Vgl. HR 20 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:1176, NJ 2014/381, m.nt. Keulen, HR 24 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:715, en HR 7 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1005, NJ 2016/430, m.nt. Van Kempen. Zie ook A.J.A. van Dorst, Cassatie in strafzaken, Deventer: Wolters Kluwer 2018, p. 249-250.
HR, 26-03-2019, nr. 16/06062
ECLI:NL:HR:2019:419
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
26-03-2019
- Zaaknummer
16/06062
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2019:419, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 26‑03‑2019; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2019:298
ECLI:NL:PHR:2019:298, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 05‑02‑2019
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2019:419
- Vindplaatsen
Uitspraak 26‑03‑2019
Inhoudsindicatie
Verschillende overtredingen van art. 3 Opiumwet en deelneming aan een criminele organisatie (art. 11a (oud), thans: art. 11b, Opiumwet). 1. Bewijsklachten t.a.v. het meermalen afleveren, verstrekken of vervoeren van (een grote hoeveelheid) hennepstekken en/of hennepplanten door verdachte. 2. Klacht m.b.t. innerlijke tegenstrijdigheid in de bewijsvoering. HR: art. 81.1 RO. Samenhang met 18/00423 en 18/00424.
Partij(en)
26 maart 2019
Strafkamer
nr. S 16/06062
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 21 november 2016, nummer 20/000362-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft E.E.W.J. Maessen, advocaat te Maastricht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering van deze duur in de mate die de Hoge Raad gepast voorkomt en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste, het tweede en het derde middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het vierde middel
3.1.
Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
3.2.
Het middel is gegrond. Voorts doet de Hoge Raad uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze veertien maanden en drie weken, waarvan tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en M.T. Boerlage, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 maart 2019.
Conclusie 05‑02‑2019
Inhoudsindicatie
Verschillende overtredingen van art. 3 Opiumwet en deelneming aan een criminele organisatie (art. 11a (oud), thans: art. 11b, Opiumwet). 1. Bewijsklachten t.a.v. het meermalen afleveren, verstrekken of vervoeren van (een grote hoeveelheid) hennepstekken en/of hennepplanten door verdachte. 2. Klacht m.b.t. innerlijke tegenstrijdigheid in de bewijsvoering. HR: art. 81.1 RO. Samenhang met 18/00423 en 18/00424.
Nr. 16/06062 Zitting: 5 februari 2019 | Mr. P.C. Vegter Conclusie inzake: [verdachte] |
De verdachte is bij arrest van 21 november 2016 door het hof 's-Hertogenbosch ontslagen van alle rechtsvervolging ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde en wegens 1. “opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel”, 2. “opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegd” en 3. “deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 11, vijfde lid, van de Opiumwet” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden waarvan tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van het voorarrest.
Er bestaat samenhang met de zaken 18/00423 en 18/00424. In deze zaken zal ik vandaag ook concluderen.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en mr. E.E.W.J. Maessen, advocaat te Maastricht, heeft vier middelen van cassatie voorgesteld.
Het eerste, tweede en derde middel richten zich tegen de motivering van de bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde en het tweede middel richt zich eveneens tegen de motivering van de bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde. Daarom geef ik hierna eerst de bewezenverklaring van die feiten, de gebezigde bewijsmiddelen en de relevante bewijsoverwegingen weer.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard:
“2.
dat hij in de periode van 1 januari 2010 tot en met 22 maart 2011 in de gemeente Beek meermalen heeft afgeleverd of verstrekt of vervoerd telkens een (groot) aantal hennepstekken en/of hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
dat hij in de periode van 1 januari 2010 tot en met 22 maart 2011 in de gemeente Beek, althans in het arrondissement Maastricht, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van een aantal natuurlijke personen, waarvan naast hem, verdachte, deel uitmaakten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 11, vijfde lid, van de Opiumwet, namelijk het meermalen telkens opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben van hennepstekken en/of hennepplanten”.
6. Het hof heeft deze bewezenverklaring doen steunen op de van de rechtbank overgenomen bewijsmiddelen, zoals opgenomen in de aanvulling op het verkorte vonnis. Deze bewijsmiddelen houden, voor zover voor de beoordeling van de middelen van belang, het volgende in:
“1. de verklaring van de getuige [medeverdachte 1] op 20 december 2011 ter terechtzitting afgelegd, voor zover deze inhoudt:
Eén of twee keer ben ik bij verdachte geweest in verband met het leveren van stekken.
2. de navolgende schriftelijke bescheiden:
A. de verklaring van [medeverdachte 1] , dossierpagina 4776 e.v.:
Mensen hebben mij benaderd met de vraag of ik van hen ruimten wilde huren om hennepstekken te zetten. Dat heb ik bij die mensen gedaan. Die hennepstekken heb ik later weer verkocht. (…)
(…)
B. de verklaring van [medeverdachte 4] , dossierpagina 4939 e.v.:
(…)
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] waren een keer bij mij thuis of ik bij hen. [medeverdachte 2] heeft toen tegen mij gezegd dat zij ook hennepstekjes leverden aan [verdachte] van het kampje.
(…)
C. de verklaring van [betrokkene 1] , dossierpagina 5046 e.v.:
Ik kan zeggen dat [medeverdachte 4] mij in contact heeft gebracht met een persoon met de naam [medeverdachte 1] . [medeverdachte 4] vertelde dat deze [medeverdachte 1] interesse had om de zolder van mijn woning, gelegen aan de [c-straat 1] te Obbicht, van mij te huren. Dat is voor de feestdagen in 2009 geweest.
Nog voor de kerst is [medeverdachte 4] toen samen met deze [medeverdachte 1] en zijn vriendin [medeverdachte 2] bij mij thuis langsgekomen. In mijn woning hoorde ik toen van [medeverdachte 1] dat hij een plaats zocht om hennepstekjes neer te zetten.
Toen heb ik tegen [medeverdachte 1] gezegd dat hij de slaapkamer van mij kon huren. (…)
Na Nieuwjaar, dus in januari 2010 is [medeverdachte 1] begonnen met het opzetten van die stellage in mijn woning. (…)
[medeverdachte 1] kwam dagelijks om de plantjes te verzorgen. (…)
D. de verklaring van [betrokkene 2] , dossierpagina 5121 e.v.:
(…)
Vraag: [betrokkene 2] , heb jij wel eens hennepstekken geleverd aan [medeverdachte 1] ?
Ja, dat heb ik.
Volgens [medeverdachte 1] was zijn stekkenhok opgerold en hij moest hennepstekken hebben. Volgens mij waren het vierhonderd stuks. Ik heb die vierhonderd hennepstekken op een maandag aan [medeverdachte 1] geleverd.
Ik moet toegeven dat er nog een tweede levering van hennepstekken heeft plaatsgevonden aan die [medeverdachte 1] . Die 7,5 meter draad betroffen een bestelling van 750 hennepstekken. Het moesten er in feite 700 stuks zijn. Ik heb die 700 hennepstekken van iemand gekocht en ik heb ze weer verkocht aan [medeverdachte 1] .
