Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie
Artikel 9
Geldend
Geldend vanaf 04-01-1969
- Bronpublicatie:
07-03-1966, Trb. 1967, 48 (uitgifte: 14-04-1967, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
04-01-1969
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-03-1972, Trb. 1972, 38 (uitgifte: 20-03-1972, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
1.
De Staten die partij zijn bij dit Verdrag nemen de verplichting op zich aan de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties, ter bestudering door de Commissie, een verslag over te leggen betreffende de wetgevende, gerechtelijke, bestuurlijke of andere maatregelen die zij hebben genomen ter uitvoering van de bepalingen van dit Verdrag, en wel (a) binnen een jaar nadat het Verdrag voor de desbetreffende Staat in werking is getreden; en (b) vervolgens eenmaal in de twee jaar en telkens wanneer de Commissie dit verzoekt. De Commissie kan de Staten die partij zijn bij dit Verdrag nadere inlichtingen vragen.
2.
De Commissie brengt jaarlijks, door tussenkomst van de Secretaris-Generaal, aan de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties verslag uit over haar werkzaamheden en kan voorstellen en algemene aanbevelingen doen, gebaseerd op de bestudering der van de Staten die partij zijn bij dit Verdrag ontvangen verslagen en inlichtingen. Deze voorstellen en algemene aanbevelingen worden, te zamen met eventueel commentaar daarop van de Staten die partij zijn bij dit Verdrag, aan de Algemene Vergadering voorgelegd.