HR 2 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK8958. Zie ook HR 20 januari 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG5562, NJ 2009/321.
HR, 05-12-2017, nr. 16/00433
ECLI:NL:HR:2017:3071, Conclusie: Contrair, Conclusie: Contrair
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
05-12-2017
- Zaaknummer
16/00433
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2017:3071, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 05‑12‑2017; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:1110, Contrair
ECLI:NL:PHR:2017:1110, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑07‑2017
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2017:3071, Contrair
Beroepschrift, Hoge Raad, 19‑05‑2016
- Vindplaatsen
NJ 2018/49 met annotatie van T. Kooijmans
SR-Updates.nl 2017-0480 met annotatie van J.H.J. Verbaan
NbSr 2018/61
Uitspraak 05‑12‑2017
Inhoudsindicatie
Instellen h.b. door een bijzondere gemachtigde van verdachte d.m.v. een daartoe strekkend faxbericht aan de griffie en een (niet ondertekende) machtiging van verdachte. Art. 450.1.b Sv. HR herhaalt ECLI:NL:HR:2010:BM2496 m.b.t. de wijze waarop het aanwenden van een rechtsmiddel door een vertegenwoordiger van de verdachte dient te geschieden en de op de griffie rustende informatieplicht. Het oordeel van het Hof dat het h.b. niet op de juiste wijze tijdig is aangewend en verdachte om die reden n-o moet worden verklaard in zijn h.b., getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. HR merkt verder op dat: (i) in dit verband niet relevant is of ttz. in h.b. verdachte of een door hem ex art. 279 Sv gemachtigde raadsman is verschenen en deze aldaar heeft verklaard dat verdachte de wens had om op rechtsgeldige wijze h.b. in te stellen; die omstandigheid is immers specifiek van belang bij een onvolkomen volmacht door advocaten die, anders dan bijzonder gemachtigden, wel hoger beroep d.m.v. een schriftelijke volmacht kunnen instellen (vgl. ECLI:NL:HR:2012:BV6999) en (ii) de informatieplicht voor de griffie beperkt is tot een geval waarin de bijzonder gevolmachtigde ter griffie verschijnt. CAG: de griffie was gehouden eigener beweging inlichtingen te verstrekken aan de bijzondere gemachtigde over de juiste aanwending van het rechtsmiddel.
Partij(en)
5 december 2017
Strafkamer
nr. S 16/00433
SB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 13 januari 2016, nummer 23/003325-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1950.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft S.J. van der Woude, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing van de zaak naar het Hof teneinde deze opnieuw te berechten en af te doen.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt over de niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het hoger beroep.
2.2.
De Politierechter in de Rechtbank Amsterdam heeft de verdachte bij op tegenspraak gewezen vonnis van 28 juli 2015 ter zake van diefstal veroordeeld tot een geldboete van € 225,- subsidiair vier dagen hechtenis. Tegen dat vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld. De daarvan opgemaakte akte is gedateerd 14 augustus 2015.
2.3.1.
Aan voormelde akte zijn gehecht:(i) een faxbericht van [betrokkene 1] van de "protestantse diaconie" van 10 augustus 2015, gericht aan de Rechtbank Amsterdam, inhoudende:
"Tot mij wendde zich [verdachte] zonder vaste woon- of verblijfplaats. Hierbij stel ik mij als gemachtigde. Ik stel namens cliënt hoger beroep in tegen het vonnis van 28 juli 2015 en verzoek u om toezending van alle op de zaak betrekking hebbende stukken. Ik dank u bij voorbaat. U kunt mij bereiken via de mail [betrokkene 1] @ [...] .org of op maandag, woensdag en vrijdag per telefoon 06 [0001] , b.g.g. [0002] .
Met vriendelijke groet,
[betrokkene 1]
Straatjurist
Bijlagen: machtiging"
(ii) een niet ondertekende machtiging van 1 juli 2015, inhoudende:
"Hierbij machtigt (...) [verdachte] (...) Geboortedatum [geboortedatum] 1950 (...) [betrokkene 1] verbonden aan het Juridisch Steunpunt voor dak- en thuislozen van de protestantse diaconie [...] , [a-straat 1] te [plaats] , om voor hem/haar inzage in (medische) stukken te krijgen en kopieën van documenten in ontvangst te nemen en hem/haar in en buiten rechte te vertegenwoordigen in verband met aan (dreigende) dakloosheid gerelateerde problemen. (...)".
