Einde inhoudsopgave
RvdW 2022/359
Rijden terwijl verdachte wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard, art. 9 lid 2 WVW 1994. Bewijsklachten. HR herhaalt relevante overwegingen uit HR 9 juli 2019, NJ 2019/454, m.nt. W.H. Vellinga, m.b.t. vereisten om tot bewezenverklaring van een op art. 9 lid 2 WVW 1994 toegesneden tll. te kunnen komen. Uit de bewijsvoering kan niet z.m. volgen dat het besluit van het CBR tot ongeldigverklaring van het rijbewijs van verdachte aan verdachte is bekendgemaakt en op het moment van het tenlastegelegde van kracht was. Daaraan doet niet af de verklaring van verdachte dat hij in 2002 zijn rijbewijs is ‘kwijt geraakt’. Volgt vernietiging en terugwijzing.
HR 22-03-2022, ECLI:NL:HR:2022:410
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
22 maart 2022
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, E.S.G.N.A.I. van de Griend, C. Caminada
- Zaaknummer
21/02006
- Conclusie
A-G mr. E.J. Hofstee
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Verkeersstrafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:410, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 22‑03‑2022
ECLI:NL:PHR:2022:95, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑02‑2022
Essentie
Rijden terwijl verdachte wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard, art. 9 lid 2 WVW 1994. Bewijsklachten. HR herhaalt relevante overwegingen uit HR 9 juli 2019, NJ 2019/454, m.nt. W.H. Vellinga, m.b.t. vereisten om tot bewezenverklaring van een op art. 9 lid 2 WVW 1994 toegesneden tll. te kunnen komen. Uit de bewijsvoering kan niet z.m. volgen dat het besluit van het CBR tot ongeldigverklaring van het rijbewijs van verdachte aan verdachte is bekendgemaakt en op het moment van het tenlastegelegde van kracht was. Daaraan doet niet af de verklaring van verdachte ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.