Vgl. HR 17 november 1981, NJ 1983, 84 en HR 11 februari 1997, NJ 1997, 440.
HR (A-G), 08-11-2011, nr. 11/01054
ECLI:NL:PHR:2012:BU3997
- Instantie
Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
- Datum
08-11-2011
- Zaaknummer
11/01054
- Conclusie
Mr. Vellinga
- LJN
BU3997
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2012:BU3997, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑11‑2011
Arrest gerechtshof: ECLI:NL:GHSGR:2010:BO1550
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2012:BU3997
Conclusie 08‑11‑2011
Mr. Vellinga
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Het Gerechtshof te 's‑Gravenhage heeft bij arrest van 25 oktober 2010, met aanvulling van gronden ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [betrokkene 1], bevestigd het vonnis van de Rechtbank te Dordrecht waarbij verdachte wegens ‘Diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen’ is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met bijkomende beslisisngen als in het vonnis beschreven.Voorts heeft het Hof de vordering van de benadeelde partij [betrokkene 1] gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 7.157,85 en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. Voor het toegewezen bedrag is tevens een schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
2.
Er bestaat samenhang tussen de zaken met de nummers 11/01054, 11/01356 en 11/01058. In al deze zaken zal ik vandaag concluderen.
3.
Namens verdachte heeft mr. E.J.W.F. Deen, advocaat te 's‑Gravenhage, één middel van cassatie voorgesteld.
4.
Het middel klaagt over het bewijs van het medeplegen en het opzet van verdachte.
5.
Ten laste van verdachte is bewezenverklaard dat verdachte:
‘op 29 april 2008 te Gorinchem tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een kluis (inhoudende meerdere kentekenbewijzen en meerdere sleutels en een sieradendoos en twee inentingsbewijzen) en een enveloppe (inhoudende 5000 euro) en een doosje (inhoudende meerdere buitenlandse bankbiljetten (ter waarde van ongeveer 1600 euro)) en meerdere zakjes (inhoudende gouden munten (ter waarde van ongeveer 8000 euro) en meerdere horloges en meerdere sieraden, geheel of ten dele toebehorende aan [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [betrokkene 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat zijn mededader(s)
- —
[betrokkene 1] meermalen met (een) vuist(en) en (de kolf van) een vuurwapen in het gezicht en/of tegen het hoofd heeft/hebben geslagen en/of gestompt en
- —
[betrokkene 1] met een stroomstootwapen een stroomstoot heeft/hebben gegeven en
- —
een vuurwapen aan [betrokkene 1] heeft/hebben getoond en op [betrokkene 1] heeft/hebben gericht (gehouden) en
- —
heeft/hebben gezegd ‘ik schiet je dood en I shoot you en/of if you tell someone I will kill you or someone else will do it’ en
- —
de handen en de voeten van [betrokkene 1] met tie-wraps heeft/hebben vastgebonden en de mond van [betrokkene 1] met tape heeft/hebben dichtgeplakt.’
6.
Deze bewezenverklaring berust op de volgende bewijsmiddelen:
- ‘1.
Het proces-verbaal van politie Zuid-Holland Zuid d.d. 29 april 2008, nummer PL1820/08-046891 (als dossierparagraaf 01.AAN.01 gevoegd bij proces-verbaal van politie Zuid-Holland Zuid, dossiernummer PL1820/08-502748), dat onder meer inhoudt — zakelijk weergegeven —
als de afgelegde verklaring van [betrokkene 1]:
Ik doe aangifte van diefstal met geweld.
De goederen zijn eigendom van onze familie. We hebben een bedrijf. Dit bedrijf heet [A]. Dit bedrijf is eigendom van mijn vader [betrokkene 2]. Ik gaf aan niemand het recht of de toestemming dit feit te plegen. Op 29 april 2008 omstreeks 09.05 uur bevond ik mij in mijn woning te Gorinchem, [a-straat 1]. Ik hoorde de deurbel. Ik liep naar de voordeur. Ik deed de deur open. Ik zag een persoon staan. Ik zal deze dader 1 noemen. Ik zag dat deze persoon een pakketje in zijn hand had. De persoon zei dat hij van TNT pakketservice was. Ik zag ook een grijs busje op de stoep staan.
Hij liet het pakketje los. Ik werd de hoek ingeslagen. Ik hoorde dader 1 zeggen ‘Overval. Waar is de kluis ?’ Ik werd op mijn gezicht geslagen. Hierna zag ik dat dader 1 een vuurwapen pakte. Hij sloeg mij met het wapen. Ik zag dat hij de loop in zijn handen had en ik zag de onderkant van de kolf. Hij sloeg mij meerdere keren met het vuurwapen op mijn hoofd. Op dat moment zie ik een andere man aan komen. Deze zal ik dader 2 noemen.
Ik zag en voelde dat dader 2 mij met een stroomstootwapen raakte. Ik werd naar binnen getrokken. Ik kreeg heel hard slaag, zowel met de vuist als met het pistool. Ik hoorde een dader zeggen: ‘Opstaan, breng mij bij de kluis’. Ik heb de kluis aan beide daders aangewezen.
Dader 1 richtte een vuurwapen op mijn hoofd. Ik hoorde dat hij zei ‘ik schiet je dood’. Ook heb ik hem horen zeggen ‘ I shoot you’.
Dader 1 zei tegen mij: ‘maak hem open’. Om de kluis te openen heb je o.a. een code nodig. Ik zei tegen dader 1 dat ik de code niet wist. Ik kreeg toen van dader 1 een vuistslag op mijn oog. Ik hoorde dader 1 zeggen: ‘lay down on the floor’. Ik ging op de vloer liggen.
