Einde inhoudsopgave
Procesreglement scheiding
Tekst
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Redactionele toelichting
Wijzigingen ten opzichte van eerdere teksten gelden slechts voor nadien aangevangen procedures en wat lopende procedures betreft voor de proceshandelingen die nadien nog worden verricht. De datum van afkondiging is de datum van de Staatscourant.
- Bronpublicatie:
29-12-2023, Stcrt. 2023, 32891 (uitgifte: 29-12-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-12-2023, Stcrt. 2023, 32891 (uitgifte: 29-12-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Familieprocesrecht
Personen- en familierecht / Huwelijk, relaties en echtscheiding
Burgerlijk procesrecht / Eerste aanleg
1. Algemeen
- 1.1.
Als niet-digitaal wordt geprocedeerd, worden het verzoekschrift, het verweerschrift en overige processtukken en berichten als volgt ingediend:
- −
door toezending per post aan de griffie van de rechtbank, afdeling familie- en jeugdzaken; http://www.rechtspraak.nl/Organisatie/Rechtbanken/Pages/default.aspx.
- −
door afgifte aan de Centrale Balie van de rechtbank http://www.rechtspraak.nl/Organisatie/Rechtbanken/Pages/default.aspx;
- −
door toezending via Veilig Mailen, mits het processtuk of het bericht, met eventuele bijlage(n), direct per post aan de griffie van de rechtbank wordt nagezonden of wordt afgegeven aan de Centrale Balie van de rechtbank, onder de uitdrukkelijke vermelding dat het reeds eerder via Veilig Mailen ingediende stukken betreft.
- −
Voor toezending via Veilig Mailen gelden daarnaast de in Bijlage 5 vermelde regels.
Verzendingen via Veilig Mailen die vóór 24.00 uur van de laatste dag van een lopende termijn zijn ontvangen, gelden als binnen de termijn ingediend. Indien een termijn op een ander tijdstip op die dag eindigt, gelden verzendingen die voor dat tijdstip zijn ontvangen als binnen de termijn ingediend.
- 1.2.
Onder Veilig Mailen wordt verstaan: de voorziening van de Rechtspraak voor het verzenden en ontvangen van beveiligde e-mail naar en door de rechtbank https://www.rechtspraak.nl/veilig-mailen-met-de-rechtspraak.
- 1.3.
Proceshandelingen worden weergegeven in het voor advocaten toegankelijke elektronisch familiejournaal. Een advocaat gebruikt voor het indienen van stukken en voor het berichten van de rechtbank een F-formulier (beschikbaar in het elektronisch familiejournaal).
Van alle berichten aan de rechtbank dient tegelijkertijd een afschrift aan de wederpartij te worden gestuurd, en indien ten behoeve van de minderjarigen gezags- en/of omgangsvoorzieningen moeten worden getroffen, ook aan de Raad voor de Kinderbescherming. Uit het F-formulier moet blijken dat hieraan is voldaan.
- 1.4.
Van de verzending van een via Veilig Mailen verzonden processtuk of bericht is een bevestiging van de ontvangst beschikbaar, die de verzender zelf kan inzien of ophalen bij de dienst Veilig Mailen die de verzender gebruikt.
Als tijdstip waarop de rechtbank een processtuk of een bericht via Veilig Mailen heeft ontvangen, geldt het tijdstip waarop het processtuk of het bericht een systeem voor gegevensverwerking heeft bereikt waarvoor de rechtbank verantwoordelijkheid draagt (ZIVVER). Dit tijdstip staat vermeld in de ontvangstbevestiging.
- 1.5.
Digitaal procederen bij de rechtbank is alleen mogelijk indien en voor zover de wet bepaalt of uit de wet volgt dat partijen:
- −
in (een) bepaalde categorie(ën) van zaken, vermeld in bijlage 4, de mogelijkheid hebben geheel of gedeeltelijk digitaal te procederen (vrijwillig digitaal procederen), of
- −
in (een) bepaalde categorie(ën) van zaken, vermeld in bijlage 4, de verplichting hebben geheel of gedeeltelijk digitaal te procederen (verplicht digitaal procederen).
Voor digitaal procederen gelden, in aanvulling op de regels zoals opgenomen in het Besluit elektronisch procederen, de in dit procesreglement vermelde regels zoals hierna vermeld in hoofdstuk 12 en de in het Reglement inzake de toegang tot en het gebruik van systeem DT rechtspraak opgenomen regels.
- 1.6.
Voor stukken niet zijnde een verzoekschrift, verweerschrift, of verweerschrift op zelfstandig verzoek, volstaat indiening bij de rechtbank van een enkel exemplaar, tenzij er sprake is van meervoudige behandeling van de zaak.
- 1.7.
Op alle berichten dient het zaaknummer en/of rekestnummer te worden vermeld.
- 1.8.
Indien niet aan het voorgaande wordt voldaan, wordt het bericht teruggestuurd en wordt op de inhoud geen acht geslagen, tenzij het een verweerschrift betreft.
- 1.9.
Hetgeen hiervoor onder artikel 1.3, 1.7 en 1.8 is gemeld, geldt niet voor brieven van minderjarigen.
- 1.10.
Mededelingen in het elektronisch familiejournaal worden als schriftelijke mededelingen in de zin van dit reglement beschouwd.
- 1.11.
De rechtbank bericht partijen per brief, per telefoon, via Veilig Mailen of, als een partij digitaal procedeert, door plaatsing van een bericht in het door partijen te raadplegen digitale dossier in hun zaak.
- 1.12.
De Algemene termijnenwet is van toepassing. Een termijn wordt verlengd tot de eerstvolgende werkdag als deze eindigt in het weekend of op een algemeen erkende feestdag.
- 1.13.
Processtukken worden uiterlijk drie werkdagen voorafgaand aan de mondelinge behandeling ingediend, tenzij de wet of het procesreglement voorschrijft dat de stukken eerder moeten worden ingediend.
- 1.14.
Indien meer dan één bijlage wordt overgelegd, dient daarbij een inhoudsopgave gevoegd te worden en dienen de bijlagen genummerd te worden.
Partijen dienen bij het overleggen van gegevens of stukken aan te geven ter toelichting of staving van welke stelling deze gegevens of stukken zijn bedoeld en welk onderdeel daartoe van belang is. Indien hieraan niet voldaan wordt, kan de rechter de overgelegde gegevens of stukken buiten beschouwing laten.
- 1.15.
Verandering of vermeerdering verzoek
Een partij die zijn verzoek verandert of vermeerdert, of de grondslag daarvan verandert of vermeerdert, vermeldt dit in de kop van het processtuk.
- 1.16.
