Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2016/399 betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode)
Artikel 6 Toegangsvoorwaarden voor onderdanen van derde landen
Geldend
Geldend vanaf 09-10-2018
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf de door de Commissie overeenkomstig art. 88 van Verordening (EU) 2018/124 vastgestelde datum.
- Bronpublicatie:
12-09-2018, PbEU 2018, L 236 (uitgifte: 19-09-2018, regelingnummer: 2018/1240)
- Inwerkingtreding
09-10-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-09-2018, PbEU 2018, L 236 (uitgifte: 19-09-2018, regelingnummer: 2018/1240)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Grensbewaking
1.
Voor een voorgenomen verblijf op het grondgebied van de lidstaten van ten hoogste 90 dagen binnen een periode van 180 dagen, waarbij voor iedere dag van het verblijf de 180 voorafgaande dagen in aanmerking worden genomen, gelden voor onderdanen van derde landen de volgende toegangsvoorwaarden:
- a)
in het bezit zijn van een geldig reisdocument of van een document dat de houder recht geeft op grensoverschrijding en dat aan de volgende criteria voldoet:
- i)
het is geldig tot minstens drie maanden na de voorgenomen datum van vertrek uit het grondgebied van de lidstaten. In gemotiveerde spoedeisende gevallen mag echter van deze verplichting worden afgezien;
- ii)
het is afgegeven in de voorafgaande tien jaar;
- b)
in het bezit zijn van een geldig visum, indien vereist op grond van Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad (1), of van een geldige reisautorisatie, indien vereist op grond van Verordening (EU) 2018/1240 van het Europees Parlement en de Raad (2), behalve indien zij houder zijn van een geldige verblijfsvergunning of een geldig visum voor verblijf van langere duur;
- c)
het doel van het voorgenomen verblijf en de verblijfsomstandigheden kunnen staven, alsmede beschikken over voldoende middelen van bestaan, zowel voor de duur van het voorgenomen verblijf als voor de terugreis naar het land van herkomst of voor de doorreis naar een derde land, waar de toegang is gewaarborgd, dan wel in staat zijn deze middelen rechtmatig te verwerven;
- d)
niet met het oog op weigering van toegang in het SIS gesignaleerd zijn;
- e)
niet worden beschouwd als een bedreiging van de openbare orde, de binnenlandse veiligheid, de volksgezondheid of de internationale betrekkingen van één van de lidstaten, en met name niet om dezelfde redenen met het oog op weigering van toegang gesignaleerd staan in de nationale databanken van de lidstaten.
- f.
biometrische gegevens verstrekken indien die nodig zijn voor:
- i)
het aanleggen van het persoonlijk dossier in het EES overeenkomstig de artikelen 16 en 17 van Verordening (EU) 2017/2226;
- ii)
het verrichten van grenscontroles overeenkomstig artikel 8, lid 3, onder a), i), en onder g), i), van deze Verordening, artikel 23, leden 2 en 4, van Verordening (EU) 2017/2226 en, in voorkomend geval, artikel 18 van Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad (3).
Gedurende een overgangsperiode als bepaald in artikel 83, leden 1 en 2, van Verordening (EU) 2018/1240 is het gebruik van het Europees reisinformatie- en -autorisatiesysteem (Etias) facultatief en geldt de verplichting om in het bezit te zijn van een geldige reisautorisatie als bedoeld in punt b) van de eerste alinea van dit lid niet. De lidstaten delen de aan de reisautorisatieplicht onderworpen onderdanen van derde landen die de buitengrenzen overschrijden mee dat zij na het verstrijken van de overgangsperiode in het bezit moeten zijn van een geldige reisautorisatie. Hiertoe delen de lidstaten aan deze categorie reizigers een gemeenschappelijke brochure uit als bedoeld in artikel 83, lid 2, van Verordening (EU) 2018/1240.
Gedurende een respijtperiode als bepaald in artikel 83, lid 3, van Verordening (EU) 2018/1240 verlenen de grensautoriteiten de aan de reisautorisatieplicht onderworpen onderdanen van derde landen die niet in het bezit zijn van een reisautorisatie, bij uitzondering toestemming om de buitengrenzen te overschrijden indien zij aan alle overige voorwaarden van dit artikel voldoen, en op voorwaarde dat het de eerste keer is dat zij de buitengrenzen van de lidstaten overschrijden sinds het einde van de in artikel 83, leden 1 en 2, van Verordening (EU) 2018/1240 bedoelde overgangsperiode. De grensautoriteiten informeren die onderdanen van derde landen dat zij in het bezit moeten zijn van een geldige reisautorisatie overeenkomstig dit artikel. Hiertoe delen de grensautoriteiten aan die reizigers een gemeenschappelijke brochure uit als bedoeld in artikel 83, lid 3, van Verordening (EU) 2018/1240, waarin hen wordt meegedeeld dat zij bij wijze van uitzondering de buitengrenzen mogen overschrijden zonder te voldoen aan de verplichting over een geldige reisautorisatie te beschikken, en waarin die verplichting wordt toegelicht.
1 bis.