Dader 1 deed tye-raps om mijn polsen. Nadat mijn handen waren getyre-raped werd ook mijn voeten getyre-raped. Dader 2 plakte ducktape op mijn mond.
Dader 1 deed de deur naar de douche open. Ik hoorde dader 1 zeggen: ‘Go in side’. Ik schoof de douche in. Ik zag dat dader 1 het vuurwapen op mij richtte. Ik horde hem zeggen ‘be quiet, if you tell someone I will kill you or someone else will do it’.
Op een gegeven moment horde ik een geluid wat ik herkende als de deurdranger van het trappenhuis. Ik heb toen nog even gewacht. Ik kwam overeind. Ik het gangetje braken de tyre-raps van mijn voeten. Ik belde al rennend 112. Ik kwam op de [b-straat] aan. Ik hoorde het optrekken van een auto. Ik zag een grijze Ford Transit. Ik keek naar de bestuurder.
Op mijn slaapkamer lag een envelop met daarin 5.000,00 euro.
- 2.
Het proces-verbaal van politie Zuid-Holland Zuid d.d.18 mei 2008, nummer PL1820/08-046891(als dossierparagraaf 01.AAN.06 gevoegd bij proces-verbaal van politie Zuid-Holland Zuid, dossiernummer PL 1820/08-502748), dat onder meer inhoudt -zakelijk weergegeven -
als de afgelegde verklaring van [betrokkene 1]:
Inmiddels is gebleken dat de volgende goederen zijn meegenomen door de daders:
In de aangifte is al vermeld dat 5000 euro is gestolen. Deze 5000 euro zat in een envelop. Naast de 5000 euro is ook vreemd geld gestolen. Dit betreffen bankbiljetten. Totaal was het ongeveer 1600 euro. Daarnaast lagen in juwelierszakjes 6 gouden munten uit Libanon. De waarde is ongeveer 8000 euro.
Verder lag in de slaapkamer een gouden dames horloge. Verder hebben ze ook een heren horloge meegenomen, 2 gouden dames kettingen, 2 gouden dames ringen, 4 gouden oorbellen en een gouden dames armband.
Verder lag in de kluis kentekenbewijzen, sleutels en een sieradendoos. In de kluis lagen ook twee inentingskaarten/paspoorten op naam van mij en mijn broer [betrokkene 3].
- 3.
Het proces-verbaal van politie Zuid-Holland Zuid d.d. 1 mei 2008, nummer PL1820/08- 046891(als dossierparagraaf 01.AH.03 gevoegd bij proces-verbaal van politie Zuid-Holland Zuid, dossiernummer PL1820/08-502748), dat onder meer inhoudt — zakelijk weergegeven -
als relaas van verbalisanten:
Op 29 april 2008 omstreeks 09.25 uur hoorden wij de melding dat er op de [a-straat 1] te Gorinchem een gewapende overval gaande was. Op genoemde datum omstreeks 09.30 uur hoorden wij dat op de [b-straat] te Gorinchem een grijze Volkswagen Transporter en een grijze Ford Transit zouden staan. Deze voertuigen zouden van de daders afkomstig zijn. Op genoemde datum tussen 9.32 uur en 9.38 uur hoorden wij dat de daders waren weggereden in een grijze Ford Transit en een grijze personenauto en ze zouden getint zijn. Hierop zijn wij gereden in de richting van de rotonde ter hoogte van de Beemdweg en de Energieweg te Meerkerk.
Wij zagen op het moment dat wij langs de carpoolplaats reden, gelegen aan de Energieweg te Meerkerk, een grijze Transit staan en een grijze Mercedes personenauto. Deze locatie is geografisch gelegen op ongeveer 7 kilometer afstand van de [a-straat 1] te Gorinchem. Wij zagen bij deze voertuigen minimaal vier personen staan. Wij zagen dat de personen licht getint waren.
Hierop hebben wij de in-en uitrit geblokkeerd. Wij hoorden dat er een voertuig met hoge snelheid wegreed vanaf de carpoolplaas welke door ons was afgesloten. Wij zagen dat dit de eerder door ons waargenomen Ford Transit betrof. De bestuurder wist aan ons te ontkomen. Wij realiseerden ons op dat moment dat er minimaal drie personen bij de genoemde Mercedes moesten zijn achtergebleven. Halverwege de carpoolplaats hadden wij zich op de geparkeerde Mercedes. Wij zagen dat er vier inzittenden in de Mercedes zaten. Wij hebben ons kenbaar gemaakt als politie en riepen dat bij elke verdachte beweging zou worden geschoten.
Wij verbalisanten riepen dat ze waren aangehouden. Nadat meerdere collega's ter plaatse waren zijn de verdachten door hen afgevoerd.
Direct nadat de verdachten werden afgevoerd troffen wij een zwarte tas aan onder de bestelbus welke naast de Mercedes geparkeerd stond. In genoemde tas werd door de recherche een doorgeladen vuurwapen aangetroffen.
- 4.
Het proces-verbaal van politie Zuid-Holland Zuid d.d. 29 april 2008, nummer PL1820/08-046891(als dossierparagraaf V1.2 gevoegd bij proces-verbaal van politie Zuid-Holland Zuid, dossiernummer PL1820/08-502748), dat onder meer inhoudt — zakelijk weergegeven -
als relaas van verbalisanten:
Door ondergetekende verbalisanten wordt met betrekking tot de aanhouding van de hieronder vermelde verdachte het volgende verklaard:
VERDACHTE:
Naam : [medeverdachte 2]
Voornamen : [voornaam medeverdachte 2]
Geboortedatum. : [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats]
DATUM EN TIJD AANHOUDING:
Dinsdag 29 april 2008 te 09.41 uur.