Opmerking: Wij confronteren verdachte met onderstaand telefoongesprek.
[medeverdachte 1] : heb je nog van die draad, die ik vorige week ben komen halen?
[betrokkene 2] : ja, moet ik kijken of ik nog heb. Hoeveel meter moet je hebben?
[medeverdachte 1] : 70. Nee, 3 meter en 4.
Vraag: wat kun jij over dit gesprek zeggen ?
Ja, dit gaat ook over een levering van hennepstekken aan die [medeverdachte 1] . Dat is dus een week eerder geweest. Met die woorden “die draad” worden in elk geval hennepstekken bedoeld.
(…)
Opmerking: Wij verbalisanten confronteren verdachte met onderstaand gesprek.
Tijdstip: 19-02-2011 13:41:35
Als ik dit gesprek nu hoor en lees, moet ik toegeven dat die tweehonderdvijftien meter kabel eigenlijk een bestelling van tweehonderdvijftien hennepstekken is geweest. (…)
(…)
Wij, verbalisanten, confronteren verdachte met onderstaand telefoongesprek.
Tijdstip: 17-02-11 14:19:39
Beller: [medeverdachte 1]
Gebelde: [betrokkene 2]
Vraag: Wat kun jij over dit gesprek zeggen?
Gelet op het “ophalen van die draad” en het feit dat dit gesprek plaatsvindt op 17 februari 2011, neem ik aan dat het gaat over die levering van 700 hennepstekken.
(…)
J. het tapgesprek d.d. 19 januari 2011, dossierpagina 816:
Inhoud 31
Nnman1 ( [telefoonnummer 2] ) belt met Nn-man2 ( [telefoonnummer 4] ) en zegt [medeverdachte 1] met mij.
Nnman1 zegt: [medeverdachte 1] ik heb een vraag 60 van die t-shirts
Nnman [medeverdachte 1] vraagt: 60
Nnman1 zegt: ja 60 maar
Nnman [medeverdachte 1] zegt: 60 red ik niet meer deze week
Nnman1 vraagt: wanneer
Nnman [medeverdachte 1] zegt: ik denk donderdag
Nnman1 vraagt: nu donderdag of volgende week.
Nnman [medeverdachte 1] zegt: nee volgende week donderdag.
Nnman1 zegt: volgende week donderdag 60 stuks. Geen 6 meter.
Nnman [medeverdachte 1] zegt: nee 60. Ik red het deze week niet meer want ik ben alles kwijt.
Nnman 1 zegt: enne? Ja ja ik snap het.
Nnman [medeverdachte 1] zegt: maar dan heb je wel mooie truitjes
Nnman1 zegt: is goed.
K. het tapgesprek d.d. 26 januari 2011, dossierpagina 848:
Inhoud 93
Nnman:1 ( [telefoonnummer 4] onv [medeverdachte 1] ) belt naar Nn-man 2 ( [telefoonnummer 2] onv [verdachte] )
1. Ja hallo
2. Ja met mij […]
1. Ja jong
2. Maar was je het niet vergeten van moren
1. die 60
2. Ja
1. Eh ja die krijg je wel ja
2. Nee is goed nee ik bel even of moet ik ze komen halen of zo
1. Wanneer [verdachte]
2. Morgen
L. het tapgesprek d.d. 27 januari 2011, dossierpagina 853 :
Inhoud 99
Nnman [verdachte] ( [telefoonnummer 2] onv [verdachte] ) belt naar Nnman [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 4] om [medeverdachte 1] )
NNman [verdachte] : L
Nnman [medeverdachte 1] : J
J: Hallo.
L: Ja met mij jong.
J: Ja [verdachte] .
L: Kom je nog langs?
J: Ik kom dadelijk nog langs. Het wordt wel tegen een uur of vier.
L: Is goedjong.
M. het tapgesprek d.d. 31 januari 2011, dossierpagina 869:
31-01-11
Inhoud 132
[verdachte] ( [telefoonnummer 2] onv [verdachte] ) belt met [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 4] onvJ. [medeverdachte 1] )
[medeverdachte 1] : Hallo
[verdachte] : Ja met mij jong.
[medeverdachte 1] : hoi.
[verdachte] : Voor vrijdag 1.40 meter van zo 'n hekwerk.
[medeverdachte 1] : Vrijdag? Kan dat twee dagen later [verdachte] ?
[verdachte] : Kan ook maandag. Geen probleem.
[medeverdachte 1] : Ja, komt mij beter uit.
[verdachte] : Is goed. Hou ik het op maandag. 1.40 meter.
N. het tapgesprek d.d. 7 februari 2011, dossierpagina 891 e.v.:
07-02-11
Inhoud 181
[medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 4] onv [medeverdachte 1] ) wordt gebeld door [verdachte] ( [telefoonnummer 2] onv [verdachte] )
[medeverdachte 1] : Hallo.
[verdachte] : Ja, met mij. Heb je het nog gered met die keue en die ballen.
[medeverdachte 1] : Ja, die grote keue wel [verdachte] . Die andere voor de snookeren. Moet ik dadelijk naar jou toekomen om ze te laten zien?
[verdachte] : Nee, die zwager van mij komt die ophalen. Die heeft ze ook nog voor de biljart. Ik heb er toch niks.... Snap je. Die kleine keue niet?
[medeverdachte 1] : Nee, ik heb mij erop verkeken. Die waren iets duurder dus... snap je.
[verdachte] : Ohhhh, heb je die dan niet?
[medeverdachte 1] : Nee, maar ik kan morgen wel effe gaan kijken ergens anders.
[verdachte] : Nee, maar wat redje, die 6?
[medeverdachte 1] : Die 6 keue die heb ik en dan heb ik een doosje met 42 krijtjes.
[verdachte] : Ohh, je red geen 7 keue.
[medeverdachte 1] : Nee, van die keue lagen er nog maar 6 van. Daar heb ik wel een doosje van 42 krijtjes bij gedaan.
[verdachte] : 42 krijtjes.
[medeverdachte 1] : Ja.
[verdachte] : Dan heb ik zelf 5 keue over. Als je ik hem een keu geeft met die krijtjes.
[medeverdachte 1] : Ik kan morgen wel ergens anders voor je kijken.
[verdachte] : Is geen probleem. Maak mij dan maar gewoon.... Dan geef ik hem een keu en die....
[medeverdachte 1] : Die krijtjes.
[verdachte] : Dan heb ik 5 keue en dan kijk je voor mij nog maar voor een keu ergens. Ik heb die 7 keue niet direct nodig. Snap je.
[medeverdachte 1] : Ja, dat moet je zelf weten. Volgende week krijg ik nog een partij keue binnen, dat is maandag.
[verdachte] : Nee, ik kan die jongen niet.... Dinge.
[medeverdachte 1] : Ik ga morgen wel ergens anders voor je kijken.
