Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie
Artikel 12
Geldend
Geldend vanaf 04-01-1969
- Bronpublicatie:
07-03-1966, Trb. 1967, 48 (uitgifte: 14-04-1967, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
04-01-1969
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-03-1972, Trb. 1972, 38 (uitgifte: 20-03-1972, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
1.
(a)
Nadat de Commissie alle inlichtingen die ze nodig oordeelt heeft bijeengebracht en geverifieerd, benoemt de voorzitter een Conciliatiecommissie ad hoc, bestaande uit vijf personen die lid van de Commissie kunnen zijn. De leden van de Conciliatiecommissie worden benoemd met unanieme instemming van de partijen bij het geschil; de betrokken Staten kunnen van haar goede diensten gebruik maken om, op basis van eerbiediging van de bepalingen van dit Verdrag, tot een minnelijke schikking van de zaak te komen.
(b)
Indien de partijen bij het geschil niet binnen drie maanden overeenstemming bereiken met betrekking tot de samenstelling van de gehele Conciliatiecommissie of een deel ervan, worden de leden van de Conciliatiecommissie ten aanzien van wie de partijen bij het geschil geen overeenstemming hebben bereikt, bij geheime stemming met een twee derde meerderheid door de Commissie uit haar eigen leden gekozen.
2.
De leden van de Conciliatiecommissie treden op in hun persoonlijke hoedanigheid. Zij mogen niet de nationaliteit bezitten van de partijen bij het geschil of van een Staat die geen partij is bij dit Verdrag.
3.
De Conciliatiecommissie kiest haar eigen Voorzitter en stelt haar eigen huishoudelijk reglement vast.
4.
In het algemeen worden de vergaderingen van de Conciliatiecommissie gehouden op het Hoofdkwartier van de Verenigde Naties of op een door de Conciliatiecommissie te bepalen geschikte andere plaats.
5.
Het overeenkomstig het bepaalde in artikel 10, derde lid, van dit Verdrag verschafte secretariaat staat eveneens ten dienste van de Conciliatiecommissie, telkens wanneer bij een geschil tussen Staten die partij zijn bij dit Verdrag een Conciliatiecommissie in het leven wordt geroepen.
6.
De partijen bij het geschil dragen een gelijk deel van alle onkosten van de leden van de Conciliatiecommissie overeenkomstig door de Secretaris-Generaal der Verenigde Naties te verstrekken ramingen.
7.
De Secretaris-Generaal heeft de bevoegdheid zo nodig de onkosten van de leden van de Conciliatiecommissie te vergoeden, alvorens, overeenkomstig het bepaalde in het zesde lid van dit artikel, terugbetaling door de partijen bij het geschil plaatsheeft.
8.
De door de Commissie bijeengebrachte en geverifieerde inlichtingen worden ter kennis gebracht van de Conciliatiecommissie; deze kan de betrokken Staten verzoeken nadere op de zaak betrekking hebbende inlichtingen te verstrekken.