LOCATIE AANHOUDING:
Energieweg te Meerkerk.
- 5.
Het proces-verbaal van politie Zuid-Holland Zuid d.d. 29 april 2008, nummer PL1820/08-046891(als dossierparagraaf V2.2 gevoegd bij proces-verbaal van politie Zuid-Holland Zuid, dossiernummer PL1820/08-502748), dat onder meer inhoudt — zakelijk weergegeven -
als relaas van verbalisanten:
Door ondergetekende verbalisanten wordt met betrekking tot de aanhouding van de hieronder vermelde verdachte het volgende verklaard:
VERDACHTE:
Naam : [medeverdachte 1]
Voornamen : [voornaam medeverdachte 1]
Geboortedatum : [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats].
DATUM EN TIJD AANHOUDING:
Dinsdag 29 april 2008 te 09.41 uur.
LOCATIE AANHOUDING:
Energieweg te Meerkerk.
- 6.
Het proces-verbaal van politie Zuid-Holland Zuid d.d. 29 april 2008, nummer PL1820/08-046891(als dossierparagraaf V3.2 gevoegd bij proces-verbaal van politie Zuid-Holland Zuid, dossiernummer PL1820/08-502748), dat onder meer inhoudt — zakelijk weergegeven -
als relaas van verbalisanten:
Door ondergetekende verbalisanten wordt met betrekking tot de aanhouding van de hieronder vermelde verdachte het volgende verklaard:
VERDACHTE:
Naam : [verdachte]
Voornamen : [voornaam verdachte]
Geboortedatum : [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats].
DATUM EN TIJD AANHOUDING:
Dinsdag 29 april 2008 te 09.41 uur.
LOCATIE AANHOUDING:
Energieweg te Meerkerk.
- 7.
Het proces-verbaal van politie Zuid-Holland Zuid d.d. 29 april 2008, nummer PL 1820/08-046891(als dossierparagraaf V4.2 gevoegd bij proces-verbaal van politie Zuid-Holland Zuid, dossiernummer PL1820/08-502748), dat onder meer inhoudt — zakelijk weergegeven -
als relaas van verbalisanten:
Door ondergetekende verbalisanten wordt met betrekking tot de aanhouding van de hieronder vermelde verdachte het volgende verklaard:
VERDACHTE:
Naam: [medeverdachte 3]
Voornamen: [voornamen medeverdachte 3]
Geboortedatum: onbekend 1982 te Beiroet.
DATUM EN TIJD AANHOUDING:
Dinsdag 29 april 2008 te 09.41 uur.
LOCATIE AANHOUDING:
Energieweg te Meerkerk.
- 8.
Het proces-verbaal van politie Zuid-Holland Zuid d.d. 6 juni 2008, nummer PL1820/08-046891(als dossierparagraaf 01.V4.07 gevoegd bij proces-verbaal van politie Zuid-Holland Zuid, dossiernummer PL1820/08-502748), dat onder meer inhoudt -zakelijk weergegeven -
als de afgelegde verklaring van [medeverdachte 3]:
Ik heb een neef die [betrokkene 4] heet. [Betrokkene 4] zei dat hij slachtoffer was van [betrokkene 2]. Ik ging ook om met [verdachte]. [Betrokkene 4] kletste ook veel met [verdachte]. Ik hoorde dat [betrokkene 4] tegen [verdachte] zei dat [betrokkene 2] ‘de Libanees met veel geld’ werd genoemd. [Betrokkene 4] vertelde [verdachte] dat hij wel eens hij [betrokkene 2] thuis was geweest en dat de vrouw van [betrokkene 2] geld ging halen uit een kluis die boven stond. Ik hoorde [verdachte] zeggen: ‘zullen we die klootzak terugpakken’. Vanaf dat moment werd één en ander gepland. Omstreeks februari/maart ontstond bij [verdachte] het idee dat [verdachte] en zijn neef [medeverdachte 1] [betrokkene 2] gingen aanpakken. Vervolgens zijn [verdachte] en ik met [medeverdachte 1] naar de woning van [betrokkene 2] in Gorinchem gereden. Op de terugweg bespraken [verdachte] en [medeverdachte 1] hoe ze het zouden doen.
Voor het weekeinde van de overval zei [betrokkene 4] dat [betrokkene 2] net uit Afrika terug is met 300.000 euro. Hij zei dat de overval nu gepleegd moest worden. De plannen waren dat ze zouden aanbellen bij [betrokkene 2] met een pakje. Ze zouden naar binnen gaan en hem meenemen. Dit zou [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] doen. De één zou hem grijpen en de ander zou naar boven naar de kluis gaan.
Op 29 april 2008 zou ik [verdachte] ophalen met de Mercedes. [Verdachte] is naar Amsterdam Oost gereden en ik bleef bij [verdachte] in de auto. [Betrokkene 5] was er al. [Medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] kwamen later. We zijn in twee auto's naar Gorinchem gereden. Nadat we in Gorinchem waren aangekomen hebben we even ergens gestaan en gepraat. [Betrokkene 5], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gingen de overval doen.
[Verdachte] had daarbij telefonisch contact met één van de personen binnen, met [medeverdachte 1] of [medeverdachte 2]. Hij vroeg of ze het geld hadden. Ze hadden het geld. Ik zei dat we weg moesten richting de snelweg. Op de snelweg zeg ik de bus van [betrokkene 5] rijden. [Verdachte] belde toen met [betrokkene 5] en zei hoe hij moest rijden. [Verdachte] had afgesproken dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] het geld uit de bus moesten meenemen als ze zouden overstappen van de bus in de Mercedes. [verdachte] heeft ons naar de parkeerplaats geleid.
