Einde inhoudsopgave
RvdW 2022/194
Art. 81 lid 1 RO. Procesrecht; borgtocht. Nadere afspraak met opschortende voorwaarde. Betwisting of bevrijdend verweer? Stelplicht en bewijslastverdeling. Art. 24 Rv; art. 149 Rv; art. 150 Rv.
HR 04-02-2022, ECLI:NL:HR:2022:114
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
4 februari 2022
- Magistraten
Mrs. C.E. du Perron, C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff, F.R. Salomons
- Zaaknummer
20/02603
- Conclusie
A-G mr. G.R.B. van Peursem
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:114, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 04‑02‑2022
ECLI:NL:PHR:2021:778, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 03‑09‑2021
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer 20/02603
Datum 4 februari 2022
ARREST
In de zaak van
[eiser],wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
hierna: [eiser],
advocaat: E.J.H. Zandbergen,
tegen
ALFA COMMERCIAL FINANCE B.V.,gevestigd te Alphen aan den Rijn,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: Alfa,
niet verschenen.