Voorwerpen kunnen ter griffie worden gedeponeerd. Van het depot maakt de griffier een akte op, die aan het dossier wordt toegevoegd en die in kopie aan partijen wordt verstrekt.
Indien vanwege de aard van het in depot te geven stuk of voorwerp depot ter griffie niet in aanmerking komt, kan het voorwerp op een andere plaats worden gedeponeerd. In de akte wordt die plaats vermeld.
Indien een partij een gegevensdrager zoals een usb-stick deponeert, doet die partij gelijktijdig een kopie van deze gegevensdrager aan de andere partij(en) toekomen.
- 1.17.
Indien een partij kennis wenst te nemen van het door de rechtbank aangelegde dossier in zijn zaak, stelt de rechtbank hem hiertoe in de gelegenheid.
- 1.18.
Stukken die in een vreemde taal zijn gesteld, moeten zijn voorzien van een beëdigde vertaling in de Nederlandse taal. Indien het stukken betreft in de Engelse, Duitse of Franse taal behoeft in beginsel geen vertaling te worden overgelegd, tenzij de rechter er om vraagt als hij dat nodig of wenselijk acht voor de behandeling van de zaak, mede gelet op de belangen van de wederpartij.
- 1.19.
Waar in dit reglement gesproken wordt over het overleggen van een BRP-uittreksel, kan ook worden volstaan met vermelding van de burgerservicenummers (BSN) van partijen in een aparte brief, die tegelijk met het verzoekschrift aan de rechtbank wordt gestuurd, of door overlegging van kopieën van identiteitsbewijzen waarop het BSN staat vermeld. Deze brief/kopieën maken geen deel uit van de processtukken en worden niet aan de andere partij(en) gestuurd.
Als op een ingediend BRP-uittreksel of een ander processtuk een BSN staat vermeld, en de partij die het betreffende stuk heeft ingediend niet wenst dat het BSN wordt gedeeld, dan is het de verantwoordelijkheid van die partij om het BSN onleesbaar te maken.
2. Indiening verzoekschrift
(zie ook artikelen 4, 278 en 815 Rv)
- 2.1.
Iedere werkdag kan een verzoekschrift met bijlagen in tweevoud ter griffie worden ingediend. In zaken waarin minderjarigen zijn betrokken wordt aan de vermelding van de voornamen en naam van de ouders en de minderjarige(n) van ieder de vermelding van het BSN toegevoegd (in een aparte brief die tegelijk met het verzoekschrift aan de rechtbank wordt gestuurd of door overlegging van kopieën van identiteitsbewijzen waarop het BSN staat vermeld. Deze brief/kopieën maken geen deel uit van de processtukken en worden niet aan de andere partij(en) gestuurd).
Indien ten behoeve van de minderjarigen gezags- en/of omgangsvoorzieningen moeten worden getroffen, dient een extra voor de Raad voor de Kinderbescherming bestemd exemplaar van het verzoekschrift te worden bijgevoegd.
Indien ten tijde van de indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding wordt verzocht om inschrijving daarvan in het huwelijksgoederenregister, dan dient dat aangegeven te worden op het F-formulier of door middel van een begeleidende brief en zal een extra exemplaar van het verzoekschrift tot echtscheiding moeten worden bijgevoegd. Een verzoek tot inschrijving van het verzoekschrift tot echtscheiding in het huwelijksgoederenregister dat wordt ingediend na indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding, moet worden gedaan door middel van een brief.
Als tijdstip van binnenkomst van het verzoekschrift tot echtscheiding bij de griffie van de rechtbank geldt het openingstijdstip van de griffie op de dag waarop het verzoekschrift de griffie bereikt. Een ander tijdstip kan desgevraagd worden geregistreerd bij indiening bij de Centrale Balie.
- 2.2.
Bij de indiening van het verzoekschrift moeten worden overgelegd:
- a.
de in artikel 815 Rv genoemde stukken. Van de huwelijksakte en geboorteakte(s) wordt overlegging van een afschrift (en derhalve niet een uittreksel) verlangd.
Indien digitaal wordt geprocedeerd worden de huwelijksakte en de geboorteakte(s) digitaal ingediend op de wijze zoals vermeld in Hoofdstuk 12. Van deze akte(s) moet een scan (in kleur) van het originele gedateerde en gewaarmerkte afschrift als Pdf-bestand worden ingediend. De rechtbank kan daarnaast bevelen dat het origineel van deze akte(s) wordt nagezonden. Buitenlandse aktes moeten daarnaast altijd direct in origineel worden nagezonden aan griffie van de rechtbank.
- b.
stukken betreffende de gronden waarop de rechter ingevolge de EG-verordening 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 rechtsmacht heeft, te weten van elk van partijen een BRP-uittreksel met vermelding van adres en nationaliteit(en) en zo nodig de verblijfsduur in Nederland. Indien geen BRP-registratie heeft plaatsgevonden of als het BRP-uittreksel de gevraagde gegevens niet vermeldt, dienen andere bewijsstukken ten aanzien van de nationaliteiten, de gewone verblijfplaats en de eventuele verblijfsduur te worden overgelegd. De genoegzaamheid daarvan staat ter beoordeling van de rechter.
Alle stukken(met uitzondering van het BRP-uittreksel, dat enkel gedateerd moet zijn) moeten zijn gedateerd en gewaarmerkt. De stukken mogen niet langer dan drie maanden voor indiening van het verzoekschrift zijn afgegeven.
Indien naar een onderling getroffen regeling wordt verwezen of opneming daarvan wordt verzocht, moet die regeling (bijvoorbeeld een convenant of een ouderschapsplan) in drievoud worden overgelegd, waaronder het origineel.
Indien digitaal wordt geprocedeerd, wordt een over te leggen onderling getroffen regeling voorzien van een originele (“natte”) handtekening en gescand als Pdf-bestand, digitaal ingediend op de wijze zoals vermeld in Hoofdstuk 12 .
Ingeval voorlopige voorzieningen zijn gevraagd, dient het zaaknummer van die procedure te worden vermeld.
Indien een verzoek betrekking heeft op een minderjarige die onder toezicht gesteld is, dienen naam en adres van de gecertificeerde instelling (als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet) te worden vermeld.
Bij internationale scheidingen, waarbij een beslissing ten aanzien van de huwelijksgoederengemeenschap wordt gevraagd, dienen alle omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de bepaling van het toepasselijk recht in het verzoekschrift te worden vermeld en alle relevante stukken te worden overgelegd.
- 2.3.
Zodra het verzoekschrift is ontvangen, wordt het ingeschreven. Tevens wordt een ontvangstbevestiging met vermelding van het zaaknummer aan de advocaat van verzoeker gestuurd, waarbij eveneens wordt meegedeeld de in artikel 4.2 genoemde termijn waarbinnen het betekeningsexploot ter griffie moet zijn overgelegd.