- 9.
Het proces-verbaal van politie Zuid-Holland Zuid d.d. 1 juni 2008, nummer PL1820/08-046891(als dossierparagraaf 01.V5.05 gevoegd bij proces-verbaal van politie Zuid-Holland Zuid, dossiernummer PL1820/08-502748), dat onder meer inhoudt -zakelijk weergegeven -
als de afgelegde verklaring van [betrokkene 5]:
Ik heb de bus gehuurd.
Opmerking verbalisanten:
Wij laten de foto zien van de verdachte [medeverdachte 1], geboren op [geboortedatum] 1982 en delen [betrokkene 5] mee dat deze man [medeverdachte 1] heet.
Ik weet dat hij met zijn voornaam [medeverdachte 1] heet. Deze [medeverdachte 1] kwam 25 april 2008 aan de deur. Hij zei ‘Wil je met iets meedoen?’ en ‘Wil je geld verdienen?’ Hij zei ook ‘Je hoeft alleen maar te rijden’. Ik stemde in om mee te gaan.
Opmerking verbalisanten:
De tweede foto die wij [betrokkene 5] toonden was de foto van [medeverdachte 2], geboren op [geboortedatum] 1981. Ik ken de naam van deze man niet. U zegt dat hij [medeverdachte 2] heet. Ik zal hem [medeverdachte 2] noemen.
Ze zeiden dat ze naar het huis in Gorinchem wilden rijden om daar een pakketje af te zetten en dan weer terug te gaan. Ik ben op 29 april 2008 om 04.00 uur opgestaan. [Medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] waren niet op het afgesproken tijdstip bij me. Toen ik bij mijn auto was kwamen ze aanrijden. We zijn toen naar de parkeerplaats gereden waar de bus stond. We stapten alledrie in de bus, de Ford Transit.
Ik moest naar Utrecht rijden. Ik moest vervolgens op een parkeerplaats stoppen. Met een grote plastic tas gingen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] achterin de bus zitten. We reden naar Gorinchem. Ik moest daar stoppen.
Ze zeiden tegen mij: ‘Als we binnen zitten moet je wegrijden’. Even later hoorde ik iemand schreeuwen. Ik zag [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] opeens met een TNT jasje aan. Ik ben weggereden.
Ik kwam ze weer tegen. Ik zag dat ze een doos bij zich hadden. Ze zijn ingestapt. Een Mercedes ging voor ons rijden. [medeverdachte 1] zei dat we die Mercedes moesten volgen. We kwamen uit op een parkeerplaats. Ik hoorde de zijdeur opengaan en zag opeens politie. Ik reed weg met de bus. In de Mercedes zat een man die ik ken als [verdachte]. U laat mij zijn foto zien en daarop herken ik [verdachte]. Opmerking verbalisanten:
Wij laten als derde foto de foto zien van [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1984 waarna [betrokkene 5] vervolgde: De andere man is een vriend van [verdachte]. Hij wordt de Libanees genoemd.
- 10.
Het proces-verbaal van politie Zuid-Holland Zuid d.d. 10 juni 2008, nummer PL1820/08-046891(als dossierparagraaf 01.V5.05 gevoegd bij proces-verbaal van politie Zuid-Holland Zuid, dossiernummer PL1820/08-502748), dat onder meer inhoudt -zakelijk weergegeven -
als de afgelegde verklaring van [betrokkene 5]:
Ik zal u nu een aanvullende verklaring geven.
Omstreeks december 2007 was het dat [verdachte] en de Libanees bij mij kwamen. Ze vroegen mij om een klusje te doen. Later ben ik met [verdachte], met de Libanees, met een andere dikke Libaneesche jongen en een Marokkaanse jongen met blauwe ogen naar Gorinchem gereden. [verdachte] wees mij de woning in Gorinchem aan. Dit was dezelfde waar wij later een overval pleegden.
Opmerking verbalisanten:
We laten [betrokkene 5] een foto zien van [betrokkene 4], geboren op [geboortedatum] 1983 te Beiroet en vragen of hij deze man herkent.
Ik herken deze man als de dikke Libanees waarover ik heb verklaard.
- 11.
Het proces-verbaal van politie Zuid-Holland Zuid d.d. 2mei 2008, nummer PL1820/08-046891(als dossierparagraaf 01.AH.11 gevoegd bij proces-verbaal van politie Zuid-Holland Zuid, dossiernummer PL1820/08-502748), dat onder meer inhoudt -zakelijk weergegeven -
als relaas van verbalisanten:
Op 29 april 2008 omstreeks 09.25 uur werd [betrokkene 1] overvallen in zijn woning aan de [a-straat 1] te Gorinchem. Door getuigen werd gezien dat de daders vluchtten in een grijze Ford Transit. Kort daarop werd door de politie op een carpoolplaats te Meerkerk een dergelijke Ford Transit aangetroffen. Zij zagen dat in het voertuig diverse kogelgaten zaten. Op 1 mei 2008 is dit voertuig door personeel van de Unit Forensische Opsporing van de regiopolitie onderzocht. Daarbij werd in de laadruimte van deze bestelbus onder andere een deksel van vermoedelijk een sieradendoos aangetroffen alsmede wat buitenlandse bankbiljetten.
Op 2 mei hebben wij, verbalisanten, dit dekseltje getoond aan:
[betrokkene 6], e.v. [betrokkene 2].
