NJ 2019/454
Rijden na ongeldigverklaring rijbewijs: ontoereikend bewijs.
HR 09-07-2019, ECLI:NL:HR:2019:1146, m.nt. W.H. Vellinga
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
9 juli 2019
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, V. van den Brink, E.S.G.N.A.I. van de Griend, M.T. Boerlage, A.E.M. Röttgering
- Zaaknummer
18/01317
- Conclusie
A-G mr. A.E. Harteveld
- Noot
W.H. Vellinga
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS169682:1
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Verkeersstrafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:1146, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 09‑07‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:349, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑04‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 12‑02‑2019
- Wetingang
Art. 9 lid 2 WVW 1994
Essentie
Rijden na ongeldigverklaring rijbewijs: ontoereikend bewijs.
Voor een bewezenverklaring ter zake van art. 9 lid 2 WVW 1994 moet uit de bewijsvoering blijken dat de ongeldigverklaring van kracht is geworden, dat daarna geen ander rijbewijs is afgegeven aan de verdachte en dat hij wist of moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Op geen van deze punten is ’s hofs bewijsvoering toereikend.
Samenvatting
Voor een bewezenverklaring van een op art. 9 lid 2, eerste volzin, WVW 1994 toegesneden tenlastelegging zal uit de bewijsvoering allereerst moeten blijken dat het rijbewijs van de verdachte ongeldig ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.