[verdachte] : Is goed, dan komt hij nu effe die keu ophalen en 40 krijtjes.
[medeverdachte 1] : Ja, doe over een half uur.
[verdachte] : Ja, is goed. Dus die 6 keue redje misschien morgen.
[medeverdachte 1] : Nee, die 6 keue heb ik je nu. Die 6 keue en die krijtjes. Die kleine keue red ik niet.
[verdachte] : Ohh, zo. Kun je daar morgen keu bij. Red je morgen een keu.
[medeverdachte 1] : Nee, ik red zelf pas volgende week. Ik heb deze week nog.... Deze week komt niemand meer met keue.
[verdachte] : Ohh.
[medeverdachte 1] : Snap je?
[verdachte] : Ik bedoel dat je ergens anders gaat kijken voor die keu.
[medeverdachte 1] : Dat ga ik voor je doen. Ik weet nog wel een adres.
[verdachte] : Ja, is goed.
[medeverdachte 1] : Maar ben jij morgen thuis? Morgen overdag?
[verdachte] : Ja.
[medeverdachte 1] : Ik heb misschien ook nog een biljart. Dan kan ik misschien ..... daar moet ik het misschien zo over hebben.
[verdachte] : Is goed. Anders kom jij gewoon.
[medeverdachte 1] : Ja, doe ik dat. Dan ben ik binnen een half uur, 3 kwartier bij je.
[verdachte] : Ja, is goed. Dan zie ik je dan wel met die keue en al.
[medeverdachte 1] : Ja, is goed.
O. het tapgesprek d.d. 8 februari 2011, dossierpagina 899 e.v.:
08-02-11
Inhoud 192
[medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 4] onv [medeverdachte 1] ) wordt gebeld door [verdachte] ( [telefoonnummer 2] onv [verdachte] )
[verdachte] : Ja, met mij.
[medeverdachte 1] : Ja.
[verdachte] : Heb je het dartbord nog kunnen krijgen?
[medeverdachte 1] : Voor vandaag niet [verdachte] .
[verdachte] : Wanneer krijg je het dartbord?
[medeverdachte 1] : Donderdagmorgen.
[verdachte] : Oh is goed. Is geen probleem jong.
[medeverdachte 1] : Ja, het is bij elkaar voor 2 euro 10.
[verdachte] : Oh, maakt niks uit.
[medeverdachte 1] : Snap je? Dus het valt nog wel mee.
[verdachte] : Ja, is geen probleem.
[medeverdachte 1] : Dan breng ik ze je effe. Hij kon mij geen tijd zeggen, want die waren aan het waken bij de mam of schoonmoeder. Het zou wel donderdagmorgen worden.
[verdachte] : Oke, is goed jong.
P. het tapgesprek d.d. 10 februari 2011, dossierpagina 909:
10-02-11
Inhoud 211
[medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 4] onv [medeverdachte 1] ) belt naar [verdachte] ( [telefoonnummer 2] onv [verdachte] )
[verdachte] : Hallo
[medeverdachte 1] : Ja, met [medeverdachte 1] .
[verdachte] : Ja.
[medeverdachte 1] : Ben je thuis dadelijk?
[verdachte] : Halfuurtje.
[medeverdachte 1] : Ja, is goed. Dan bel me even als je thuis bent, dan kom ik even.
[verdachte] : Is goedjong.
Q. het tapgesprek d.d. 16 februari 2011, dossierpagina 939 e.v.:
16-02-11
Inhoud 276
[medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 4] onv [medeverdachte 1] ) belt naar [verdachte] ( [telefoonnummer 2] onv [verdachte] )
[verdachte] : Ja, hallo.
[medeverdachte 1] : Ja, [verdachte] met [medeverdachte 1] .
[verdachte] : Ik je gebeld, maar ik kreeg je niet eraan.
[medeverdachte 1] : Nee, weet ik. Ik had de telefoon uit staan. Ik kan niet komen.
[verdachte] : Hé.
[medeverdachte 1] : Ik kan niet komen.
[verdachte] : Niet?
[medeverdachte 1] : Ik heb bezoek, snap je?
[verdachte] : Oh, goed bezoek of slecht bezoek?
[medeverdachte 1] : Slecht. Is niet bij mij. Snap je, dus het gaat niet.
[verdachte] : Een andere vraag. Gaat het wel door met de auto?
[medeverdachte 1] : Nee, dat gaat niet door.
[verdachte] : Dus de autokleppen zijn weg?
[medeverdachte 1] : Ja.
[verdachte] : En... effe kijken. Ja, moet ik een ander alternatief. Jij weet ook op dit moment niks natuurlijk?
[medeverdachte 1] : Nee, ik heb er nu even geen tijd voor.
[verdachte] : Ja, in Brabant was het ook hé jong.
[medeverdachte 1] : Ja, het is overal hé.
[verdachte] : Ja, het is landelijk.
[medeverdachte 1] : Ja, en het is allemaal tip.
[verdachte] : Daarom ben ik blij dat ik altijd nooit iets weet. Snap je wat ik bedoel? Dan moet ik gaan kijken.
[medeverdachte 1] : Ja, ik kan morgen wel effe bij je.... Proberen waar ik laatst ben geweest.
[verdachte] : Ja, ik kijk wel. Ik hoor het wel.
[medeverdachte 1] : Dan moet je mij dat wel even laten weten, anders hoef ik er niet heen.
[verdachte] : Kijk maar, doe maar, is nooit een probleem.
[medeverdachte 1] : Ja.
[verdachte] : Kun je altijd doen.
R. het tapgesprek d.d. 17 februari 2011, dossierpagina 952 en 953:
17-02-11
Inhoud: 307 [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 4] om [medeverdachte 1] ) belt uit met een man die [betrokkene 2] wordt genoemd ( [telefoonnummer 1] onv [betrokkene 2] )
[betrokkene 2] : Met [betrokkene 2] .
[medeverdachte 1] : Hoi, [betrokkene 2] , met [medeverdachte 1] .
[betrokkene 2] : Dag [medeverdachte 1] .
[medeverdachte 1] : Had je nog wat gehoord?
[betrokkene 2] : Ehhhhh, ik zie hem morgen, maar wat moest je ook precies? 70?
[medeverdachte 1] : Ja, ehhhh van die draad moest ik 3 meter en 4,5 meter.
[betrokkene 2] : 4,5!
[medeverdachte 1] : 4.5 en 3.
[medeverdachte 1] : Ja, ik was aan het denken ehhh, dus zeg maar 7,5 meter. Ik meende 750.
[medeverdachte 1] : neen, 7 meter is goed.
[betrokkene 2] : Ja.
[medeverdachte 1] : 7 meter.
S. de tapgesprekken d.d. 17 februari 2011, dossierpagina 954:
17-02-11 Inhoud 308
[medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 4] ) belt uit met [verdachte] ( [telefoonnummer 2] onv [verdachte] )
L: Ja, hallo.