Wanneer bij indiening van het verzoekschrift vermeldingen ontbreken of niet alle ingevolge artikel 2.2 over te leggen stukken ter griffie zijn binnengekomen, wordt dit bij voormelde ontvangstbevestiging tevens aangegeven. De ontbrekende vermeldingen of stukken moeten zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk vóór afloop van de (oorspronkelijke) verweertermijn in één keer zijn toegevoegd. Bij gemeenschappelijke verzoeken is deze termijn vier weken.
Wanneer na afloop van bovengenoemde termijnen wordt geconstateerd dat verzoeker aan de verplichting van artikel 2.2 niet volledig heeft voldaan zonder dat daarvoor vóór afloop van genoemde termijnen schriftelijk klemmende redenen zijn aangevoerd, kan verzoeker niet-ontvankelijk worden verklaard in het verzoek. Indien niet tijdig schriftelijk klemmende redenen zijn aangevoerd, wordt er van uitgegaan dat verzoeker geen prijs stelt op een mondelinge behandeling.
Niet-ontvankelijkverklaring zonder mondelinge behandeling blijft in beginsel achterwege, indien vóór het verstrijken van de hierboven vermelde termijnen een verweerschrift is ingediend.
- 2.4.
Indien verzoeker griffierecht is verschuldigd, dient dit binnen vier weken na indiening van het verzoekschrift te zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank waar de behandeling plaatsvindt of ter griffie te zijn gestort.
Heeft verzoeker het verschuldigde griffierecht niet tijdig voldaan, dan verklaart de rechter verzoeker in beginsel niet-ontvankelijk in het verzoek.
3. Voorlopige voorzieningen
(zie ook artikelen 821 t/m 826 Rv en de artikelen 279 en 282 Rv)
- 3.1.
Het verzoekschrift strekkende tot het treffen van voorlopige voorzieningen wordt in tweevoud ingediend.
Bij binnenkomst ter griffie wordt het verzoekschrift geregistreerd en van een eigen zaaknummer voorzien.
- 3.2.
Voorlopige voorzieningen dienen bij voorkeur bij afzonderlijk verzoekschrift te worden gevraagd.
Indien voorlopige voorzieningen worden gevraagd, nadat al een echtscheidingsverzoek is ingediend, moet het zaaknummer van het echtscheidingsverzoek duidelijk zichtbaar boven het verzoek worden vermeld.
- 3.3.
De oproep voor de behandeling van de voorlopige voorzieningen en het afschrift van het verzoekschrift voorlopige voorzieningen worden door de griffie aangetekend aan belanghebbende(n) gestuurd, tenzij zich voor belanghebbende(n) een advocaat heeft gesteld, in welk geval de oproep voor de behandeling en het afschrift van het verzoekschrift uitsluitend per gewone post aan de advocaat worden gestuurd.
- 3.4.
Bij verzoeken strekkende tot het treffen van voorlopige voorzieningen kan een verzoek tot aanhouding slechts worden verleend als degene die uitstel vraagt schriftelijk klemmende redenen aanvoert. De partij die uitstel vraagt, dient de verhinderdata van beide partijen op te geven voor ten minste de eerstkomende drie weken.
- 3.5.
Indien verzoeker griffierecht is verschuldigd, dient dit binnen vier weken na indiening van het verzoekschrift te zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank waar de behandeling plaatsvindt of ter griffie te zijn gestort.
4. Betekeningsexploot
(zie ook artikel 816 Rv)
- 4.1.
Bij betekening moeten de volgende verweertermijnen, als bedoeld in artikel 816 lid 1 Rv, in acht worden genomen:
- a.
betekening binnen Nederland
- a.
bekende woon- of verblijfplaats: ten minste zes weken, te rekenen vanaf de dag van betekening;
- b.
onbekende woon- of verblijfplaats: ten minste drie maanden, te rekenen vanaf de dag van betekening;
- b.
betekening buiten Nederland
wanneer de andere echtgenoot geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, maar wél in het buitenland heeft: ten minste drie maanden, te rekenen vanaf de dag waarop het exploot in het buitenland is uitgereikt of de volgens de plaatselijke regeling verplichte handelingen daartoe zijn verricht.
- 4.2.
Het originele betekeningsexploot dient uiterlijk vier weken na de datum, waarop het verzoekschrift strekkende tot scheiding werd ingeschreven, te worden overgelegd ter griffie. Indien hieraan niet wordt voldaan, wordt verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek, tenzij er sprake is van klemmende redenen die vóór afloop van de termijn schriftelijk zijn meegedeeld.
Bij het ontbreken van een dergelijke mededeling wordt er van uitgegaan dat verzoeker geen prijs stelt op een mondelinge behandeling.
Met betrekking tot betekening in het buitenland geldt het navolgende. Dient de betekening te geschieden op grond van de EG Betekeningsverordening, dan geldt als betekeningsexploot het bewijs van verzending aan de ontvangende instantie in het buitenland. Tevens dient in deze gevallen het certificaat zoals bedoeld in artikel 10 van de EG Betekeningsverordening ter griffie te worden overgelegd.
Dient de betekening te geschieden op grond van het Haags Betekeningsverdrag 1965 dan wel op grond van het Haags Rechtsvorderingsverdrag 1954 , dan dient het betekeningsexploot te voldoen aan de in artikel 55 Rv en de in het toepasselijke verdrag genoemde voorschriften.
- 4.3.
Indien van toepassing dienen de akte van domiciliekeuze en de publicatie van de openbare oproep te worden overgelegd.
- 4.4.
Van betekening kan worden afgezien, wanneer degene, aan wie betekend zou moeten worden, heeft aangegeven, op de wijze zoals hierna onder artikel 5.5 beschreven, zich ter zake – zonder dat een mondelinge behandeling plaatsvindt – te refereren.
- 4.5.
Indien de belanghebbende volgens de BRP op hetzelfde adres als verzoeker staat ingeschreven, maar is vertrokken naar een voor verzoeker onbekend adres, dient er betekend te worden op de wijze als vermeld in de artikelen 57 en 54 lid 2 Rv (kort gezegd: op het BRP-adres in persoon of – indien dit niet mogelijk is – door achterlating van een afschrift of – indien dat ook niet mogelijk is – door bezorging van een afschrift per post en aan het parket en middels bekendmaking van een uittreksel van het exploot in de Staatscourant). Verzoeker dient in zijn verzoekschrift te vermelden dat en waarom het adres van de belanghebbende onbekend is, alsmede welke pogingen zijn gedaan om de verblijfplaats van de belanghebbende te achterhalen.
- 4.6.