(iii) een ondertekende machtiging van 13 augustus 2015, inhoudende:
"Hierbij machtigt (...) [verdachte] (...) Geboortedatum [...] - [...] -1950 (...) [betrokkene 1] verbonden aan Bureau straatjurist, [a-straat 1] te [plaats] , om voor ondergetekende inzage in relevante (medische) documenten te krijgen en kopieën van relevante (medische) documenten in ontvangst te nemen en om hem/haar te vertegenwoordigen in verband met aan (dreigende) dakloosheid gerelateerde problemen. (...)".
2.3.2.
Op het voorblad van het hiervoor onder 2.3.1 sub (i) vermelde faxbericht van 10 augustus 2015 – dat blijkens de daarop geplaatste stempel op 10 augustus 2015 ter griffie van de Rechtbank Amsterdam is ontvangen – staan de volgende handgeschreven aantekeningen, kennelijk afkomstig van een medewerker van de griffie:
"Machtiging niet getekend!"
"Gebeld ivm de niet getekende machtiging d.d. 10-08-15"
"Gebeld d.d. 12-08-15 ivm de niet-getekende machtiging"
"12/8 [betrokkene 1] heeft gebeld. Ze probeert handtekening te krijgen van verdachte, maar hij is dakloos. Als ze handtekening heeft, stuurt/faxt ze gelijk door."
2.3.3.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van het Hof houdt in dat aldaar zijn verschenen de verdachte en zijn raadsvrouwe mr. A.C.G. Meijer, advocaat te Amsterdam. Voorts houdt het proces-verbaal onder meer het volgende in:
"De voorzitter deelt mede dat hij eerst de ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep aan de orde wil stellen.
De raadsvrouw reageert daarop als volgt:
Dat begrijp ik. Ik wil u vragen mijn cliënt toch ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep. Hij heeft een hulpverleenster ingeschakeld om voor hem hoger beroep in te stellen. Zij had op dat moment hiervoor alleen nog geen handtekening van mijn cliënt. Dit was nieuw voor haar. Ik heb ook tegen haar gezegd dat ze dat in het vervolg aan een advocaat moet overlaten. Als we naar de Hoge Raad kijken, moeten we ruim opvatten dat de verdachte tijdig hoger beroep wilde instellen.
De advocaat-generaal voert het woord, leest de vordering voor en legt die aan het hof over. Hij deelt het volgende mede:
Ik heb een ander standpunt. De wet is behoorlijk rigide wat betreft de ontvankelijkheid van het hoger beroep. Ik kan dat wel volgen. Er kunnen altijd omstandigheden zijn waardoor je dat moet oprekken. Echter, dan kan er in sluipen dat er niets meer met de termijn wordt gedaan. De verdachte heeft hoger beroep willen instellen door middel van een schriftelijke volmacht als bedoeld in artikel 450 lid 1 sub b Sv. Het hoger beroep is tardief. Op 13 augustus 2015 wordt er pas hoger beroep ingesteld. Ik heb wel begrip voor mensen als de straatjurist die zich hiervoor inzetten, maar ik verzoek de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep.
De raadsvrouw reageert als volgt:
Ik zie het als herstel van het tijdig voornemen om hoger beroep in te stellen.
Na beraad in raadkamer deelt de voorzitter het volgende mede. Ik ben het eens met de advocaat-generaal dat het hoger beroep te laat is ingesteld. Uit het dossier blijkt weliswaar dat de verdachte het hoger beroep op tijd had willen instellen, maar de termijnen hiervoor zijn van openbare orde.
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep."
2.3.4.
Het Hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het namens hem ingestelde hoger beroep en heeft daartoe het volgende overwogen:
"De verdachte is bij vonnis op 28 juli 2015 op tegenspraak veroordeeld.
De verdachte heeft door middel van een schriftelijke volmacht als bedoeld in artikel 450, eerste lid, sub b, van het Wetboek van Strafvordering hoger beroep doen instellen. De machtiging voor deze volmacht is op 13 augustus 2015 door de verdachte ondertekend, waardoor de verdachte niet binnen veertien dagen hoger beroep heeft ingesteld, maar eerst op 14 augustus 2015.