Zij verklaarde daarop: Dit deksel is afkomstig van een doosje waar ik vreemd (buitenlandse bankbiljetten) in bewaarde. Dit doosje is mijn eigendom en stond op de slaapkamer waar ook de kluis stond. Deze kluis is door de overvallers van mijn zoon [betrokkene 1] meegenomen.
- 12.
Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Rijswijk, zaaknummer 2008.05.08.172, verdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en [verdachte], [medeverdachte 2], slachtoffer [betrokkene 1] op algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige opgemaakt d.d. 16 juli 2008 door ing. M.J.W. Pouwels, (als bijlage gevoegd bij proces-verbaal van politie Zuid-Holland Zuid, dossiernummer PL1820/08-502748), dat onder meer inhoudt -zakelijk weergegeven-
Ontvangen van Regiopolitie Zuid-Holland-Zuid
Datum ontvangst 8 mei 2008
TR-nummer DNA-identiteitszegel Omschrijving
5.03 AEU889 een broek van de verdachte [medeverdachte 2]
6.01 AEU890 een broek van de verdachte [medeverdachte 1]
9.01 RHF024 een referentiemonster wangslijmvlies van het slachtoffer [betrokkene 1].
VRAAGSTELLING
Verzocht werd om een onderzoek naar biologische sporen en een DNA-onderzoek te verrichten.
Onderzoek naar biologische sporen
Broek (AEU889) van de verdachte [medeverdachte 2]
Bloed
De broek (AEU889) van de verdachte [medeverdachte 2] is onderzocht op de aanwezigheid van bloed. Hierbij is op meerdere plaatsen op de broek (AEU889) bloed aangetroffen. Een bloedspoor van de linker broekspijp ter hoogte van de knie en een bloedspoor van de rechterbroekspijp ter hoogte van het bovenbeen zijn als respectievelijk (AEU889)# 1 en (AEU889)# 2 veiliggesteld voor een DNA-onderzoek.
Broek (AEU890) van de verdachte [medeverdachte 1]
Bloed
De broek (AEU890) van de verdachte [medeverdachte 1] is onderzocht op de aanwezigheid van bloed. Hierbij is op meerdere plaatsen op de broek (AEU890) bloed aangetroffen. Een bloedspoor van de linkerbroekspijp ter hoogte van de knie en een bloedspoor van de rechterbroekspijp ter hoogte van het bovenbeen zijn als respectievelijk (AEU890)# 1 en (AEU890)# 2 veiliggesteld voor een DNA-onderzoek.
DNA-onderzoek
De bemonsteringen (AEU889)# 1 en (AEU889)# 2 van de broek van de verdachte [medeverdachte 2] en de bemonsteringen (AEU890)# 1 en (AEU890)# 2 van de broek van verdachte [medeverdachte 1] zijn onderworpen aan een DNA-onderzoek.
Resultaat
Van het DNA in de onderzochte bemonsteringen zijn (onvolledige) DNA-(meng)profielen verkregen. Van het referentiemonster wangslijmvlies van het slachtoffer [betrokkene 1] (RHF024) is een DNA-profiel verkregen. Deze DNA-profielen zijn met elkaar vergeleken.
Conclusie
In tabel 1 staat vermeld van wie het bloed/celmateriaal in het onderzochte sporenmateriaal op grond van het vergelijkend DNA-onderzoek afkomstig kan zijn. In de laatste kolom staat vermeld wat de berekende frequentie van het DNA-profiel van het bloed/celmateriaal in elk onderzochte spoor is.
Tabel 1 Resultaten vergelijkend DNA-onderzoek Sporenmateriaal
Celmateriaal kan afkomstig zijn van:
Berekende frequentie DNA-profiel
een bemonstering (AEU889)#1 van de linkerbroekspijp ter hoogte van de knie van de broek van de verdachte Zmamra
slachtoffer P. Khalil (RHF024)
kleiner dan één op één miljard
een bemonstering (AEU889)#2 van de rechterbroekspijp ter hoogte van het bovenbeen van de broek van de verdachte Zmamra
slachtoffer P. Khalil (RF024) en minimaal één onbekende persoon
niet berekend
een bemonstering (AEU890)#1 van de linkerbroekspijp ter hoogte van de knie van de broek van de verdachte Chertah
slachtoffer P. Khalil (RHF024)
kleiner dan één op één miljard
een bemonstering (AEU890)#2 van de rechterbroekspijp ter hoogte van het bovenbeen van de broek van de verdachte Chertah
slachtoffer P. Khalil (RHF024)
kleiner dan één op één miljard
- 13.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting, die — zakelijk weergegeven -inhoudt:
Ik word ook wel [verdachte] genoemd.
Op 29 april 2008 ben ik meegegaan met [medeverdachte 3]. Het was 's morgens vroeg en we zijn blijkbaar in Gorinchem geweest. [Medeverdachte 3] dirigeerde mij hoe ik moest rijden. Hij was met mijn Mercedes. Op de snelweg werden wij ingehaald door een Ford Transit.
We hebben de afslag bij een carpoolplaats genomen. [Medeverdachte 3] stond telefonisch in contact met andere mensen.’
7.
Voorts houdt het door het Hof bevestigde vonnis van de Rechtbank, voor zover voor de beoordeling van het middel relevant, als nadere bewijsoverweging in:
‘Door de raadsman is bepleit dat verdachte niet aangemerkt kan worden als ‘medepleger’. Hij heeft daartoe onder meer -kort samengevat- aangevoerd dat naast de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 3] er onvoldoende andere bewijsmiddelen zijn dat verdachte als ‘medepleger’ kan worden aangemerkt. Hij heeft er op gewezen, dat [medeverdachte 3] belang heeft om zijn eigen rol te beperken, zodat het gebruik van zijn verklaring om die reden gevaarlijk is.