Indien de belanghebbende volgens de BRP op hetzelfde adres als verzoeker staat ingeschreven, maar feitelijk op een ander voor verzoeker bekend adres verblijft, dient betekend te worden op de wijze als vermeld in artikel 46 of artikel 47 Rv op het adres waar de belanghebbende werkelijk verblijft (kort gezegd: in persoon, aan een huisgenoot of aan een andere persoon die zich daar bevindt of – indien dat niet mogelijk is – middels achterlating van een afschrift of – indien dat ook niet mogelijk is – door bezorging van een afschrift per post).
Indien op het adres waar de belanghebbende feitelijk verblijft niet in persoon wordt betekend, dient tevens betekend te worden op de wijze als vermeld in artikel 57 Rv op het BRP-adres (kort gezegd: in persoon of – indien dit niet mogelijk is de – door achterlating van een afschrift of – indien dat ook niet mogelijk is – door bezorging van een afschrift per post en aan het parket).
- 4.7.
Indien de belanghebbende geen bekende woonplaats of werkelijke verblijfplaats in Nederland heeft, maar wél een bekende woonplaats of bekend werkelijk verblijf buiten Nederland, dient – afhankelijk van de staat waar wordt betekend – te worden betekend op de wijze als vermeld in artikel 55 Rv (kort gezegd: aan het parket en per aangetekende brief) of op de wijze als vermeld in artikel 56 Rv (kort gezegd: aan een ontvangende instantie).
- 4.8.
Indien de belanghebbende geen bekende woon- of verblijfplaats in of buiten Nederland heeft, dient dat in beginsel te blijken uit een (historisch) BRP-uittreksel van de laatste bekende woonplaats van de belanghebbende. Indien de belanghebbende nooit ingeschreven is geweest in de BRP, dient verzoeker in zijn verzoekschrift te vermelden dat en waarom hiervan sprake is.
Verzoeker dient in zijn verzoekschrift te vermelden dat en waarom het adres van de belanghebbende onbekend is, alsmede welke pogingen zijn gedaan om de verblijfplaats van belanghebbende te achterhalen.
Er dient betekend te worden op de wijze als vermeld in artikel 54 lid 2 Rv (kort gezegd: aan het parket en middels bekendmaking van een uittreksel van het exploot in de Staatscourant).
- 4.9.
Indien de belanghebbende is gedetineerd in het buitenland, dient verzoeker het detentieadres in zijn verzoekschrift te vermelden. In dat geval dient er – afhankelijk van de staat waar wordt betekend – op dat adres te worden betekend op de wijze als vermeld in artikel 55 Rv (kort gezegd: aan het parket en per aangetekende brief) of op de wijze als vermeld in artikel 56 Rv (kort gezegd: aan een ontvangende instantie).
Indien verzoeker stelt dat hij het detentieadres niet kan achterhalen, dient hij stukken over te leggen, waaruit blijkt welke pogingen hij heeft gedaan om dit adres te achterhalen. Deze pogingen dienen in ieder geval te bestaan uit het inwinnen van informatie bij de Nederlandse vertegenwoordiging in de desbetreffende staat en bij de autoriteiten van de desbetreffende staat.
5. Verweerschrift/referte
(zie ook artikelen 282 en 816 Rv)
- 5.1.
Indiening verweerschrift
Op ieder moment tot aan de afloop van de verweertermijn kan een verweerschrift worden ingediend. De einddatum van de verweertermijn wordt vermeld in het elektronisch familiejournaal.
Het verweerschrift met eventuele bijlagen wordt in tweevoud ingediend.
Indien bij zelfstandig verzoek gezags- of omgangsvoorzieningen ten behoeve van de minderjarigen worden gevraagd, dient een extra voor de Raad voor de Kinderbescherming bestemd exemplaar van het verweerschrift te worden bijgevoegd.
- 5.2.
Verzoek tot uitstel indiening verweerschrift
Een verzoek tot uitstel indiening verweerschrift dient binnen de verweertermijn schriftelijk te worden ingediend.
Op het uitstelverzoek wordt als volgt beslist:
- •
het eerste verzoek wordt altijd toegestaan voor een termijn van maximaal vier weken;
- •
ten aanzien van de volgende verzoeken geldt:
- a.
zij moeten met redenen zijn omkleed;
- b.
de advocaat van een belanghebbende die uitstel verzoekt deelt daarbij mede of verzoeker instemt;
- c.
de advocaat van verzoeker kan uiterlijk binnen één week na datering van het uitstelverzoek schriftelijk reageren;
- d.
wanneer verzoeker schriftelijk bezwaar maakt tegen de verlenging, zal het verzoek worden afgewezen, tenzij sprake is van klemmende redenen. Bij toewijzing zal een termijn van maximaal vier weken worden gegeven;
- e.
wanneer verzoeker schriftelijk instemt met de verlenging, wordt het verzoek toegewezen, ook als de gevraagde termijn langer is dan vier weken, tenzij daardoor de procedure onredelijk wordt vertraagd als bedoeld in artikel 816 lid 5 Rv. Van onredelijke vertraging is in het algemeen sprake als sinds de inschrijving van het inleidend verzoekschrift één jaar is verstreken. Voor zover het gevraagde uitstel deze termijn van één jaar overschrijdt, wordt het afgewezen. Als voor afloop van deze termijn geen verweerschrift is ingediend, wordt de zaak als verstekzaak afgedaan.
De beslissing op een uitstelverzoek als hiervoor bedoeld, wordt vermeld in het elektronisch familiejournaal.
- 5.3.
Indien een niet door een advocaat vertegenwoordigde belanghebbende laat weten verweer te willen voeren of uitstel van de verweertermijn verzoekt, zal, onder terugzending van door de belanghebbende ingezonden stukken, worden geantwoord:
- •
dat uitstel van de verweertermijn alléén door tussenkomst van een advocaat kan worden verzocht,
- •
dat een verweerschrift alléén door tussenkomst van een advocaat kan worden ingediend en
- •
dat, indien geen verweerschrift wordt ingediend, mondelinge behandeling achterwege blijft, tenzij de rechter anders bepaalt.
- 5.4.
Sanctie bij te laat ingediend verweerschrift
Te laat ingediende verweerschriften zullen worden geweigerd tenzij:
- a.
verweerder een schriftelijke verklaring van verzoeker overlegt, waaruit blijkt dat deze geen bezwaar heeft of
- b.
verweerder schriftelijk klemmende redenen aanvoert, die de te late indiening rechtvaardigen.
- 5.5.
Referteverklaring
Tot aan de afloop van de verweertermijn kan een referteverklaring worden overgelegd.