J: Ja, met [medeverdachte 1] .
L: Hoi jong, ben je in de buurt?
J: Neen, ik ben in Koningsbosch.
L: Ohhh, ehhh wat wou ik zeggen. Heb je ergens hulp bij nodig jong?
J: Neen, neen [verdachte] .
L: Goed afgelopen nog?
J: Hoe zegje?
L: Is het nog goed afgelopen?
J: Ja, ja. Het is nu eenmaal niet anders hé.
L: Ja, ja, maar ik bedoel, is niet in ehhhh, in jouw nadeel?
J: Neen, neen, er is niets gezegd geworden of zo.
L: Oh, als je geld of zo nodig hebt jong, dan kom je maar naar mij toe hé!
J: Ja, is goed. Hee [verdachte] , die andere dat wordt morgen, die draad.
L: Morgen?
J: Die draad, die draad.
L: Oh.
J: Die draad wordt morgen!
L: Neen is goed jong, is goed.
J: Dan bel ik je morgenmiddag wel even.
L: Je hoeft niet te bellen, kom maar gewoon langs.
J: Is goed.
17-02-11
Inhoud: 309 [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 4] ) belt uit met [betrokkene 2] ( [telefoonnummer 1] onv [betrokkene 2] )
[betrokkene 2] : Ja met [betrokkene 2] !
[medeverdachte 1] : Hoi [betrokkene 2] , nog eens een met [medeverdachte 1] hé. Kan dat... kan ik dat ook ’s middags komen halen, die draad?
[betrokkene 2] : Ja, dat maakt niet uit.
[medeverdachte 1] : Ja, ik moet ’s morgens weg en ik ben pas in de middag terug.
T. de tapgesprekken d.d. 18 februari 2011, niet opgenomen in de doornummering, maar in een separaat proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaalnummer PL2440 2010110900-328:
Telefoonnummer: [telefoonnummer 1]
Tijdstip: 13:11:08
317
[medeverdachte 1] : Ja hallo.
[betrokkene 2] : Ja met [betrokkene 2] .
[medeverdachte 1] : Hoi [betrokkene 2] .
[betrokkene 2] : Hoe laat kwam je naar mij toe?
[medeverdachte 1] : kan dat rond half vier zijn.
[betrokkene 2] : Ja, dan kan [betrokkene 3] met de hond gaan wandelen nu, dat is goed.
[medeverdachte 1] : Ja. Is goed dan.
Telefoonnummer: [telefoonnummer 2]
Tijdstip: 15:30:25
318
[medeverdachte 1] belt uit met nnman.
NNman: Ja Hallo.
[medeverdachte 1] : Met [medeverdachte 1] he.
Nnman: Ja.
[medeverdachte 1] : Hey, dat ene wat ik zei dat wordt maandag, er is iets verkeerd begrepen geworden.
NNman: Oh...ok... maar dan 100 % dan.
[medeverdachte 1] : Ja is zeker.
NNman: Nee is goed jong, dan weet ik genoeg.
Telefoonnummer: [telefoonnummer 3]
Tijdstip: 15:35:07
319
[medeverdachte 1] belt met [medeverdachte 2] .
[medeverdachte 1] zegt dat hij nu naar [verdachte] gaat. [medeverdachte 2] vraagt of hij dan weer naar [betrokkene 2] gaat. [medeverdachte 1] zegt van niet, want dat is pas maandag.
U. de tapgesprekken d.d. 19 februari 2011, niet opgenomen in de doornummering, maar als bijlage bij een separaat proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaalnummer PL2440 2010110900-328:
19-02-11 Inhoud 330
[verdachte] ( [telefoonnummer 2] [verdachte] ) belt naar [medeverdachte 1] . ( [telefoonnummer 4] )
[verdachte] : He moet je horen, ik ben het helemaal vergeten te zeggen 2 meter 15 kun jij dat ook nog regelen voor volgende week.
[medeverdachte 1] : Hoeveel.
[verdachte] : 2 meter 15.
[medeverdachte 1] : 2 meter 15 voor wanneer.
[verdachte] : Kijk maar, in de week in het midden van de week of...
[medeverdachte 1] : Nu komende week he
[verdachte] : Ja
[medeverdachte 1] : voor woensdag of zo.
[verdachte] : Ja moet je even kijken of dat lukt.
[medeverdachte 1] : Ja dat is goed kijk ik even ja.
331
[medeverdachte 1] . ( [telefoonnummer 4] ) belt met [betrokkene 2]
: Ja met [betrokkene 2]
[medeverdachte 1] : Hoi [betrokkene 2] met [medeverdachte 1] he.
[medeverdachte 1] : He, voor woensdag heb jij dan nog van die kabel, die moet ik eh van die tegen aarde daar moet ik tweehonderdvijftien meter hebben.
[betrokkene 2] : tweehonderdvijftien woensdag of donderdag
[medeverdachte 1] : Ja, dat is goed.
[betrokkene 2] : Ik zal kijken jong
[medeverdachte 1] : Eh ja hoe heet [betrokkene 2] kan ik morgen even bij jou eh ben jij morgen thuis.
[betrokkene 2] : eh ja ‘s morgens ben ik wel thuis.
[medeverdachte 1] : ‘S morgens dan kom ik even een doos halen.
V. het tapgesprek d.d. 24 februari 2011, dossierpagina 976:
24-02-11
Inhoud 3 79
[verdachte] ( [telefoonnummer 2] ) belt naar [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 4] )
[medeverdachte 1] : Ja hallo.
[verdachte] : Ja met mij.
[medeverdachte 1] : Ja.
[verdachte] : Weet jij ongeveer hoe laat?
[medeverdachte 1] : Ja, ik rij nu of ik moet even in Sittard zijn.
[verdachte] : Oh.
[medeverdachte 1] : En dan kom ik naar je toe.
[verdachte] : Is goedjong, ik zie je komen.
W. de sms-berichten d.d. 24 februari 2011, dossierpagina 976:
Inhoud 380
[medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 4] ) sms naar [betrokkene 2] ( [telefoonnummer 1] )
Ik kom zo naar jou gr [medeverdachte 1]
Inhoud 381
[betrokkene 2] ( [telefoonnummer 1] ) sms naar [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 4] )
Ben achter half uur thuis.
X. de tapgesprekken d.d. 14 en 15 maart 2011, dossierpagina 1032 e.v.:
14-03-11
Inhoud 493
[verdachte] ( [telefoonnummer 2] onv [verdachte] ) belt naar [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 4] )
J: Ja, [verdachte]
L: Ja, ehh, een vraag, had je wat?
J: Ja.
L: Ja, of kom je morgen even voorbij als je wilt. Wanneer kan jij?
J: Morgenmiddag even.
L: Is goed.