Nu het hoger beroep niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn is ingesteld zal de verdachte daarin niet-ontvankelijk worden verklaard."
2.4.1.
Art. 450 Sv luidde ten tijde van het instellen van het hoger beroep:
"1. Het aanwenden van de rechtsmiddelen, bedoeld in artikel 449, kan ook geschieden door tussenkomst van:
a. een advocaat, indien deze verklaart daartoe door degene die het rechtsmiddel aanwendt, bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd;
b. een vertegenwoordiger die daartoe persoonlijk, door degene die het rechtsmiddel aanwendt, bij bijzondere volmacht schriftelijk is gemachtigd.
2. Indien de overeenkomstig het eerste lid gemachtigde hoger beroep tegen de einduitspraak instelt, brengt de machtiging tevens mede dat de gemachtigde de oproeping van de verdachte voor de terechtzitting in hoger beroep in ontvangst neemt.
3. Aan een schriftelijke bijzondere volmacht, verleend aan een medewerker ter griffie, tot het voor de verdachte aanwenden van het rechtsmiddel wordt slechts gevolg gegeven indien de verdachte daarbij instemt met het door deze medewerker ter griffie van het gerecht waar het rechtsmiddel wordt ingesteld voor de verdachte aanstonds in ontvangst nemen van de oproeping. De verdachte geeft een adres op voor de ontvangst van een afschrift van de dagvaarding.
4. De uitreiking van de oproeping aan de gemachtigde geldt als een uitreiking in persoon aan de verdachte. Een afschrift van de dagvaarding wordt als gewone brief over de post aan het door of namens de verdachte daartoe opgegeven adres toegezonden.
5. Indien de in het eerste lid bedoelde gemachtigde weigert de oproeping in ontvangst te nemen, wordt deze niettemin geacht op het tijdstip van aanbieding te zijn uitgereikt. Van de weigering wordt aantekening gemaakt in de akte van uitreiking."
2.4.2.
Ingevolge art. 450, eerste lid aanhef en onder b, Sv kan het aanwenden van een rechtsmiddel (ook) geschieden door een vertegenwoordiger van de verdachte die daartoe persoonlijk door degene die het rechtsmiddel aanwendt, bij bijzondere volmacht schriftelijk is gemachtigd. Die aldus gemachtigde vertegenwoordiger van de verdachte dient zelf ter griffie te verschijnen en aldaar die volmacht over te leggen. Is deze niet in het bezit van een volmacht dan zal het opmaken van een akte achterwege dienen te blijven. Overigens ligt het in een dergelijk geval waarin de gemachtigde vertegenwoordiger ter griffie verschijnt, op de weg van de griffieambtenaar hem te wijzen op het vereiste van een bijzondere volmacht en de daaraan te stellen eisen, waarbij dan alsnog de gelegenheid dient te worden geboden om een dergelijke volmacht tijdig ter griffie over te leggen. De wet biedt niet de mogelijkheid dat een dergelijke volmacht anders dan in persoon ter griffie wordt overgelegd. (Vgl. HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM2496, NJ 2010/461).
2.4.3.
Gelet hierop en in aanmerking genomen hetgeen onder 2.3.1 is weergegeven, getuigt het oordeel van het Hof dat het hoger beroep niet op de juiste wijze tijdig is aangewend en dat de verdachte om die reden niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn hoger beroep, niet van een onjuiste rechtsopvatting en is het ook niet onbegrijpelijk. Daarbij verdient nog opmerking dat, anders dan het middel tot uitgangspunt neemt, in dit verband niet relevant is of ter terechtzitting in hoger beroep de verdachte of een door hem op de voet van art. 279 Sv gemachtigde raadsman is verschenen en deze aldaar heeft verklaard dat de verdachte de wens had om op rechtsgeldige wijze hoger beroep in te stellen; die omstandigheid is immers specifiek van belang bij een onvolkomen volmacht door advocaten die, anders dan bijzonder gemachtigden, wel hoger beroep door middel van een schriftelijke volmacht kunnen instellen (vgl. HR 20 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV6999, NJ 2012/426). Opmerking verdient bovendien dat de hiervoor onder 2.4.2 bedoelde informatieplicht voor de griffie beperkt is tot een geval waarin de bijzonder gevolmachtigde ter griffie verschijnt.