De referteverklaring is een schriftelijke door een belanghebbende ondertekende verklaring, opgesteld conform bijlage 2 bij dit reglement en geautoriseerd door een advocaat, waaruit genoegzaam blijkt dat de belanghebbende kennis heeft genomen van het verzoekschrift, dat geen verweer zal worden gevoerd en dus ook wordt afgezien van een mondelinge behandeling.
Indien de referteverklaring wordt ingediend door de advocaat van de belanghebbende zelf is deze vormvrij en behoeft geen gebruik te worden gemaakt van de bijlage. Wel dient verklaard te worden dat de belanghebbende heeft kennis genomen van de inhoud van het verzoekschrift, dat geen verweer gevoerd zal worden en dat afgezien wordt van een mondelinge behandeling. De verklaring dient door de belanghebbende en de advocaat te zijn ondertekend.
Indien de referteverklaring is geautoriseerd door een andere advocaat dan die van verzoeker, hoeft het verzoekschrift niet te worden betekend. In alle andere gevallen dient betekening plaats te vinden. In die gevallen kan de referteverklaring eerst worden ondertekend na de betekening.
Een referteverklaring heeft tot gevolg dat vanaf het moment van ontvangst daarvan de verweertermijn niet verder afgewacht behoeft te worden, alvorens te kunnen beslissen op het ingediende verzoek tot scheiding en eventuele nevenverzoeken, zodat – indien de stukken overigens compleet worden bevonden – aanstonds een datum voor beschikking zal worden bepaald, zonder dat behandeling als bedoeld in artikel 818 Rv hoeft plaats te vinden, met uitzondering van een eventueel kindgesprek.
Voor de indiening van een referteverklaring is geen griffierecht verschuldigd.
- 5.6.
Indien verweerder griffierecht is verschuldigd, dient dit binnen vier weken na indiening van het verweerschrift te zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank waar de behandeling plaatsvindt of ter griffie te zijn gestort.
6. Verweerschrift op zelfstandig verzoek
De hiervoor onder artikel 5 opgenomen bepalingen betreffende het verweerschrift gelden ook voor het verweerschrift op zelfstandig verzoek, met dien verstande dat als verweertermijn vier weken wordt aangehouden.
Het verweerschrift mag uitsluitend betrekking hebben op het (de) zelfstandig(e) verzoek(en).
7. Mondelinge behandeling
- 7.1.
Als, naar het oordeel van de rechter, de zaak op de stukken kan worden afgedaan zonder dat er een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden, worden partijen – op een daartoe door hen gedaan verzoek – alsnog in de gelegenheid gesteld hun standpunt mondeling uiteen te zetten.
Wanneer zowel verzoeker als verweerder schriftelijk aan de rechter hebben laten weten af te zien van een mondelinge behandeling ter zitting, blijft deze achterwege, tenzij de rechter termen aanwezig acht toch een mondelinge behandeling ter zitting te gelasten.
- 7.2.
Dagbepaling
Zodra de procedure zover is gevorderd dat in een zaak een mondelinge behandeling dient te worden bepaald, wordt daarvoor een datum vastgesteld.
Bij het bepalen van dag en tijdstip van de mondelinge behandeling wordt uitgegaan van de volgende oproepingstermijnen:
- •
in zaken waarin geen nadere informatie nodig is een oproepingstermijn van vier tot zes weken en
- •
in zaken waarin nadere informatie wordt gevraagd een oproepingstermijn van zes tot acht weken.
De oproeping voor de mondelinge behandeling geschiedt per brief conform het model in bijlage 3 bij dit reglement.
Deze brief dient – voor zover nodig – als bevel bedoeld in artikel 22 Rv.
- 7.3.
Verhinderdata
Indien dag en tijdstip van de mondelinge behandeling worden vastgesteld zonder vooraf aan partijen verhinderdata op te vragen, kunnen partijen binnen één week na verzending van de oproep schriftelijk uitstel van de mondelinge behandeling vragen, zulks onder gelijktijdige opgave van verhinderdagen van beide partijen voor de eerstkomende drie maanden dan wel een andere door de rechtbank te bepalen periode.
Een met inachtneming van vorenstaande regels gevraagd uitstel zal altijd worden verleend, hetgeen wordt vermeld in het elektronisch familiejournaal. Bij brief worden een nieuwe dag en tijdstip van de mondelinge behandeling meegedeeld.
- 7.4.
Verzoeken om uitstel van de mondelinge behandeling
Op verzoeken om uitstel, die na afloop van de in artikel 7.3 genoemde termijn zijn ingediend of indien de mondelinge behandeling met inachtneming van verhinderdata van partijen is gepland, wordt als volgt beslist:
- •
wanneer de wederpartij bezwaar maakt, wordt het verzoek slechts toegewezen als degene die uitstel vraagt schriftelijk klemmende redenen aanvoert; bij inwilliging wordt in beginsel een uitstel van maximaal vier weken verleend, voor zover het zittingsrooster dit toelaat;
- •
wanneer de wederpartij schriftelijk instemt, wordt een verzoek om uitstel, indien dat uiterlijk één week voor de mondelinge behandeling is ingediend, slechts ingewilligd indien er naar het oordeel van de rechtbank sprake is van klemmende redenen die voldoende aannemelijk zijn gemaakt. Lopende schikkingsonderhandelingen zijn in beginsel geen klemmende redenen voor uitstel.
De partij die uitstel vraagt, dient de verhinderdata van beide partijen op te geven voor de eerstkomende drie maanden dan wel een andere door de rechtbank te bepalen periode.
De beslissing op een uitstelverzoek als hiervoor bedoeld, wordt vermeld in het elektronisch familiejournaal. Indien het verzoek tot aanhouding wordt gehonoreerd, worden bij brief een nieuwe dag en tijdstip van de mondelinge behandeling meegedeeld.
- 7.5.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling wordt, voor zover mogelijk, het doel van de mondelinge behandeling aan partijen medegedeeld en kunnen nadere aanwijzingen of bevelen worden gegeven over:
- •
de vraagpunten of onderwerpen die de rechter tijdens de mondelinge behandeling wil bespreken;
- •
door partijen of belanghebbenden nader in te dienen stukken, waaronder eventuele vertalingen van stukken;
- •
de beslissing van de rechter op een eventueel verzoek van (een van) partijen om tijdens de mondelinge behandeling getuigen en partijdeskundigen mee te nemen en te doen horen;
- •
door partijen mee te brengen getuigen of partijdeskundigen.
Indien een partij die op bevel van de rechter een toelichting van zijn stellingen dient te geven of op de zaak betrekking hebbende stukken dient in te dienen, dit met een beroep op gewichtige redenen weigert, dan wel wenst dat uitsluitend de rechter kennis zal mogen nemen van die toelichting of van die in te dienen stukken, vermeldt deze partij dit in een gemotiveerd bericht aan de rechtbank.
