een arbeidsovereenkomst ter zake waarvan partijen niet zijn overeengekomen dat deze eindigt bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd, niettemin van rechtswege eindigt. Dat de Hoge Raad zou menen dat die rechtsregel wel bestaat, valt naar het oordeel van de kantonrechter niet in genoemd arrest te lezen.
4.4. Tussen partijen staat vast dat [gedaagde] noch [eiser] enige opzeggingshandeling heeft verricht. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, brengt dit mee dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen nog niet is geëindigd.
4.5. De conclusie van al het vorenstaande moet zijn, dat de gevorderde verklaring voor recht toewijsbaar is, evenals de vorderingen terzake van het achterstallige loon en de toekomstige loonbetalingen. De gevorderde wettelijke verhoging zal de kantonrechter, gelet op de omstandigheden van het geval, matigen tot nihil.
4.6. De buitengerechtelijke incassokosten - welke [gedaagde] heeft betwist - zullen worden afgewezen nu [eiser] niet heeft aangetoond dat de verrichte werkzaamheden van zijn gemachtigde meer hebben ingehouden dan die ter voorbereiding van de gedingstukken en instructie van de zaak. De algemene stellingen ter zake bij dagvaarding acht de kantonrechter in dat verband onvoldoende.
4.7. De gevorderde rente zal als niet weersproken en op de wet gegrond worden toegewezen.
4.8. [gedaagde] zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure worden veroordeeld.
Beslissing:
De kantonrechter:
1. verklaart voor recht dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen na 10 augustus 2008 is voortgezet en niet per de datum dat [eiser] de 65-jarige leeftijd heeft bereikt van rechtswege is komen te eindigen;
2. veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 9.165,00 bruto ter zake van het loon over de periode vanaf 1 augustus 2008 tot en met 31 oktober 2008;
3. veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen de vakantietoeslag ad 8% over de periode 1 augustus 2008 tot 31 oktober 2008, zijnde een bedrag van € 733,20 bruto;
4. veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 3.055,00 bruto per maand vanaf 1 november 2008 ter zake van het reguliere salaris te voldoen op het daarvoor gebruikelijke tijdstip, te vermeerderen met 8 % vakantietoeslag op het moment dat dit opeisbaar is, tot het moment dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is komen te eindigen;
5. veroordeelt [gedaagde] aan [eiser] te betalen de wettelijke rente over de hiervoor onder 2. en 3. genoemde bedragen, telkens vanaf het moment van opeisbaarheid tot de dag der algehele voldoening;
6. veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure tot hiertoe aan de zijde van [eiser] vastgesteld op € 1.079,61, waaronder begrepen een bedrag van € 800,00 als het aan de gemachtigde van [eiser] toekomende salaris, onverminderd de eventueel over deze kosten verschuldigde BTW;
7. verklaart dit vonnis behoudens met betrekking tot de verklaring voor recht tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
8. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J. Frikkee, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 april 2009, in tegenwoordigheid van de griffier