Inhoud 498
[verdachte] belt in naar [medeverdachte 1] en vraagt aan hem of hij gebeld had. [medeverdachte 1] zegt dat hij in de buurt was en naar [verdachte] gebeld had om te zien of hij wakker was. [verdachte] heeft kennelijk geslapen en zegt dat hij nu pas op zijn telefoon zag dat [medeverdachte 1] hem gebeld had. [medeverdachte 1] zegt dat hij meende dat [verdachte] al wakker was en daarom naar [verdachte] wilde komen. [verdachte] zegt dat [medeverdachte 1] nu langs kan komen. [medeverdachte 1] zegt dat dit niet gaat omdat hij nu in Echt is. [medeverdachte 1] zegt dat hij vanmiddag wel naar [verdachte] komt en hem dan van tevoren wel belt.
Inhoud 499
[medeverdachte 1] belt uit naar [verdachte] en vraagt of deze thuis is. [verdachte] zegt dat hij nu thuis is. [medeverdachte 1] zegt dat hij over een half uurtje bij [verdachte] is.
Y. de tapgesprekken d.d. 16 maart 2011, dossierpagina 1041 en 1042:
16-03-11
Inhoud 514
[medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 4] ) belt met [verdachte] ( [telefoonnummer 2] )
[medeverdachte 1] : ben je nu thuis.
[verdachte] : Ja ik ben thuis.
[medeverdachte 1] : Als ik morgen naar die auto kom kijken dan moet dat wel vroeg gebeuren.
[verdachte] : Ja, dat is geen probleem.
[medeverdachte 1] : Ja, dan kom ik om een uurtje of 11, maar dan bel ik je nog wel even van te voren.
[verdachte] : Ok.
Inhoud 515
[medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 4] onv [medeverdachte 1] ) belt naar [verdachte] .
[verdachte] : Ja hallo.
[medeverdachte 1] : Ja, met [medeverdachte 1] . Ik kom effe naar je toe.
[verdachte] : is goed.
Z. het tapgesprek d.d. 18 maart 2011, dossierpagina 1050:
18-03-11
Inhoud 538
[medeverdachte 1] wordt gebeld door [verdachte] .
[verdachte] zegt: Hoi [medeverdachte 1] , die van mijzelf, 40 stuks... eh biljart keu’s wat meen je, zou je die kunnen regelen.
[medeverdachte 1] zegt: eh....zal ik kijken voor maandag erbij?
[verdachte] : Kun je doen ja., eh. Kun je maandag er bij doen, maar heb je die ook eerder?
[medeverdachte 1] : Zal ik effe moeten bellen, misschien morgen?
[verdachte] : Misschien, is het niet., dan is het dan maar morgen.
Vervolgens overlegt [verdachte] met 3e persoon op de achtergrond en ze spreken dan af dat het dan voor maandag is.
AA. het tapgesprek d.d. 21 maart 2011, dossierpagina 1068:
21-03-11
Inhoud 5 75
[medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 4] onv [medeverdachte 1] ) wordt gebeld door [verdachte] ( [telefoonnummer 2] onv [verdachte] )
[medeverdachte 1] : Ja hallo.
[verdachte] : Ja jong.
[medeverdachte 1] : Was je thuis [verdachte] ?
[verdachte] : Ja, ik ben thuis.
[medeverdachte 1] : Kan ik effe naar je toe komen?
[verdachte] : Als je wilt?
[medeverdachte 1] : Dan ben ik achter een kwartiertje daar.
[verdachte] : Is goed.
BB. het proces-verbaal met nummer 20110114061A_K, dossierpagina 765 e.v., relaterende observaties:
Op maandag 21 februari 2011 omstreeks 14:55 uur zag ik dat [medeverdachte 1] vertrok in de Opel Combo vanaf zijn woning aan de [a-straat 1] te Puth. Ik zag verder dat de mij ambtshalve bekende [medeverdachte 2] naast hem in het voertuig zat. Tevens zag ik dat er bruine kartonnen dozen in de Opel Combo stonden.
Omstreeks 15:05 uur zag ik dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] met de Opel Combo stationair werden op het woonwagenkampje, zijnde de vierde woonwagen, welke iets terug gelegen ligt, gelegen aan de [b straat] te Beek.
Omstreeks 15:40 uur zag ik dat [medeverdachte 1] en een NN man 3 bruine kartonnen dozen uit de Opel Combo haalden en deze naar de genoemde woonwagen brachten.
Omstreeks 15:49 uur zag ik dat de Opel Combo met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] vertrok vanaf het genoemde woonwagenkampje
CC. het proces-verbaal met nummer 20110114061A_M, dossierpagina 773 e.v., relaterende observaties:
Op donderdag 17 maart 2011, omstreeks 10:57 uur zag ik een bestelauto van het merk Opel, type Combo over de [b-straat 1] te Neerbeek rijden. Ik zag dat de mij ambtshalve bekende [medeverdachte 1] als bestuurder in dit voertuig zat. Tevens zag ik dat achterin de Combo grote bruine kartonnen dozen stonden.
Omstreeks 10:58 uur zag ik dat de voornoemde Combo het woonwagenkamp, gelegen op de [b straat] te Neerbeek opreed. Ik zag dat de Combo werd geparkeerd aan de rechterzijde van het woonwagenkamp. Omstreeks 10:59 uur zag ik dat [medeverdachte 1] uit de voornoemde Combo stapte en wegliep in de richting van een woonwagen, welke gelegen was aan de rechterzijde.
Omstreeks 11:04 uur zag ik dat [medeverdachte 1] richting de Combo liep samen met een onbekende man. Kort hierna zag ik dat beide mannen weer terugliepen in de richting van de eerdergenoemde woonwagen. Omstreeks 11:40 uur zag ik dat [medeverdachte 1] in de voornoemde Combo stapte en wegreed.
Omstreeks 11:41 uur zag ik dat de voornoemde bruine dozen niet meer zichtbaar aanwezig waren achterin de Combo.
DD. het proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 59 e.v.:
Technisch hulpmiddel 131020 werd geplaatst in het voertuig:
Merk: Opel
Type: Combo-C-Van Y1
Kenteken: [kenteken]
Door het observatieteam Limburg-Zuid is gezien dat:
De verdachte [medeverdachte 1] de gebruiker is van het bovengenoemde voertuig, voorzien van het technische hulpmiddel 131020.
Technisch hulpmiddel 311020 werd op de navolgende tijdstippen uitgepeild op [c-straat ] ter hoogte van nummer 24 in Obbicht:
27-01-2011 08.55 uur tot en met 14.28 uur
27-01-2011 18.16 uur tot en met 18.24 uur
Technisch hulpmiddel 311020 werd op het navolgende tijdstip uitgepeild op het woonwagenkamp op de [b straat] in Neerbeek:
27-01-2011 18.52 uur tot en met 19.06 uur.
EE. het proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 85 e.v.:
Technisch hulpmiddel 131020 werd geplaatst in het voertuig:
Merk: Opel
Type: Combo-C-Van Y1
Kenteken: [kenteken]
Door het observatieteam Limburg-Zuid is gezien dat:
De verdachte [medeverdachte 1] de gebruiker is van het bovengenoemde voertuig, voorzien van het technische hulpmiddel 131020.