2.5.
Het middel faalt.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma, V. van den Brink, E.S.G.N.A.I. van de Griend en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 december 2017.
Conclusie 04‑07‑2017
Inhoudsindicatie
Instellen h.b. door een bijzondere gemachtigde van verdachte d.m.v. een daartoe strekkend faxbericht aan de griffie en een (niet ondertekende) machtiging van verdachte. Art. 450.1.b Sv. HR herhaalt ECLI:NL:HR:2010:BM2496 m.b.t. de wijze waarop het aanwenden van een rechtsmiddel door een vertegenwoordiger van de verdachte dient te geschieden en de op de griffie rustende informatieplicht. Het oordeel van het Hof dat het h.b. niet op de juiste wijze tijdig is aangewend en verdachte om die reden n-o moet worden verklaard in zijn h.b., getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. HR merkt verder op dat: (i) in dit verband niet relevant is of ttz. in h.b. verdachte of een door hem ex art. 279 Sv gemachtigde raadsman is verschenen en deze aldaar heeft verklaard dat verdachte de wens had om op rechtsgeldige wijze h.b. in te stellen; die omstandigheid is immers specifiek van belang bij een onvolkomen volmacht door advocaten die, anders dan bijzonder gemachtigden, wel hoger beroep d.m.v. een schriftelijke volmacht kunnen instellen (vgl. ECLI:NL:HR:2012:BV6999) en (ii) de informatieplicht voor de griffie beperkt is tot een geval waarin de bijzonder gevolmachtigde ter griffie verschijnt. CAG: de griffie was gehouden eigener beweging inlichtingen te verstrekken aan de bijzondere gemachtigde over de juiste aanwending van het rechtsmiddel.
Nr. 16/00433 Zitting: 4 juli 2017 (bij vervroeging) | Mr. P.C. Vegter Conclusie inzake: [verdachte] |
De verdachte is bij arrest van 13 januari 2016 door het hof Amsterdam niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 28 juli 2015, waarbij hij wegens “diefstal” is veroordeeld tot een geldboete van 225 euro (met vervangende hechtenis en termijnbetaling als nader in het vonnis verwoord).
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en mr. S.J. van der Woude, advocaat te Amsterdam, heeft één middel van cassatie voorgesteld.
Het middel klaagt erover dat het hof verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep heeft verklaard, omdat het rechtsmiddel niet tijdig is aangewend.
Het bestreden arrest bevat de volgende overweging inzake de ontvankelijkheid van verdachte in het hoger beroep:
“De verdachte is bij vonnis op 28 juli 2015 op tegenspraak veroordeeld.
De verdachte heeft door middel van een schriftelijke volmacht als bedoeld in artikel 450, eerste lid, sub b, van het Wetboek van Strafvordering hoger beroep doen instellen. De machtiging voor deze volmacht is op 13 augustus 2015 door de verdachte ondertekend, waardoor de verdachte niet binnen veertien dagen hoger beroep heeft ingesteld, maar eerst op 14 augustus 2015.
Nu het hoger beroep niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn is ingesteld zal de verdachte daarin niet-ontvankelijk worden verklaard.”
5. De akte instellen hoger beroep houdt, voor zover van belang, in:
“Hoewel de volmacht per fax werd ontvangen op 10 augustus 2015, is de akte op 14 augustus 2015 opgemaakt.
Registratiedatum: 10 augustus 2015. “
6. Aan de akte instellen hoger beroep zijn als bijlagen faxberichten gehecht met vermelding dat de berichten zijn ontvangen op 10 resp. 14 augustus [lees PV: 2015]. Ik geef de inhoud van de berichten nu eerst weer.
7. Een (kopie van een fax)bericht van 10 augustus 2015 aan de rechtbank Amsterdam afkomstig van [betrokkene 1] , straatjurist, houdt, voor zover van belang, in:
“Edelachtbare heer, vrouwe,
Tot mij wendde zich [verdachte] zonder vaste woon- of verblijfplaats. Hierbij stel ik mij als gemachtigde. Ik stel namens cliënt hoger beroep in tegen het vonnis van 28 juli 2015 en verzoek u om toezending van alle op de zaak betrekking hebbende stukken.”
