Einde inhoudsopgave
RvdW 2021/29
Opzetheling. Slagende bewijsklacht nu uit de bewijsvoering niet kan worden afgeleid dat verdachte ‘ten tijde van het voorhanden krijgen’ van de goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
HR 01-12-2020, ECLI:NL:HR:2020:1910
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
1 december 2020
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, A.L.J. van Strien, A.E.M. Röttgering
- Zaaknummer
19/03942
- Conclusie
A-G mr. D.J.M.W. Paridaens
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:1910, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 01‑12‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:791, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑09‑2020
Essentie
Opzetheling. Slagende bewijsklacht nu uit de bewijsvoering niet kan worden afgeleid dat verdachte ‘ten tijde van het voorhanden krijgen’ van de goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
Conclusie
Conclusie A-G mr. D.J.M.W. Paridaens:
1.
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, heeft bij arrest van 12 augustus 2019 de verdachte wegens 1 en 2 telkens “opzetheling” veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden met aftrek als bedoeld in art. 27(a) Sr.
2.
Er bestaat samenhang met de zaak 19/03941. In deze zaak zal ik vandaag ook concluderen.
3.
Namens de verdachte hebben mr. R.J. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.