Technisch hulpmiddel 131020 werd op de navolgende tijdstippen uitgepeild op [c-straat ] ter hoogte van nummer 24 in Obbicht:
07-02-2011 12.08 uur tot en met 16.03 uur
Technisch hulpmiddel 311020 werd op het navolgende tijdstip uitgepeild op het woonwagenkamp op de [b straat] in Neerbeek:
07-02-2011 17.15 uur tot en met 18.02 uur.
FF. het proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 230 e.v.:
Technisch hulpmiddel 131020 werd geplaatst in het voertuig:
Merk: Opel
Type: Combo-C-Van Y1
Kenteken: [kenteken]
Door het observatieteam Limburg-Zuid is gezien dat:
De verdachte [medeverdachte 1] de gebruiker is van het bovengenoemde voertuig, voorzien van het technische hulpmiddel 131020.
Technisch hulpmiddel 311020 werd op het navolgende tijdstip uitgepeild op het woonwagenkamp op de [b straat] in Neerbeek:
10-02-2011 14.25 uur tot en met 14.39 uur.
(…)
HH. het proces-verbaal van doorzoeking woning gelegen aan de [b-straat 1] , dossierpagina 4981 e.v.:
Bevindingen
Op dinsdag 22 maart 2011 vond er een doorzoeking plaats in de woning [b-straat 1] te Neerbeek, gelegen in de gemeente Beek.
Tijdens de doorzoeking werd door de genoemde rechter-commissaris de navolgende goederen in beslag genomen.
Woonkamer (ruimte 1)
V 001-2 Geldbedrag van 710 euro
Slaapkamer (ruimte 5)
A 001-5-1 Geldbedrag van 240 euro
A 001-5-4 Geldbedrag van 1660 euro
A 001-5-5 Geldbedrag van 18.000 euro
A 001-5-6 Geldbedrag van 32.220 euro
A 001-5-7 Geldbedrag van 47.810 euro
Woonkamer (ruimte 8)
(…)
A 001-8-15 Geldbedrag 350 euro
Zolder (ruimte 13)
B-001-4 Emmer 2535,7 gram bruto hennep
II. het proces-verbaal Kennisgeving van inbeslagneming, dossierpagina 4427 e.v.: Uniek goednummer: PL2400-2010110900-1909120
Object: Verdovende mid (Hennep)
Aantal/eenheid: 1 emmer
Bijzonderheden: B0016, goednr 4, emmer vol henneptoppen (+/- 2,5 kg bruto)
JJ. het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, dossierpagina 4454:
Op woensdag 23 maart 2010 onderzocht ik een door mij aangetroffen hoeveelheid qua kleur en uiterlijke verschijningsvorm op hennep gelijkende stof;
-goednummer 1909120( B001-6) bruto 2,5 kilo, positief getest.
Bij door mij gehouden MMC kleur-reactietesten bleken dat deze stoffen positief reageerden op de aanwezigheid van Tetrahydrocannabinol, zijnde de werkzame stof vermeld op lijst II van de Opiumwet.
KK. het proces-verbaal Dossier witwassen, dossierpagina 3456 e.v.:
Bij de doorzoeking werden vervolgens onder het bed, in de ouderlijke slaapkamer, 3 plastic zakken gevonden, waarin enkel en alleen maar eurobiljetten zaten, bestaande uit coupures van 5, 10, 20, 50, 100. In totaal bleek het te gaan om €98.030,-.
Tevens werden in het voornoemde perceel nog meerdere geldbedragen aangetroffen, bestaande uit coupures en kleingeld, in een totale waarde van € 5.527,80.
Tijdens de doorzoeking op 22 maart 2011 in perceel [b-straat 1] te Neerbeek zijn veel administratieve bescheiden in beslag genomen. Onder de administratieve bescheiden werden veel kwitanties aangetroffen die in relatie staan tot betalingen die op contante basis hebben plaatsgevonden. Uit onderzoek is gebleken dat er over de periode van 1 januari 2002 tot en met 22 maart 2011 voor minimaal €224.778.81 aan kwitanties contant zijn betaald.
(…)”
7. Daarnaast bevat het bestreden arrest, voor zover voor de beoordeling van het middelen van belang, de volgende bewijsoverwegingen:
“Met betrekking tot feit 2
(…)
Anders dan de verdediging, maar evenals de rechtbank en de advocaat-generaal, acht het hof wél bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het afleveren of verstrekken of vervoeren van hennepstekken. Het hof overweegt hieromtrent als volgt. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte erkend in de weken voor zijn aanhouding in maart 2011 een of twee keer hennepstekken te hebben gekocht van de medeverdachte [medeverdachte 1] . Deze verklaring wordt door het hof als bewijsmiddel gebezigd in aanvulling op de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen, waaruit onder meer volgt dat de verdachte herhaaldelijk telefonisch contact heeft gehad met de medeverdachte [medeverdachte 1] . Ondanks de in de visie van het hof versluierde termen waarvan in die telefoongesprekken gebruik werd gemaakt – gesproken werd onder meer over ‘t-shirts’, ‘truitjes’, ‘meters draad’ en ‘meters hekwerk’ – werden door de verdachte in die telefoongesprekken onmiskenbaar – soms aanzienlijke hoeveelheden – hennepstekken besteld bij [medeverdachte 1] . Uit de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen volgt voorts dat [medeverdachte 1] herhaaldelijk met zijn Opel Combo bij de woning van de verdachte op het woonwagenkamp aan de [b straat] te Neerbeek is verschenen en dat dan dozen en/of gevulde bigshoppers de woning van de verdachte werden binnengedragen. Tegen de achtergrond van de door [medeverdachte 1] ter terechtzitting van de rechtbank van 20 december 2011 als getuige in de strafzaak tegen de verdachte afgelegde verklaring, dat hij (een of twee keer) bij de verdachte is geweest in verband met het leveren van stekken en het gegeven dat noch door [medeverdachte 1] , noch door de verdachte is verklaard dat zij handel dreven in textiel, draad of hekwerk, houdt het hof het ervoor dat die dozen en bigshoppers telkens hennepstekken bevatten.
Het hof stelt derhalve vast dat in de periode van 30 november 2010 tot en met 22 maart 2011 een groot aantal hennepstekken de woning van de verdachte is binnengebracht. Bij de zoeking op 22 maart 2011 heeft de politie evenwel geen hennepstekken of -planten in de woning van de verdachte aangetroffen. Het hof leidt hieruit af dat de verdachte de in zijn woning binnengebrachte hennepstekken in de tussentijd moet hebben afgeleverd, verstrekt of vervoerd. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard geen stekken te hebben verkocht en overigens niet meer te weten wat hij dan wél met die stekken heeft gedaan.