De rechtbank overweegt als volgt.
‘Tezamen en in vereniging’ als omschreven in de tenlastelegging dient te worden opgevat als medeplegen als bedoeld in artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Voor medeplegen in de zin van artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht is vereist dat er sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn mededader bij de verwezenlijking van het te plegen delict, welke samenwerking veelal tot uitdrukking komt in een gezamenlijke uitvoering. Ook zonder gezamenlijke uitvoering ten tijde van het feit kan er echter sprake zijn van medeplegen mits de bewuste samenwerking tussen de medeplegers voldoende nauw is geweest. De rechtbank oordeelt in dit verband dat de samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten ruim voldoende intensief is geweest om hem als medepleger aan de gewelddadige roofoverval aan te kunnen merken. De rechtbank voert hiervoor de volgende omstandigheden aan.
Medeverdachte [medeverdachte 3] (01.V4.07) heeft in dit verband verklaard dat tijdens een avondje poolen met o.a. verdachte de medeverdachte [betrokkene 7] heeft verteld over [betrokkene 2] en dat hij door hem was opgelicht. Door [betrokkene 7] werd [betrokkene 1] ‘de Libanees met veel geld’genoemd. Nadat verdachte naar het geld van [betrokkene 1] had gevraagd vertelde [betrokkene 7] dat er een kluis boven in diens woning stond, waarop verdachte heeft gezegd ‘zullen we die klootzak pakken’. Door verdachte werd contact onderhouden met [betrokkene 7]. Na verloop van tijd is het idee ontstaan dat verdachte samen met een andere medeverdachte, [betrokkene 2] zou aanpakken. [Betrokkene 7] heeft de woning van [betrokkene 2] aan verdachte aangewezen. Nadat [betrokkene 7] had verteld dat [betrokkene 1] uit het buitenland was gekomen in het bezit van veel cash geld, is een en ander in een stroomversnelling geraakt. Het plan was dat twee medeverdachten met een pakketje zouden aanbellen bij [betrokkene 1] en naar binnen zouden gaan. Eén zou hem grijpen en de ander zou naar boven naar de kluis gaan. Medeverdachte [betrokkene 5] heeft op verzoek van verdachte een bestelbus gehuurd en een mobiele telefoon gekocht. Verdachte heeft ook voor twee TNT jassen gezorgd. Op 28 april 2008 is verdachte met andere medeverdachten naar de woning van [betrokkene 1] gereden, maar omdat er niemand thuis was is het plan niet verder uitgevoerd. Verdachte heeft toen de plannen gemaakt om de overval de volgende dag uit te voeren. Op 29 april 2008 is men 's ochtends vroeg vanuit Amsterdam naar Gorinchem vertrokken. In Gorinchem aangekomen zijn drie personen de overval gaan plegen waarbij verdachte, die elders in Gorinchem stond, telefonisch contact heeft onderhouden met één van de overvallers. Het was de bedoeling dat na de overval twee plegers van de overval met de buit in de auto van verdachte zouden overstappen.
Medeverdachte [betrokkene 5] (01.V5.05) heeft in dit verband verklaard dat verdachte en [medeverdachte 3] hem hebben gevraagd een klusje te doen te weten, een auto parkeren. Verdachte heeft een paar dagen later nog gevraagd of hij nog geïnteresseerd was. [Betrokkene 5] is met verdachte en anderen naar Gorinchem gereden, waar verdachte hem de woning (waar de overval is gepleegd) heeft getoond. Het plan was dat verdachte samen met een ander naar binnen zou gaan. [Betrokkene 5] heeft in opdracht van verdachte een busje gehuurd, maar omdat de bus was voorzien van reclame heeft verdachte dat busje geweigerd. Enkele dagen voor 24 april 2008 belde verdachte wederom naar [betrokkene 5] met de mededeling dat hij een busje had gereserveerd dat hij, [betrokkene 5], moest ophalen. Dit strookt met de verklaring van verhuurder [B] van de bus (01.G9.01). Hij heeft immers verklaard dat door een andere persoon dan [betrokkene 5] de bus is gereserveerd. Ook moest [betrokkene 5] een telefoon van verdachte kopen om contact met hem te kunnen onderhouden. Op 29 april 2008 is [betrokkene 5] achter verdachte aangereden naar Gorinchem. Daar aangekomen heeft nog een korte bespreking plaatsgevonden, waaraan ook verdachte heeft deelgenomen. Vervolgens is [betrokkene 5] met twee medeverdachten de overval gaan plegen. Na de overval is [betrokkene 5] verdachte gevolgd naar een parkeerplaats waar de twee overvallers uit de bus zijn overgestapt in de auto van verdachte.
Op basis van al deze omstandigheden is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat verdachte intensief met zijn medeverdachten heeft samengewerkt door het initiëren van een beroving op [betrokkene 1] alsmede door het leveren van relevante organisatorische en feitelijke bijdragen aan de gewelddadige roofoverval. Verdachte was in dat kader aanwezig op alle relevante momenten in de aanloop tot de roofoverval en heeft zich op geen enkel moment van de op handen zijnde gewelddadigheden gedistantieerd. Van minder groot belang acht de rechtbank daarom de omstandigheid dat verdachte niet lijfelijk aanwezig was op het moment waarop de roofoverval feitelijk plaatsvond, nu daaruit niet moet worden geconcludeerd, dat hij zich van de gebeurtenissen distantieerde, maar veeleer dat hij de -risicovolle- uitvoering van het plan aan anderen wilde overlaten.
De verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 3] en [betrokkene 5].
Voor zover de raadsman heeft bedoeld te betogen dat de verklaringen van deze medeverdachten dienen te worden uitgesloten als bewijsmiddel, wordt dit verweer door de rechtbank verworpen.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de verklaringen van de verdachten [medeverdachte 3] en [betrokkene 5], voor zover deze als bewijs zullen worden gebezigd, betrouwbaar en geloofwaardig en bruikbaar als bewijsmiddel.
Beiden belasten, naast verdachte, ook zichzelf met hun verklaringen. De verklaringen komen sterk met elkaar overeen en vinden steun in overige bewijsmiddelen. In dit verband wijst de rechtbank op de verklaring van [medeverdachte 3] (01.V4.07) waarin hij verklaart over een eerdere mislukte poging om [betrokkene 1] te overvallen, te weten op 28 april 2008, waarbij [medeverdachte 2] of [medeverdachte 1] door een buurman is aangesproken. Dit komt overeen met de verklaring van getuige [getuige 1] (01.G10.01), die op 28 april 2008 een man gehuld in TNT kleding met een pakje voor de deur van [betrokkene 1] heeft zien staan en die man heeft aangesproken omdat hij wist dat er bij [betrokkene 1] niemand thuis was.
(…)’
8.
Vooropgesteld moet worden dat het bestanddeel ‘door twee of meer verenigde personen’ als bedoeld in art. 312 lid 2 onder 2 Sr — het in onderhavige zaak ten laste van verdachte bewezenverklaarde feit — kan worden opgevat als ‘medeplegen’ in de zin van art. 47 Sr.1.
9.
Uit voornoemde in de aanvulling met bewijsmiddelen van het bevestigde vonnis opgenomen bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverweging, blijkt voor wat betreft de betrokkenheid van verdachte bij het onderhavige feit dat:
- —
verdachte, nadat hij had gehoord over de kluis in het huis van [betrokkene 2], degene is geweest die het plan heeft opgevat deze [betrokkene 2] — de persoon door wie de neef van medeverdachte [medeverdachte 3] zou zijn opgelicht — ‘terug te pakken’;
- —
verdachte contact hield met [betrokkene 4], die hem het weekend voor de overval vertelde dat [betrokkene 1] uit het buitenland was gekomen in het bezit van veel cash geld;
- —
verdachte bedacht had dat hij samen met zijn neef, medeverdachte [medeverdachte 1], [betrokkene 2] zou gaan aanpakken;
- —
verdachte de dag voor de overval (28 april 2008) samen met onder meer medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] naar de woning van het slachtoffer in Gorinchem is gereden;
- —
het plan toen niet verder is uitgevoerd omdat er niemand thuis was;
- —
verdachte het plan heeft gemaakt de overval op 29 april 2008 uit te voeren;
- —
medeverdachte [betrokkene 5] — de bestuurder van de Ford Transit — op verzoek van verdachte een bestelbus heeft gehuurd en een mobiele telefoon heeft gekocht;
- —
medeverdachte [betrokkene 5] het door verdachte gehuurde busje moest ophalen;
- —
verdachte voor TNT-jassen heeft gezorgd;
- —
verdachte op de dag van de overval (29 april 2008) samen met zijn medeverdachten in twee auto's naar Gorinchem is gereden;
- —
verdachte tijdens de overval telefonisch contact had met één van de overvallers in de woning, te weten medeverdachte [medeverdachte 1] of [medeverdachte 2] (lees: [medeverdachte 2]);
- —
verdachte de medeverdachte [betrokkene 5], die de Ford Transit bestuurde waarmee de overvallers [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] werden opgepikt, heeft geïnstrueerd hoe te rijden naar de parkeerplaats, alwaar medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] — volgens afspraak met verdachte — met het geld zouden overstappen in de Mercedes;
- —
verdachte samen met de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] (de overvallers) en medeverdachte [medeverdachte 3] op de carpoolplaats in de Mercedes van verdachte zijn aangehouden.
10.
Uit genoemde omstandigheden heeft het Hof kunnen afleiden dat verdachte zo bewust en nauw met anderen heeft samengewerkt dat sprake is van het tezamen en in vereniging met anderen plegen van diefstal met geweld. Dat verdachte — zoals in de toelichting op het middel wordt aangevoerd — geen relevante feitelijke, dan wel organisatorische bijdrage (kennelijk is bedoeld: met betrekking tot de verkrijging van het bij de overval gebruikte vuurwapen, het stroomstootwapen en de tie-wraps) aan het bij de overval gepleegde geweld heeft geleverd, doet aan het voorgaande niet af, nu de uitvoering van de door verdachte en zijn medeverdachten beraamde overval volgens afspraak door de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zou geschieden, voor het in vereniging plegen van onderhavig feit niet is vereist dat de verdachte bij de uitvoering van het feit lijfelijk aanwezig is2., en verdachtes bijdrage voorafgaande, tijdens en na afloop van de overval — te weten het bedenken van het plan, het huren van het busje waarmee de overvallers na het plegen van de overval zouden worden opgepikt, het door medeverdachte [betrokkene 5] (de bestuurder van het busje) laten kopen van een telefoon om contact met hem te kunnen onderhouden, het zorgen voor de TNT-jassen die de overvallers zouden dragen, het tijdens de overval telefonisch contact hebben met één van de overvallers, het dirigeren van de vluchtauto naar de parkeerplaats alwaar de overvallers in verdachtes auto zouden overstappen — bedoelde nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders impliceert.