8. Aan voormeld bericht is als bijlage gehecht een verklaring van verdachte over het hem verweten strafbare feit. Voorts is als bijlage gehecht een stuk met als opschrift machtiging en bevattende de naam, het BSN nummer en de geboortedatum van verdachte, gedateerd 1 juli 2015, met de volgende inhoud:
“Hierbij machtigt [verdachte] [betrokkene 1] verbonden aan Juridisch Steunpunt voor dak- en thuislozen van de protestantse diaconie [...] , [a-straat 1] te [plaats] , om voor hem/haar inzage in (medische) stukken te krijgen en kopieën van documenten in ontvangst te nemen en hem/haar in en buiten rechte te vertegenwoordigen in verband met (dreigende) dakloosheid gerelateerde problemen.”
9. Voormeld faxbericht bevat een drietal handgeschreven (voor zover het telefoonverkeer betreft geparafeerde) aantekeningen:
- “Gebeld ivm de niet getekende machtiging dd. 10-08-15. Gebeld dd. 12-08-15 ivm de niet getekende machtiging.
- Machtiging niet getekend.
- 12/8. [betrokkene 1] heeft gebeld. Ze probeert handtekening te krijgen van verdachte, maar hij is dakloos. Als ze handtekening heeft, stuurt/faxt ze gelijk door.”
10. Een (kopie van een fax)bericht van 10 augustus 2015 zoals vermeld onder 7 is opnieuw ontvangen op 14 augustus met als bijlage een nu ook van een adres en handtekening voorziene (herstel)machtiging van verdachte waarvan de zakelijke inhoud verder overeenkomt met de hierboven onder 8 reeds vermelde inhoud.
11. Het proces-verbaal van de zitting in hoger beroep alwaar verdachte bijgestaan door zijn raadsvrouwe is verschenen, vermeldt, voor zover van belang, nog het volgende:
“De voorzitter deelt mede dat hij eerst de ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep aan de orde wil stellen.
De raadsvrouw reageert daarop als volgt:
Dat begrijp ik. Ik wil u vragen mijn cliënt toch ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep. Hij heeft een hulpverleenster ingeschakeld om voor hem hoger beroep in te stellen. Zij had op dat moment hiervoor alleen nog geen handtekening van mijn cliënt. Dit was nieuw voor haar. Ik heb ook tegen haar gezegd dat ze dat in het vervolg aan een advocaat moet overlaten. Als we naar de Hoge Raad kijken, moeten we ruim opvatten dat de verdachte tijdig hoger beroep wilde instellen.
De advocaat-generaal voert het woord, leest de vordering voor en legt die aan het hof over. Hij deelt het volgende mede:
Ik heb een ander standpunt. De wet is behoorlijk rigide wat betreft de ontvankelijkheid van het hoger beroep. Ik kan dat wel volgen. Er kunnen altijd omstandigheden zijn waardoor je dat moet oprekken. Echter, dan kan er in sluipen dat er niets meer met de termijn wordt gedaan. De verdachte heeft hoger beroep willen instellen door middel van een schriftelijke volmacht als bedoeld in artikel 450 lid 1 sub b Sv. Het hoger beroep is tardief. Op 13 augustus 2015 wordt er pas hoger beroep ingesteld. Ik heb wel begrip voor mensen als de straatjurist die zich hiervoor inzetten, maar ik verzoek de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep.
De raadsvrouw reageert als volgt:
Ik zie het als herstel van het tijdig voornemen om hoger beroep in te stellen.”
12. In de toelichting op het middel wordt er terecht op gewezen dat het bij het instellen van het hoger beroep op verschillende punten fout is gegaan. Hoe dan ook is de steller van het middel van oordeel dat het hof ten onrechte doorslaggevende betekenis heeft toegekend aan het feit dat de appelakte pas op 14 augustus 2015 is opgemaakt. Voorts wordt verdedigd dat in een geval als het onderhavige, waarin niet een schriftelijke volmacht is ingeleverd die aan alle eisen van de wet voldoet, aanleiding bestaat dat gebrek voor gedekt te houden, wanneer de verdachte in hoger beroep verschijnt en verklaart dat aan de gebrekkige volmacht zijn wens om in hoger beroep te komen ten grondslag heeft gelegen.