Met betrekking tot feit 3
Anders dan de verdediging, maar evenals de rechtbank en de advocaat-generaal, acht het hof bewezen dat de verdachte heeft deelgenomen aan de in de tenlastelegging bedoelde criminele organisatie. Het hof overweegt hieromtrent, in aanvulling op de bewijsoverwegingen van de rechtbank, als volgt.
Zoals hiervoor overwogen staat naar het oordeel van het hof vast dat de verdachte herhaaldelijk, soms aanzienlijke, hoeveelheden hennepstekken heeft besteld bij en afgenomen van de (organisatie van de) medeverdachte [medeverdachte 1] , die zorgdroeg voor de vermeerdering van hennepplanten door het – in woningen van andere leden van de organisatie – opkweken van stekken die waren genomen van zogenoemde moederplanten. Door met enige regelmaat hennepstekken bij [medeverdachte 1] te bestellen en af te nemen, ondersteunde de verdachte de criminele activiteiten van de organisatie van [medeverdachte 1] , in die zin dat de organisatie zich verzekerd wist van een afzetmarkt. Met andere woorden: door zijn handelwijze stelde de verdachte de organisatie niet alleen in staat voort te bestaan, maar wellicht zelfs ook haar activiteiten uit te breiden.
Naar het oordeel van het hof droegen de gedragingen van de verdachte waardoor hij de activiteiten van de organisatie ondersteunde in ieder geval tot op zekere hoogte bij aan het bestendig en duurzaam karakter van de organisatie. Verdachte heeft geruime tijd hennepstekken afgenomen. Daarbij vond de telefonische bestelling van de hennepstekken in bedekte termen plaats, waaruit volgt dat de verdachte op de hoogte was van en deelnam aan het versluierd taalgebruik waarvan binnen de organisatie gebruik werd gemaakt.”
8. Voor de beoordeling van de middelen die zich richten tegen de motivering van de bewezenverklaring van feit 2 citeer ik nu de wettelijke bepalingen, voor zover van belang:
Art. 3 Opiumwet:
“Het is verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid:
(…)
B. te telen, te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren;
(…)”
Art. 11 Opiumwet:
“(…)
2. Hij die opzettelijk handelt in strijd met een in artikel 3 onder B, C of D, gegeven verbod, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.
(…)
5. Indien een feit als bedoeld in het tweede of vierde lid, betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel, wordt gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie opgelegd. Onder grote hoeveelheid wordt verstaan een hoeveelheid die meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel.”
Art. 1, tweede lid, Opiumwetbesluit:
“De hoeveelheid middelen, bedoeld in artikel 11, vijfde lid, van de wet, betreft 500 gram hennep, 200 hennepplanten of 500 eenheden van een ander middel als bedoeld in de bij de wet behorende lijst II.”
9. Niet onbegrijpelijk heeft het hof uit de bewijsmiddelen afgeleid dat er op bestelling van verdachte hennepstekken en/of hennepplanten zijn afgeleverd/binnengebracht bij zijn woning op 27 januari 2011 (60 T-shirts/60 stuks; bewijsmiddelen J, K, L en DD), 7 februari 2011 (5, 6 of 7 keue en 40 of 42 krijtjes; bewijsmiddelen N en EE), 10 februari 2011 (bewijsmiddelen O, P en FF), 21 februari 2011 (drie bruine kartonnen dozen; bewijsmiddelen Q, R, S, T en BB), 24 februari 2011 (2 meter 15; bewijsmiddelen U, V en W), 17 maart 2011 (grote bruine kartonnen dozen/40 stuks: bewijsmiddelen X, Y en CC) en 21 maart 2011 (bewijsmiddelen Z en AA). Bij de doorzoeking van die woning op 22 maart 2011 wordt rond 100.000 euro aangetroffen (bewijsmiddelen HH en KK), ongeveer 2,5 kilo bruto aan henneptoppen (bewijsmiddel JJ) en administratieve bescheiden waaruit wordt afgeleid dat er in de periode tussen 1 januari 2002 tot en met 22 maart 2011 voor minimaal € 224.778,81 aan kwitanties contant zijn betaald. Voor zover de bewijsoverweging van het hof inhoudt dat in de telefoongesprekken in versluierende termen is gesproken en dat onmiskenbaar sprake van de bestelling van hoeveelheden hennepstekken wordt dit in de schriftuur van cassatie niet betwist.
10. Het eerste middel klaagt dat uit de bewijsvoering van het hof niet kan volgen dat de verdachte meermalen de hennepstekken en/of de hennepplanten heeft afgeleverd, verstrekt of vervoerd.
11. Aan het middel is ten grondslag gelegd dat de enkele omstandigheid dat de hennepstekken die de woning van de verdachte zijn binnengebracht bij de doorzoeking van de woning niet zijn aangetroffen onvoldoende is om te concluderen dat de verdachte die hennepstekken zou hebben afgeleverd, verstrekt of vervoerd. Daarbij heeft de steller van het middel er onder meer op gewezen dat onder 1 is bewezenverklaard dat de verdachte op 22 maart 2011 opzettelijk 2535 gram hennep aanwezig heeft gehad.
12. Als gezegd heeft het hof uit de gebezigde bewijsmiddelen niet onbegrijpelijk afgeleid dat in de periode van 30 november 2010 tot en met 22 maart 2011 hennepstekken en/of hennepplanten de woning van de verdachte zijn binnengebracht, terwijl op 22 maart 2011 hennepstekken noch (volledige) hennepplanten in de woning van de verdachte zijn aangetroffen. Het in de overwegingen van het hof besloten liggende oordeel dat het onder die omstandigheden niet anders kan zijn dan dat de verdachte – die heeft verklaard de hennepstekken niet te hebben verkocht en verder geen verklaring heeft gegeven wat hij wel met de hennepstekken en/of -planten heeft gedaan – de hennepstekken en/of- planten vervolgens heeft afgeleverd, verstrekt of vervoerd, komt mij niet onbegrijpelijk voor en is toereikend gemotiveerd. Daarbij neem ik in aanmerking dat het als bewijsmiddel N gebezigde telefoongesprek d.d. 7 februari 2011 inhoudt dat de zwager van de verdachte de “keuen” komt ophalen, terwijl het als bewijsmiddel Z gebezigde telefoongesprek d.d. 18 maart 2011 inhoudt dat de verdachte tijdens het telefoongesprek met medeverdachte [medeverdachte 1] over de levering van veertig “biljart keu’s” overlegt met een derde.
13. Bovendien staat het enkele feit dat de verdachte op 22 maart 2011 een emmer met henneptoppen in zijn woning aanwezig had, mijns inziens niet in de weg aan het oordeel van het hof. De aanwezigheid van deze emmer met henneptoppen zegt immers niets over de plaats waar de betreffende hennep is geteeld en evenmin door wie dat is gedaan en sluit daarmee dus geenszins uit dat de verdachte hennepstekken en/of -planten heeft afgeleverd, verstrekt of vervoerd.