11.
Voorts wordt in de toelichting op het middel aangevoerd dat de toerekening aan verdachte van het door de feitelijke daders gebruikte buitensporige geweld onvoldoende is gemotiveerd.
12.
Vooropgesteld moet worden dat voor medeplegen niet enkel opzet op de deelnemingshandeling, doch tevens opzet op het grondfeit is vereist. Daarbij dient te worden opgemerkt dat een wat andere afloop en invulling van het grondfeit dan de deelnemer voor ogen stond, in de rol van deelnemer, en dus in zijn opzet zit ingebakken.3. Voorts is niet vereist dat de verdachte op de hoogte is van de precieze gedragingen van zijn mededaders.4.
13.
Blijkens de nadere bewijsoverweging in het door het Hof bevestigde vonnis heeft de Rechtbank onder meer vastgesteld dat het door verdachte en zijn medeverdachten beraamde plan eruit bestond dat twee medeverdachten — blijkens de gebezigde bewijsmiddelen medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] — met een pakketje bij de woning van [betrokkene 2] zouden aanbellen, vervolgens naar binnen zouden gaan, waarbij één van de medeverdachten [betrokkene 1] zou vastpakken, terwijl de ander boven naar de kluis zou gaan, en voorts het plan de dag voor de overval (28 april 2008) niet verder — verdachte en zijn medeverdachten waren reeds naar de woning van [betrokkene 2] gereden — was uitgevoerd, omdat er niemand thuis was. Daarbij heeft de Rechtbank tevens vastgesteld dat verdachte zich op geen enkel moment van de op handen zijnde gewelddadigheden heeft gedistantieerd.
14.
In aanmerking genomen dat uit voornoemde vaststellingen blijkt dat verdachte en zijn medeverdachten niet slechts beoogden om diefstal in de woning van [betrokkene 2] te plegen, doch tevens beoogden dat die diefstal met (enig) geweld tegen personen gepaard zou gaan (de overval ging immers niet door toen er niemand in het huis aanwezig was), en verdachtes opzet derhalve op het gepleegde grondfeit was gericht, getuigt het kennelijke oordeel dat het door de mededaders gepleegde geweld aan de verdachte kan worden toegerekend, niet van een onjuiste rechtsopvatting en is het niet onbegrijpelijk.5.
15.
Tot slot merk ik op dat het door het Hof bevestigde oordeel van de Rechtbank, voor zover het de betrouwbaarheid en de geloofwaardigheid van de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 3] betreft, gelet op de daaraan ten grondslag gelegde omstandigheden, niet onbegrijpelijk is.
16.
Het middel faalt en kan worden afgedaan met de in art. 81 RO bedoelde motivering.
17.
Ambtshalve merk ik het volgende op. Het Hof overweegt niet tot andere overwegingen en beslissingen dan de Rechtbank te komen met uitzondering van de beslissing van de Rechtbank ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [betrokkene 1]. Vervolgens wijst het Hof de vordering van de benadeelde partij [betrokkene 1] toe tot een hoger bedrag dan de Rechtbank en legt ook een schadevergoedingsmaatregel op tot een hoger bedrag dan de Rechtbank. Voor wat betreft de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [betrokkene 1] en de ten behoeve van [betrokkene 1] opgelegde schadevergoedingsmaatregel had het Hof het vonnis van de Rechtbank dus niet kunnen bevestigen.6. Bevestigen betekent immers dat de door de Rechtbank gegeven beslissingen in stand blijven.7. Voorts betekent dit bevestigen dat naast elkaar twee beslissingen op de vordering van [betrokkene 1] bestaan, de beslissing van de Rechtbank en die van het Hof, en twee schadevergoedingsmaatregelen. Dat resultaat veroordeelt zichzelf.8.
18.
Tot cassatie behoeft de misslag van het Hof niet te leiden. De Hoge Raad kan deze misslag herstellen zonder dat de verdachte wordt geschaad in enig rechtens beschermd belang.
19.
Voor het overige heb ik geen gronden aangetroffen waarop het bestreden arrest ambtshalve zou dienen te worden vernietigd.
20.
Deze conclusie strekt er toe dat de Hoge Raad het arrest van het Hof vernietigt voor zover het Hof het vonnis voor wat betreft de beslissingen op de vordering van de benadeelde partij [betrokkene 1] en de oplegging c.a. ten behoeve van [betrokkene 1] van een schadevergoedingsmaatregel heeft bevestigd, dat de Hoge Raad het vonnis van de Rechtbank in zoverre vernietigt en dat de Hoge Raad het beroep voor het overige verwerpt.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 08‑11‑2011
Vgl. HR 17 november 1981, NJ 1983, 84 en HR 11 februari 1997, NJ 1997, 440.
J. de Hullu, Materieel strafrecht, Kluwer Deventer 2009, vierde druk, p. 426 en 427.
HR 10 april 2007, LJN AZ5713, NJ 2007, 224.
Zie G. Knigge, Het opzet van de deelnemer, in Glijdende schalen. Liber amicorum J. de Hullu, onder redactie van M.S. Groenhuijsen en J.B.H.M. Simmelink, Wolf Legal Publishers 2003, p. 291–321, in het bijzonder p. 316–320.
Vgl. J. De Hullu, Over rechtsmiddelen in strafzaken, diss. Groningen 1989, p. 199 waar erop wordt gewezen dat uiteraard niet meerdere einduitspraken naast elkaar mogen bestaan.