13. Art. 450, eerste tot en met derde lid, Sv luidt:
"1. Het aanwenden van de rechtsmiddelen, bedoeld in artikel 449, kan ook geschieden door tussenkomst van:
a. een advocaat, indien deze verklaart daartoe door degene die het rechtsmiddel aanwendt, bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd;
b. een vertegenwoordiger die daartoe persoonlijk, door degene die het rechtsmiddel aanwendt, bij bijzondere volmacht schriftelijk is gemachtigd.
2. Indien de overeenkomstig het eerste lid gemachtigde hoger beroep tegen de einduitspraak instelt, brengt de machtiging tevens mede dat de gemachtigde de oproeping van de verdachte voor de terechtzitting in hoger beroep in ontvangst neemt.
3. Aan een schriftelijke bijzondere volmacht, verleend aan een medewerker ter griffie, tot het voor de verdachte aanwenden van het rechtsmiddel wordt slechts gevolg gegeven indien de verdachte daarbij instemt met het door deze medewerker ter griffie van het gerecht waar het rechtsmiddel wordt ingesteld voor de verdachte aanstonds in ontvangst nemen van de oproeping. De verdachte geeft een adres op voor de ontvangst van een afschrift van de dagvaarding."
14. In het arrest van 22 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ7810, NJ 2010/102 heeft de Hoge Raad beslist dat een advocaat, hoewel zulks in art. 450 Sv niet is geregeld, onder nader bepaalde voorwaarden per brief hoger beroep kan instellen, nu dat op een niet voor misverstand vatbare wijze tot uitdrukking is gebracht in de wetsgeschiedenis. Hoewel uit het arrest doorklinkt dat de Hoge Raad ingrijpen van de wetgever wenselijk acht, is dat tot op heden achterwege gebleven. Deze doorbraak met een beroep op de wetsgeschiedenis kan niet zonder meer worden doorgetrokken naar andere gevallen, nu de wetsgeschiedenis daarvoor geen enkele steun biedt. Ik meen daarom dat een particulier persoon, niet zijnde een advocaat, (als regel) niet met een bijzondere volmacht per brief hoger beroep namens een verdachte kan instellen. Een particulier persoon zal voorzien van een bijzondere volmacht zelf naar de griffie van het gerecht moeten gaan om de griffier te machtigen hoger beroep in te stellen.
15. Ik citeer een rechtsoverweging uit het arrest van de Hoge Raad van 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM2496, NJ 2010/461:
“2.4. Ingevolge art. 450, eerste lid aanhef en onder b, Sv kan het aanwenden van een rechtsmiddel (ook) geschieden door een vertegenwoordiger van de verdachte die daartoe persoonlijk door degene die het rechtsmiddel aanwendt, bij bijzondere volmacht schriftelijk is gemachtigd. Die aldus gemachtigde vertegenwoordiger van de verdachte dient zelf ter griffie te verschijnen en aldaar die volmacht over te leggen. Is deze niet in het bezit van een volmacht dan zal het opmaken van een akte achterwege dienen te blijven. Overigens ligt het in dat geval op de weg van de griffieambtenaar hem te wijzen op het vereiste van een bijzondere volmacht en de daaraan te stellen eisen, waarbij dan alsnog de gelegenheid dient te worden geboden om een dergelijke volmacht tijdig ter griffie over te leggen. De wet biedt niet de mogelijkheid dat een dergelijke volmacht anders dan in persoon ter griffie wordt overgelegd.”
16. Ik wijs er op dat, indien [betrokkene 1] , straatjurist, in het onderhavige geval zich voorzien van de niet getekende machtiging bij de griffie zou hebben gemeld, haar niet alleen had moeten worden meegedeeld dat voor de geldigheid van de machtiging een handtekening van verdachte vereist was, maar tevens dat de machtiging niet kan gelden als een bijzondere volmacht reeds omdat die machtiging te algemeen van aard is. De Hoge Raad besliste enkele jaren geleden1.dat wanneer een particulier voorzien van een te algemene volmacht hoger beroep namens de verdachte instelt, het hof moet onderzoeken of de griffie die particulier er op heeft gewezen dat een bijzondere volmacht nodig is.