Deze partij zendt de te geven toelichting dan wel de in te dienen stukken op papier naar een door de rechtbank op te geven adres, onder vermelding van het zaaknummer en de mededeling dat het gaat om stukken als bedoeld in de artikelen 22 Rv.
Een wederpartij kan binnen één week na de dag van de verzending van het in de eerste zin van dit artikel genoemde bericht, op het beroep op weigering dan wel op beperkte kennisneming bij bericht reageren.
Een andere rechter dan de zaaksrechter beslist zo spoedig mogelijk, maar wel op een regiedag, op het beroep op weigering dan wel beperkte kennisneming van de te geven toelichting dan wel de in te dienen stukken.
- 7.6.
Duur mondelinge behandeling
Indien een partij voorziet dat de voor de mondelinge behandeling gereserveerde tijd onvoldoende is voor een behoorlijke behandeling van de zaak, kan deze partij zo spoedig mogelijk maar uiterlijk binnen één week na verzending van de oproep, de rechter gemotiveerd verzoeken hiervoor meer tijd te reserveren onder opgave van de verhinderdata van alle partijen. Indien deze opgave ontbreekt, wordt aan partijen medegedeeld dat de eerdere dagbepaling van kracht blijft en dat de oorspronkelijk voor de mondelinge behandeling gereserveerde tijd blijft gehandhaafd.
- 7.7.
Een gedetineerde partij deelt de rechter tijdig schriftelijk mee of hij nog zal zijn gedetineerd op de dag en tijdstip van de mondelinge behandeling.
Indien een gedetineerde partij de mondelinge behandeling in persoon wil bijwonen, verzoekt hij zo spoedig mogelijk schriftelijk de rechter zijn aanwezigheid te bevorderen. Zijn verzoek bevat in ieder geval de volgende gegevens:
- •
zijn voor- en achternamen (voluit);
- •
zijn geboortedatum- en plaats;
- •
zijn huidige verblijfplaats.
- 7.8.
Een partij die de Nederlandse taal niet (voldoende) beheerst, draagt zorg voor een tolk. De kosten van de tolk komen voor eigen rekening van de partij.
De rechtbank kan eisen stellen aan de kwalificaties en/of competenties van de tolk.
- 7.9.
Proceshandelingen en stukken
Een partij die tijdens de mondelinge behandeling nog een proceshandeling wenst te verrichten of stukken in het geding wenst te brengen, zorgt ervoor dat de rechtbank en iedere belanghebbende uiterlijk tien dagen voor de dag van de mondelinge behandeling een afschrift van het te nemen processtuk of de in het geding te brengen stukken hebben ontvangen.
- 7.10.
Indien een partij de aanwezigheid van parketpolitie bij de mondelinge behandeling wenselijk acht, verzoekt deze partij dit zo spoedig mogelijk en gemotiveerd bij de griffie van de rechtbank.
Bijzonderheden van praktische aard met betrekking tot de mondelinge behandeling, zoals de grootte van de zittingsruimte of de noodzaak van beschikbaarheid van bijzondere apparatuur, worden zo spoedig mogelijk bij gemotiveerd bericht aan de rechtbank medegedeeld.
- 7.11.
Verzoeken om meegebrachte getuigen en deskundigen te horen
Een gemotiveerd verzoek tot het doen horen van getuigen of partijdeskundigen, wordt schriftelijk ingediend. Het verzoek wordt zo spoedig mogelijk ingediend, maar uiterlijk binnen één week na verzending van de oproep, onder opgave van de gegevens van de te horen getuigen of partijdeskundige, onder verzending van een kopie aan belanghebbende(n).
Op het verzoek kan door belanghebbende(n) tot één week na de ontvangst van het gedane verzoek schriftelijk worden gereageerd.
De rechter beslist zo spoedig mogelijk na ontvangst van de reactie van belanghebbende(n) of het ongebruikt verstrijken van de hierboven genoemde termijn van één week.
- 7.12.
Andere zittingen dan mondelinge behandeling
De artikelen uit dit hoofdstuk (uitgezonderd artikel 7.5) zijn van overeenkomstige toepassing op andere zittingen dan de mondelinge behandeling, waaronder begrepen het (voorlopige) getuigenverhoor, het horen van een (partij)deskundige ter zitting, de (voorlopige) gerechtelijke plaatsopneming of bezichtiging.
- 7.13.
Inlichtingen/informatie verschaffen tijdens of na afloop van de mondelinge behandeling
Indien tijdens de mondelinge behandeling wordt geconstateerd, dat nog nadere informatie nodig is, kan de rechter:
- •
ofwel een nieuwe dag en tijdstip bepalen voor voortzetting van de mondelinge behandeling met daarbij een termijn waarbinnen de informatie moet worden verschaft en zo nodig een termijn voor de wederpartij om op de verschafte informatie te reageren;
- •
ofwel een termijn bepalen waarbinnen de informatie moet worden verschaft en zo nodig een termijn voor de wederpartij om op de verschafte informatie te reageren.
Deze termijnen zijn fataal in die zin, dat de rechter geen acht zal slaan op informatie of reacties die na afloop van de gestelde termijnen zijn binnengekomen. De te laat ingekomen informatie wordt teruggezonden.
8. Kindgesprek
(zie ook artikel 809 Rv)
- 8.1.
In zaken, waarin minderjarigen van twaalf jaar en ouder zijn betrokken, worden deze door de rechtbank in de gelegenheid gesteld hun mening mondeling of schriftelijk kenbaar te maken wanneer een gezagsvoorziening, een omgangsregeling, een informatie- of consultatieregeling of een regeling omtrent de verblijfplaats wordt gevraagd.
In zaken waarin alleen kinderalimentatie wordt gevraagd, worden minderjarigen van zestien tot achttien jaar door de rechtbank in de gelegenheid gesteld hun mening in beginsel schriftelijk kenbaar te maken.
Dit wordt ook gedaan:
- •
indien partijen het eens zijn over de gevraagde voorziening,
- •
indien reeds een schriftelijke verklaring van de betreffende minderjarigen is overgelegd.
- 8.2.
De minderjarigen worden buiten de mondelinge behandeling en in beginsel afzonderlijk gehoord. Van dit gesprek wordt geen proces-verbaal opgemaakt.
- 8.3.
De rechter kan besluiten om minderjarigen jonger dan twaalf c.q. zestien jaar te horen.
- 8.4.
Tijdens de mondelinge behandeling geeft de rechter kort en zakelijk weer wat de minderjarigen hebben verklaard.
- 8.5.
Aan de belanghebbenden wordt geen kopie verstrekt van de brieven van de minderjarigen.