14. Gelet op het voorgaande meen ik dat bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde, voor zover inhoudende dat de verdachte meermalen hennepstekken en/of -planten heeft afgeleverd, vervoerd of verstrekt, in zoverre voldoende met redenen is omkleed.
15. Het middel faalt.
16. Het tweede middel klaagt dat de bewezenverklaring van het onder 2 en 3 tenlastegelegde onvoldoende met redenen is omkleed, omdat het hof de bewezenverklaring innerlijk tegenstrijdig en/of ontoereikend heeft gemotiveerd.
17. Aan deze klacht is ten grondslag gelegd dat het hof ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] , inhoudende dat één of twee keer hennepstekken zijn geleverd, tot het bewijs heeft gebezigd, terwijl het hof met betrekking tot het onder 3 bewezenverklaarde heeft geoordeeld dat er herhaaldelijk hennepstekken zijn geleverd. Zou het hof echter bedoeld hebben te oordelen dat meer dan één of twee keer hennepstekken aan de verdachte zijn geleverd, dan heeft het hof volgens de steller van het middel de bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde doen steunen op bewijsmiddelen die het ongeloofwaardig heeft geacht.
18. Wat betreft de verklaring van de verdachte stel ik mij op het standpunt dat het middel op een verkeerde lezing van het arrest berust en daarmee feitelijke grondslag ontbeert. Anders dan aan het middel ten grondslag is gelegd, houdt de tot het bewijs gebezigde verklaring van de verdachte namelijk niet in dat hij een of twee keer hennepstekken heeft gekocht van de medeverdachte [medeverdachte 1] , maar dat hij in de weken voor zijn aanhouding in maart 2011 een of twee keer hennepstekken heeft gekocht van de medeverdachte [medeverdachte 1] (en wel kennelijk op 17 en 21 maart 2011; zie randnummer 9).
19. Ten aanzien van de als bewijsmiddel 1 gebezigde verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 1] ligt dat anders. Deze verklaring houdt immers in dat hij één of twee keer bij de verdachte geweest in verband met het leveren van stekken, terwijl in de bewijsoverwegingen van het hof als zijn oordeel besloten ligt dat het de verklaring van [medeverdachte 1] dat het één of twee keer is geweest ongeloofwaardig acht. Van innerlijke tegenstrijdigheid is daarmee geen sprake. Wel heeft het hof de beperking tot één of twee keer in de verklaring, die niet redengevend is voor de bewezenverklaring, ten onrechte onder de bewijsmiddelen opgenomen. Daarover klaagt het middel terecht. Dit behoeft echter niet tot cassatie te leiden. Wanneer dit tot één of twee keer beperkende onderdeel van de verklaring van [medeverdachte 1] wordt weggedacht, is de bewezenverklaring van het onder 2 en 3 tenlastegelegde namelijk zonder meer toereikend gemotiveerd. Daarom heeft verdachte onvoldoende rechtens te respecteren belang bij vernietiging van de bestreden uitspraak.1.
20. Het middel faalt.
21. Het derde middel klaagt dat het hof de bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde ontoereikend heeft gemotiveerd, aangezien uit de bewijsmiddelen niet kan volgen dat de verdachte telkens een grote hoeveelheid hennepstekken en/of hennepplanten als bedoeld in art. 1, tweede lid, Opiumwetbesluit heeft afgeleverd, verstrekt of vervoerd.
22. Het onder 2 bewezenverklaarde is gekwalificeerd als “opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegd”.
23. Aan het middel is ten grondslag gelegd dat het hof met de kwalificatie tot uitdrukking heeft gebracht dat de verdachte telkens een hoeveelheid van ten minste 200 hennepstekken en/of hennepplanten heeft afgeleverd, verstrekt of vervoerd.
24. Het hof heeft bewezenverklaard dat de verdachte “telkens een (groot) aantal hennepstekken en/of hennepplanten” heeft afgeleverd, verstrekt of vervoerd. Nu het hof “groot” tussen haakjes heeft laten staan, kan de bewezenverklaring – mede gezien de kwalificatie – mijns inziens bezwaarlijk anders worden opgevat dan dat hof bewezen heeft geacht dat de verdachte niet alleen grote hoeveelheden in de zin van het Opiumwetbesluit heeft afgeleverd, verstrekt of vervoerd, maar ook een of meerdere keren een hoeveelheid van minder dan 200 hennepstekken en/of hennepplanten heeft afgeleverd, verstrekt of vervoerd. Het enkele feit dat het hof heeft verzuimd om dit deel van de bewezenverklaring afzonderlijk te kwalificeren, maakt dat mijns inziens niet anders. Gelet hierop meen ik dat het middel in zoverre op een verkeerde lezing van het bestreden arrest berust en daarmee feitelijke grondslag ontbeert.
25. Voor zover het middel beoogt te klagen dat er in het geheel geen meerdere afleveringen (enz.) van (kort gezegd) een grote hoeveelheid stekken uit de bewijsmiddelen kunnen worden afgeleid het volgende. In het oordeel van het hof ligt niet onbegrijpelijk besloten dat de bij verdachte inkomende partijen door hem vervolgens zijn afgeleverd (enz.). Dat betekent dat de op 24 februari 2011 inkomende partij in dezelfde hoeveelheid (2,15) is afgeleverd en de op 7 februari inkomende partij van 6, 7 of 8 eveneens. Die 2,15 heeft het hof kennelijk en niet onbegrijpelijk opgevat als 215 stekken (zie bewijsmiddel D) en ook 6, 7 en 8 worden door het hof niet onbegrijpelijk kennelijk als honderdtallen (600, 700 of 800) beschouwd (zie bijvoorbeeld ook bewijsmiddel R). Bij het oordeel dat het telkens om honderdtallen ging, heeft het kennelijk ook het bij de doorzoeking op 22 maart 2011 aangetroffen geld en de kwitanties waaruit blijkt van aanzienlijke contante betalingen in aanmerking genomen. Al met al is de kwalificatie die inhoudt dat het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegd, niet onjuist of onbegrijpelijk.
26. Het middel faalt.
27. In het vierde middel wordt geklaagd dat de stukken van het geding niet tijdig, te weten binnen acht maanden na het instellen van beroep in cassatie naar de griffie van de Hoge Raad zijn gezonden, zodat de redelijke termijn is geschonden.
28. Namens de verdachte is op 2 december 2016 beroep in cassatie ingesteld. De stukken van het geding zijn op 24 januari 2018 bij de Hoge Raad binnengekomen. Dit betekent dat de inzendtermijn van acht maanden met ruim vijf maanden is overschreden. Daarover wordt dus terecht geklaagd. Verder merk ik ambtshalve op dat de Hoge Raad uitspraak zal doen nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dit betekent dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6 EVRM is overschreden, hetgeen dient te leiden tot strafvermindering.
29. Het vierde middel slaagt. Het eerste, tweede en derde middel falen en kunnen met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende motivering worden afgedaan. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
30. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering van deze duur in de mate die de Hoge Raad gepast voorkomt en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 05‑02‑2019