17. Dat vanuit de griffie contact is opgenomen, in ieder geval getracht is contact op te nemen met [betrokkene 1] , kan in cassatie worden aangenomen evenals de omstandigheid dat [betrokkene 1] zelf op 12 augustus de griffie heeft gebeld. Over de inhoud van het contact staat niets anders vast dan hetgeen blijkt uit de hierboven onder 9 vermelde aantekeningen. Of er van de kant van de griffie inlichtingen aan [betrokkene 1] zijn verstrekt en zo ja, of die inlichtingen juist zijn, staat niet vast. Opmerking verdient dat er van de kant van de verdediging in hoger beroep niet de stelling is betrokken dat er ten onrechte geen mededelingen zijn gedaan over het op juiste wijze aanwenden van het rechtsmiddel dan wel is gesteld dat van de kant van de griffie onjuiste mededelingen zijn gedaan. De vraag dient zich desondanks aan of van het hof had moeten worden verwacht dat het nader onderzoek had gedaan naar het contact tussen [betrokkene 1] en de griffie.
18. Voor het geval dat verdachte zelf een brief aan de griffie stuurt houdende een bijzondere volmacht tot het instellen van hoger beroep, kan worden aangenomen dat niet naleving van de voorschriften van art. 450, derde lid, Sv niet zonder meer fataal behoeft te zijn. De onjuiste aanwending van het rechtsmiddel is volgens Corstens/Borgers strikt gezien een geval van niet aanwenden.2.Mij lijkt dit niet op één lijn te stellen met het onderhavige geval. Immers de wet voorziet niet in de mogelijkheid voor een particuliere derde om schriftelijk namens verdachte beroep aan te tekenen. Het gebrek bij het aanwenden van het rechtsmiddel is hier van zeer fundamentele aard.
19. De vraag doemt dus op of bij het instellen van hoger beroep per brief door een particulier die de bedoeling heeft namens verdachte appel in te stellen, de griffie steeds gehouden is eigener beweging inlichtingen te verstrekken over de juiste aanwending van het rechtsmiddel. In het onderhavige geval had dat betekend dat de griffie [betrokkene 1] zou moeten meedelen dat zij uiterlijk 11 augustus 2015 zelf naar de griffie moet komen in bezit van een bijzondere (in plaats van een algemene) volmacht en dat tevens voldaan moet worden aan de voorschriften van art. 450, derde lid, Sv. Welke mededelingen in het onderhavige geval van de kant van griffie zijn gedaan, is niet duidelijk. Niet uitgesloten is dat (onder meer) is meegedeeld dat de machtiging moet worden getekend. Dat is echter niet juist, omdat zelfs als de te tekenen volmacht een bijzondere zou zijn geweest, het rechtsmiddel niet door een derde particulier namens verdachte bij brief kan worden aangewend. Verschijning op de griffie is nu eenmaal nodig.
20. Hoe dan ook staat hier dus niet vast dat de griffie, die terecht constateerde dat het hoger beroep (bepaald) niet vlekkeloos werd ingesteld, de vertegenwoordiger van verdachte adequaat heeft geïnformeerd. In het licht van de eerder vermelde faxberichten is niet voor misverstand vatbaar dat verdachte hoger beroep wenste in te stellen. De brief van [betrokkene 1] is bezwaarlijk anders te verstaan dan als een uiting namens verdachte om hoger beroep in te stellen. Dat de getekende machtiging pas na afloop van de appeltermijn is ingekomen, kan verdachte niet worden tegengeworpen. De beslissing van het hof om verdachte wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep is onjuist.3.
21. Te verdedigen is dat nader onderzoek door het hof diende en thans nog dient te volgen met betrekking tot de vraag of er door de griffie inderdaad adequate informatie is verstrekt. Als blijkt dat die informatie niet is verstrekt, dan moet het verstrekken van de gebrekkige informatie niet voor rekening van verdachte komen. Mede in het licht van het verschijnen van verdachte en zijn raadsvrouwe ter terechtzitting van het hof kan dan goed worden verdedigd dat verdachte ontvankelijk is in het hoger beroep. Als blijkt dat de griffie wel de juiste informatie heeft verstrekt, valt de bijl: verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep. Dat de vertegenwoordiger van verdachte ondanks door de griffie verstrekte anders luidende inlichtingen volhardt in een wijze van instellen van hoger beroep die de wet niet kent, komt dan voor rekening van verdachte. In dat geval kan het gebrek niet geheeld worden door verschijning van verdachte en/of zijn (gemachtigde) raadsvrouwe ter terechtzitting van het hof.
