AB 2015/407
Prejudiciële vraag in geval een lagere rechter een prejudiciële vraag heeft gesteld over een kwestie waarin de Hoge Raad een acte clair ziet.
HR 28-03-2014, ECLI:NL:HR:2014:683, m.nt. R. Ortlep
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
28 maart 2014
- Magistraten
Mrs. M.W.C. Feteris, C. Schaap, P.M.F. van Loon, M.A. Fierstra, Th. Groeneveld
- Zaaknummer
12/03718
- Noot
R. Ortlep
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS922177:1
- Vakgebied(en)
EU-recht / Rechtsbescherming
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:82, Uitspraak, Hoge Raad, 22‑01‑2016
ECLI:NL:HR:2014:683, Uitspraak, Hoge Raad, 28‑03‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 19‑06‑2012
Beroepschrift, Hoge Raad, 19‑06‑2012
- Wetingang
Art. 4 lid 3 VEU; art. 267 VWEU
Essentie
Prejudiciële vraag in geval een lagere rechter een prejudiciële vraag heeft gesteld over een kwestie waarin de Hoge Raad een acte clair ziet.
Samenvatting
De Hoge Raad heeft deze beslissing genomen zonder het stellen van een of meer prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie, omdat hij van oordeel was dat daarover redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is. Voor dergelijke twijfel ziet de Hoge Raad ook thans geen aanleiding.
In zijn uitspraak van 7 februari 2014, nr. 13/00040, ECLI:NL:GHSHE:2014:248, V-N 2014/12.15, heeft het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch in een andere zaak wel aanleiding ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.