9. De behandeling van nevenverzoeken tot vaststelling van de verdeling van een huwelijksgoederengemeenschap en tot afwikkeling van huwelijkse voorwaarden
(zie ook artikelen 22, 22b en 677 Rv, 3:185 BW)
- 9.1.
Indien een (zelfstandig) verzoek als bedoeld in artikel 2.1 (respectievelijk 5.1) als nevenvoorziening bevat:
- •
een verzoek tot verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap, of
- •
een verzoek tot afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden (al dan niet met een verzoek tot verdeling van (een) eenvoudige gemeenschap(pen), dient door beide partijen uiterlijk vier weken voor de mondelinge behandeling het formulier Verdelen en Verrekenen (beschikbaar via het Digitaal loket rechtspraak) onderbouwd met producties te worden overgelegd. Indien hieraan niet wordt voldaan kan de rechtbank daaraan de gevolgen verbinden die haar geraden voorkomen. Het webformulier ontslaat partijen niet van de verplichting hun standpunten in de processtukken naar voren te brengen en met producties te onderbouwen.
- 9.2.
De verzoeken bedoeld in artikel 9.1 worden gelijktijdig met de mondelinge behandeling van het echtscheidingsverzoek en eventuele andere nevenverzoeken behandeld.
- 9.3.
De artikelen van hoofdstuk 7 zijn van overeenkomstige toepassing.
- 9.4.
De rechter kan, indien de processtukken daartoe aanleiding geven, bepalen dat uiterlijk tien dagen voor de mondelinge behandeling nog nadere stukken in het geding moeten worden gebracht en in afschrift aan de wederpartij moeten worden toegezonden.
Deze stukken worden vermeld in de oproepingsbrief.
Deze brief dient – voor zover nodig – als bevel als bedoeld in artikel 22 Rv, dan wel als verzoek ex artikel 22b Rv.
De rechter kan besluiten op informatie die na de hierboven genoemde termijn is binnengekomen geen acht te slaan.
- 9.5.
Indien door de rechter toepassing is gegeven aan artikel 7.13 wordt slechts een nadere mondelinge behandeling bepaald indien de rechter termen aanwezig acht toch een mondelinge behandeling te gelasten.
10. Uitspraak
(zie ook artikelen 29, 30, 29a, 286 tot en met 289 Rv)
De termijn voor uitspraak is:
- a.
bij voorlopige voorzieningen:
indien geen mondelinge uitspraak is gedaan: twee weken na de datum waartegen behandeling is bepaald, of
in het geval dat er geen behandeling is bepaald: twee weken na de datum waarop duidelijk werd dat werd afgezien van behandeling;
- b.
bij verstekken, refertes en gemeenschappelijke verzoeken:
drie weken na het moment dat is geconstateerd dat de zaak gereed is voor beschikking;
- c.
bij zaken waarin verweer is gevoerd en waarbij is afgezien van de mondelinge behandeling:
vier weken na het moment dat is geconstateerd dat de zaak gereed is voor beschikking;
- d.
bij zaken waarin verweer is gevoerd en waarbij een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden waar geen mondelinge uitspraak is gedaan: vier weken na de datum van de mondelinge behandeling of – indien toen nog een termijn voor overlegging van nadere informatie en een reactie daarop werd gegund – vier weken na afloop van de laatstgenoemde termijn.
Zodra zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen op grond waarvan te verwachten is dat de onder a. en d. genoemde termijnen niet worden gehaald, zal tijdens de mondelinge behandeling een langere termijn worden bepaald.
Indien de hiervoor vermelde uitspraaktermijnen niet gehaald worden, wordt dit vermeld in het elektronisch familiejournaal, met vermelding van een nieuwe uitspraakdatum.
De hiervoor genoemde termijnen zijn bedoeld als maximumtermijnen.
11. Opneming onderling getroffen regeling in de beschikking
(zie ook artikel 819 Rv)
- 11.1.
Bij toewijzing van een verzoek tot opneming van de onderling getroffen regeling (bijvoorbeeld een convenant of een ouderschapsplan) in de beschikking, zal dit geschieden door opneming in het dictum van een bepaling dat de onderling getroffen regeling als in de beschikking opgenomen moet worden beschouwd onder verwijzing naar en met aanhechting van een kopie van de onderling getroffen regeling aan de beschikking.
Indien digitaal wordt geprocedeerd zal dit geschieden door opneming in het dictum van een bepaling dat de onderling getroffen regeling als in de beschikking opgenomen moet worden beschouwd onder verwijzing naar de als bijlage ingevoegde scan van de onderling getroffen regeling.
- 11.2.
Indien echtgenoten in de onderling getroffen regeling afspraken hebben neergelegd met betrekking tot eenhoofdig gezag, dienen zij daaromtrent uitdrukkelijk een beslissing van de rechter te vragen.
12. Digitaal procederen
(zie ook artikel 33 Rv)
- 12.1.Toepasselijkheid overige bepalingen
De bepalingen van de overige hoofdstukken van dit procesreglement zijn ook van toepassing indien digitaal wordt geprocedeerd, behoudens indien en voor zover hierna daarvan wordt afgeweken.
Daarnaast gelden de regels die zijn opgenomen in:
- –
het Besluit elektronisch procederen (Bep), en
- –
- 12.2.Begripsbepalingen
In dit hoofdstuk worden de begrippen uit de wet gebruikt.
Ter verduidelijking hiervan of in aanvulling hierop is de betekenis van onderstaande begrippen in dit hoofdstuk (in alfabetische volgorde) de volgende:
- a.
Aansluitpunt Rechtspraak – Digitale Toegankelijkheid: het koppelvlak bestemd voor digitaal verkeer tussen systemen van partijen dan wel hun advocaten of gemachtigden en de rechtbank;
- b.
belanghebbende: degene tegen wie een verzoek in eerste aanleg is gericht of wiens rechten en verplichtingen rechtstreeks bij een verzoek zijn betrokken of die anderszins als belanghebbende moet worden aangemerkt;
- c.
bericht: een mededeling, niet zijnde een processtuk, tussen de rechtbank en een of meer partijen via de daartoe aangewezen digitale weg;
- d.
digitaal dossier: alle in een zaak ingediende processtukken, berichten en de beslissingen van de rechtbank daarop;
- e.
indienen: het digitaal aanleveren van processtukken of bewijsstukken, onder bijvoeging van het daartoe bestemde F-formulier;
- f.
processtuk: ieder stuk van een partij waarin het standpunt van die partij naar voren wordt gebracht;
- g.
verzoeker: de partij die een verzoek indient;
- h.
webportaal ‘Mijn Rechtspraak’: de beveiligde digitale omgeving waarin belanghebbenden, advocaten en andere (professionele) gemachtigden toegang hebben tot het digitale systeem van de rechtbank en het digitale dossier.