De in lid 1 van dit artikel bedoelde termijn van 90 dagen binnen een periode 180 dagen wordt berekend als een enkele termijn voor de lidstaten die het EES gebruiken op grond van Verordening (EU) 2017/2226. Die termijn wordt afzonderlijk berekend voor elke lidstaat die het EES niet gebruikt.
2.
Voor de uitvoering van lid 1 geldt de inreisdatum als de eerste dag van verblijf op het grondgebied van de lidstaten en de uitreisdatum als de laatste dag van verblijf op het grondgebied van de lidstaten. Perioden van verblijf die zijn toegestaan op grond van een verblijfsvergunning, of een visum voor verblijf van langere duur worden bij de berekening van de verblijfsduur op het grondgebied van de lidstaten niet in aanmerking genomen.
3.
Bijlage I bevat een niet-uitputtende lijst van bewijsstukken die de grenswachter van de betrokken onderdaan van een derde land kan verlangen om na te gaan of aan de in lid 1, onder c), vermelde voorwaarden is voldaan.
4.
Bij de beoordeling van de bestaansmiddelen wordt rekening gehouden met de duur en het doel van het verblijf, alsmede met de gemiddelde prijzen voor kost en inwoning in de betrokken lidstaat of lidstaten, bepaald op basis van een goedkoop verblijf, vermenigvuldigd met het aantal verblijfsdagen.
De door elk van de lidstaten vastgestelde richtbedragen worden meegedeeld aan de Commissie, overeenkomstig artikel 39.
De aanwezigheid van voldoende bestaansmiddelen kan worden beoordeeld aan de hand van contant geld, reischeques en creditcards die de onderdaan van een derde land in bezit heeft. Borgstellingen, voor zover het nationale recht daarin voorziet, en garantstellingsverklaringen van de gastheer/-vrouw als gedefinieerd in het nationale recht, ingeval de onderdaan van een derde land bij een gastheer/-vrouw verblijft, kunnen eveneens als bewijs van voldoende middelen van bestaan gelden.
5.
In afwijking van lid 1:
- a)
wordt onderdanen van derde landen die niet aan alle in lid 1 genoemde voorwaarden voldoen, maar wel houder zijn van een verblijfsvergunning of een visum voor verblijf van langere duur, toegang verleend tot het grondgebied van de andere lidstaten met het oog op doorreis zodat zij het grondgebied kunnen bereiken van de lidstaat die de verblijfsvergunning of het visum voor verblijf van langere duur heeft afgegeven, tenzij hun namen zijn vermeld op de nationale signaleringslijst van de lidstaat waarvan zij de buitengrenzen willen overschrijden, en de signalering vergezeld gaat van instructies om de binnenkomst of doorreis te weigeren;
- b)
kan onderdanen van derde landen die voldoen aan de in lid 1 genoemde voorwaarden, met uitzondering van de voorwaarde onder b), en zich melden aan de grens, toegang tot het grondgebied van de lidstaten worden verleend, indien aan de grens een visum wordt afgegeven overeenkomstig de artikelen 35 en 36 van Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad (4).
De lidstaten stellen statistieken over aan de grens afgegeven visa op overeenkomstig artikel 46 van en bijlage XII bij Verordening (EG) nr. 810/2009.
Indien het niet mogelijk is op het document een visum aan te brengen, wordt het visum, bij wijze van uitzondering, op een apart blad aangebracht dat aan het document wordt gehecht. In dat geval wordt gebruikgemaakt van het bij Verordening (EG) nr. 333/2002 van de Raad (5) vastgestelde uniforme model voor formulieren voor de aanbrenging van het visum;
- c)
kan onderdanen van derde landen die niet aan een of meer van de in lid 1 genoemde voorwaarden voldoen, door een lidstaat toegang tot zijn grondgebied worden verleend op grond van humanitaire overwegingen, om redenen van nationaal belang of wegens internationale verplichtingen. Indien de betrokken onderdaan van een derde land gesignaleerd staat als bedoeld in lid 1, onder d), stelt de lidstaat die hem toegang tot zijn grondgebied verleent, de overige lidstaten daarvan in kennis.
Voetnoten
Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad van 15 maart 2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld (PB L 81 van 21.3.2001, blz. 1).
Verordening (EU) 2018/1240 van het Europees Parlement en de Raad van 12 september 2018 tot oprichting van een Europees reisinformatie- en -autorisatiesysteem (Etias) en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1077/2011, (EU) nr. 515/2014, (EU) 2016/399, (EU) 2016/1624 en (EU) 2017/2226 (PB L 236 van 19.9.2018, blz. 1).
Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende het Visuminformatiesysteem (VIS) en de uitwisseling tussen de lidstaten van gegevens op het gebied van visa voor kort verblijf (VIS-verordening) (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 60).
Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode) (PB L 243 van 15.9.2009, blz. 1).
Verordening (EG) nr. 333/2002 van de Raad van 18 februari 2002 betreffende de invoering van een uniform model voor een blad waarop een visum kan worden aangebracht dat door lidstaten wordt afgegeven aan houders van een reisdocument dat door de lidstaat die het blad opstelt niet wordt erkend (PB L 53 van 23.2.2002, blz. 4).