Einde inhoudsopgave
Wet inkomstenbelasting 2001
Artikel 3.104 Vrijstellingen publiekrechtelijke uitkeringen
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
20-12-2023, Stb. 2023, 498 (uitgifte: 27-12-2023, kamerstukken: 36342)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-12-2023, Stb. 2023, 498 (uitgifte: 27-12-2023, kamerstukken: 36342)
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Periodieke uitkeringen en verstrekkingen
Tot de aangewezen periodieke uitkeringen en verstrekkingen behoren niet:
- a.
uitkeringen en verstrekkingen op grond van de Wet langdurige zorg;
- b.
uitkeringen op grond van de Algemene Kinderbijslagwet en het kindgebonden budget op grond van de Wet op het kindgebonden budget;
- c.
uitkeringen ingevolge artikel 4.3 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;
- d.
uitkeringen in de vorm van een gift ingevolge de Wet studiefinanciering 2000;
- e.
uitkeringen als bedoeld in de artikelen 7.51 tot en met 7.51f, 7.51h, 7.51j en 7.51k, eerste en tweede lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en uitkeringen en verstrekkingen als bedoeld in de artikelen 8.1.5 tot en met 8.1.5c, 8.1.5e en 8.1.6, eerste en tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;
- f.
uitkeringen en verstrekkingen op grond van de Participatiewet die zijn bedoeld ter dekking van bepaalde noodzakelijke kosten, waaronder begrepen uitkeringen als bedoeld in artikel 36 van die wet;
- g.
kinderopvangtoeslag op grond van de Wet kinderopvang alsmede tegemoetkomingen op grond van artikel 1.13 van die wet en gemeentelijke tegemoetkomingen voor kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie;
- h.
op het inkomen van de belastingplichtige afgestemde uitkeringen die bij ministeriële regeling worden aangewezen, voorzover zij volgens die regeling zijn bedoeld ter dekking van:
- 1°
bepaalde noodzakelijke kosten van huur van een woning of een woonwagen;
- 2°
bepaalde noodzakelijke kosten in verband met de verkrijging of het behoud van een eigen woning als bedoeld in artikel 3.111, waarbij voor de toepassing van de regeling inzake de aftrek van de op de voordelen uit die woning drukkende kosten als bedoeld in artikel 3.110 deze uitkering geacht wordt wel te zijn aangewezen;
- 3°
bepaalde noodzakelijke kosten in verband met opleiding of studie;
- 4°
bepaalde noodzakelijke kosten die naar aard en strekking overeenkomen met kosten als bedoeld in onderdeel f;
- 5°
bepaalde noodzakelijke kosten van huishoudelijke hulp;
- i.
bij ministeriële regeling aan te wijzen uitkeringen die zijn bedoeld ter dekking van onderhoudskosten van thuiswonende gehandicapte kinderen;
- j.
uitkeringen krachtens artikel 44, eerste lid, onderdeel b, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;
- k.
de zorgtoeslag op grond van de Wet op de zorgtoeslag;
- l.
uitkeringen en verstrekkingen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;
- m.
bij ministeriële regeling aan te wijzen uitkeringen die naar aard en strekking overeenkomen met uitkeringen als bedoeld in de onderdelen a tot en met l;
- n.
uitkeringen ingevolge artikel 118a, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet;
- o.
de vaste vergoedingen voor behandeling of verpleging, bedoeld in de algemene maatregel van bestuur gebaseerd op artikel 11a van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945, onderscheidenlijk artikel 15 van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet en artikel 3 van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, alsmede bij ministeriële regeling aan te wijzen voorzieningen voor militaire oorlogs- of dienstslachtoffers die verband houden met invaliditeit;
- p.
bij ministeriële regeling aan te wijzen publiekrechtelijke uitkeringen en verstrekkingen die zijn gericht op het verbeteren of behouden van de positie van de belastingplichtige op de arbeidsmarkt en daarmee samenhangende vervoersvoorzieningen voor het bereiken van de werkplek of opleidingslocatie, alsmede vervoersvoorzieningen die strekken tot verbetering van de leefomstandigheden en die deel uitmaken van dan wel rechtstreeks samenhangen met eerstgenoemde vervoersvoorzieningen;
- q.
uitkeringen op grond van buitenlandse regelingen die naar aard en strekking overeenkomen met uitkeringen als bedoeld in de onderdelen a tot en met p;
- r.
uitkeringen op grond van de overeenkomst tussen de Bondsrepubliek Duitsland en de Conference on Jewish Material Claims Against Germany, gebaseerd op artikel 2 van de Vereinbarung vom 18. September 1990 über die Herstellung der Einheit Deutschlands zwischen der Bundesrepublik Deutschland und der Deutschen Demokratischen Republik zur Durchführung und Auslegung des am 31. August 1990 in Berlin unterzeichneten Einigungvertrages.