- 12.3.Mogelijkheid van digitaal procederen
Digitaal procederen bij de rechtbank is alleen mogelijk, indien en voor zover de wet bepaalt of uit de wet volgt dat partijen in (een) bepaalde categorie(ën) van zaken, hetzij de mogelijkheid hebben geheel of gedeeltelijk digitaal te procederen (vrijwillig digitaal procederen), hetzij de verplichting hebben geheel of gedeeltelijk digitaal te procederen (verplicht digitaal procederen). De categorieën van zaken waarin (vrijwillig of verplicht) digitaal procederen mogelijk is, staan vermeld in de bij dit procesreglement behorende Bijlage 4 .
- 12.4.Toegang tot het webportaal
Een belanghebbende heeft toegang tot het webportaal ‘Mijn Rechtspraak’ als hij beschikt over een inlogmiddel, zoals omschreven in het Reglement inzake de toegang tot en het gebruik van systeem DT Rechtspraak .
Een belanghebbende heeft in het webportaal ‘Mijn Rechtspraak’ toegang tot het digitaal dossier in de aanhangige zaken waarin hij partij is. Een partij die niet zelf digitaal procedeert, kan de rechtbank verzoeken hem mee te delen op welke wijze hij toegang kan krijgen tot het digitaal dossier.
- 12.5.Gevolgen van digitaal procederen
De partij die digitaal procedeert, gaat ermee akkoord dat:
- •
zij geen papieren afdrukken of kopieën van processtukken of berichten ontvangt;
- •
de verzending van daarvoor in aanmerking komende processtukken of berichten niet aangetekend geschiedt.
- 12.6.Wissel van niet-digitaal naar digitaal procederen en omgekeerd
Een partij die vrijwillig digitaal procedeert en voortaan niet meer digitaal wil procederen, of omgekeerd, verzoekt dit de rechtbank bij bericht. Een wissel wordt in een procedure in beginsel maar één keer toegelaten.
De wissel is effectief vanaf de datum die in de bevestiging van de rechtbank wordt genoemd. De wissel wordt aan de verzoeker en aan alle belanghebbenden bevestigd.
Een partij die wisselt naar digitaal procederen, krijgt ook digitaal toegang tot eerder gewisselde processtukken en berichten die in het digitaal dossier zijn opgeslagen.
- 12.7.Wijze van indiening van processtukken en stukken
Voor het indienen van processtukken en stukken gelden de volgende voorschriften:
- •
een partij voorziet ieder processtuk of bewijsstuk dat zij indient van een benaming bestaande uit een verkorte partijnaam, een (doorlopend) volgnummer en een verkorte aanduiding van de inhoud ervan. Een door een partij gekozen partijnaam wordt door die partij en alle andere partijen consequent gehanteerd.
- •
de in te dienen stukken worden als afzonderlijke digitale bestanden geüpload, waarbij de stukken op zodanige wijze worden aangeleverd dat deze in de juiste volgorde kunnen worden geraadpleegd.
- 12.8.Indiening van berichten en processtukken/ontvangstbevestiging bij digitaal procederen
De indiening van het verzoekschrift, verweerschrift en overige processtukken en berichten vindt plaats door toezending aan de griffie van de rechtbank via het Aansluitpunt Rechtspraak – Digitale Toegankelijkheid of via het webportaal.
De ontvangst van processtukken en berichten wordt automatisch bevestigd.
- 12.9.Kennisgeving bij digitaal procederen/berichten van de rechtbank aan partijen
Indien de rechtbank een processtuk, een uitspraak of een bericht in het digitale systeem heeft geplaatst, ontvangt iedere partij die digitaal moet procederen of die heeft laten weten digitaal te procederen en daarbij een e-mailadres heeft opgegeven, daarvan een kennisgeving (notificatie). Het tijdstip waarop deze kennisgeving wordt verstuurd, geldt als het tijdstip waarop het desbetreffende processtuk of bericht aan die partij bekend is gemaakt. Voor dit doel wordt bij de eerste keer dat een partij in een zaak inlogt in het webportaal, een e-mailadres gevraagd. Deze partij is te allen tijde verantwoordelijk voor de werking, de toegankelijkheid, de beschikbaarheid en de raadpleging van dit adres. Indien die partij geen e-mailadres verstrekt, geldt dit als een mededeling dat hij geen kennisgevingen wenst te ontvangen. Dit is voor rekening en risico van die partij.
De rechtbank bericht partijen door plaatsing van een bericht in het door partijen te raadplegen digitaal dossier in hun zaak.
- 12.10.Aantal in te dienen exemplaren
Het verzoekschrift en de bijgevoegde stukken, het verweerschrift en de bijgevoegde stukken, en de eventueel tijdens de mondelinge behandeling in te dienen processtukken of de in het geding te brengen bewijsstukken worden in enkelvoud ingediend, met een kopie aan iedere belanghebbende indien en zolang deze op papier procedeert.
- 12.11.Meer dan één verzoeker en/of meer dan één belanghebbende
Indien wordt geprocedeerd door meer dan één verzoeker of wordt geprocedeerd tegen meer dan één belanghebbende, maakt elk van partijen duidelijk door welke partij(en) het verzoek is ingediend en wie belanghebbende(n) is/zijn.
Een belanghebbende die digitaal procedeert en niet wenst dat een andere belanghebbende in dezelfde procedure voortaan nog kennis kan nemen van door hem in te dienen processtukken of berichten, verzoekt de rechtbank op duidelijk kenbare wijze om afsplitsing van zijn zaak alvorens zijn volgende processtuk of bericht aan het dossier toe te voegen.
Deze bepaling is van overeenkomstige toepassing op de verzoeker die niet wenst dat andere verzoekers in dezelfde procedure voortaan nog kennis kunnen nemen van door hem in te dienen processtukken of berichten.
- 12.12.Uitsluiting van digitaal procederen
De rechtbank kan een partij of de gemachtigde van die partij tijdelijk of blijvend uitsluiten van het gebruik van het digitale systeem, indien hij aantoonbaar een gevaar vormt voor de integriteit van het digitale systeem of indien hij het digitale systeem verstoort. De uitsluiting wordt medegedeeld bij bericht en heeft alleen betrekking op de procedure waarin de rechtbank deze beslissing heeft genomen.
Na de uitsluiting van het gebruik van het digitale systeem, wordt de procedure voortgezet volgens de regels die gelden voor niet-digitaal procederen.
- 12.13.Verstrekking afschrift uitspraak
De uitspraak kan ook digitaal ter beschikking worden gesteld.
Van de uitspraak wordt aan de partij die daarbij belang heeft, op verzoek een voor tenuitvoerlegging bestemd afschrift (grosse) verstrekt. Deze grosse wordt altijd op papier verstrekt.