22. Deze zaak staat of valt bij de verdere afdoening door het hof met het antwoord op de vraag hoe ver de inlichtingenplicht van de griffie gaat. Een vlotte en doelmatige rechtspleging is er niet bij gebaat dat van de griffie wordt gevraagd om juridisch complexe vragen over het aanwenden van rechtsmiddelen te beantwoorden. Het komt mij voor dat hier nog niet van een erg complexe juridische vraag sprake is. Een derde die geen advocaat is, kan niet per brief hoger beroep instellen en dat had op zijn minst moeten worden meegedeeld. Ook de mededeling om het instellen van hoger beroep in een geval dat de verdachte daartoe niet in staat is, over te laten aan een advocaat, zou adequaat zijn.
23. Het middel slaagt.
24. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
25. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing van de zaak naar het hof, teneinde deze op het bestaande beroep opnieuw te berechten en af te doen.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 04‑07‑2017
Corstens/Borgers, Het Nederlands strafprocesrecht, 2014, p. 945.
Vgl. HR 22 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2750.
Beroepschrift 19‑05‑2016
De Hoge Raad der Nederlanden
SCHRIFTUUR VAN CASSATIE
in de zaak van [rekwirant], geboren op [geboortedatum] 1950, zonder vaste woon- of verblijfplaats, doch in deze procedure woonplaats kiezende op het hierna genoemde kantooradres van zijn advocaat mr S.J. van der Woude, rekwirant tot cassatie van een hem betreffend arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, parketnummer 23.003325.15, gewezen op 13 januari 2016.
Deze schriftuur wordt ondertekend en ingediend door mr S.J. van der Woude advocaat te Amsterdam, aldaar kantoorhoudende aan de Willemsparkweg 31 te 1071 GP Amsterdam, die verklaart tot deze ondertekening en indiening bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd door rekwirant van cassatie.
Inleiding
Bij mondeling vonnis van 28 juli 2015 van de politierechter te Amsterdam is rekwirant wegens diefstal veroordeeld tot een boete van € 225,- (te betalen in 3 termijnen van elk € 75,- per 2 maanden). Van dit vonnis bevindt zich geen proces-verbaal van de terechtzitting bij de stukken, doch slechts een aantekening mondeling vonnis. Rekwirant heeft gesteld dat hij het feit niet heeft begaan.
Omdat de dagvaarding hem in persoon was uitgereikt en rekwirant ter zitting was verschenen stond voor hem hoger beroep open binnen 14 dagen na deze uitspraak, dus tot en met 11 augustus 2015.
Binnen deze termijn, namelijk per faxbericht van 10 augustus 2015, heeft [betrokkene 1], werkzaam bij de Protestantse Diaconie te [a-plaats], een brief gezonden aan de strafgriffie van de Rechtbank Amsterdam met de mededeling dat zij zich als gemachtigde van rekwirant stelde en hoger beroep instelde tegen het vonnis van 28 juli 2015. Bij het faxbericht bevond zich een niet ondertekende volmacht van rekwirant. Het faxbericht is blijkens het daarop afgedrukte tijdstip bij de strafgriffie binnengekomen op 10 augustus 2015 om 15.48 uur.
Op het faxblad behorende bij de brief is — kennelijk door de strafgriffie — vermeld:
‘machtiging niet getekend’
‘gebeld ivm de niet getekende machtiging d.d. 10-08-2015. Gebeld d.d. 12-08-2015 ivm de niet getekende machtiging.’
‘12/8 Mw [betrokkene 1] heeft gebeld. Ze probeert handtekening te krijgen van verdachte, maar hij is dakloos. Als ze handtekening heeft stuurt/faxt ze gelijk door.’
Op 14 augustus 2015 om 16.10 uur is alsnog per fax een door rekwirant ondertekende machtiging binnengekomen bij de strafgriffie. Deze machtiging vermeldt dat rekwirant mr [betrokkene 1] machtigt om
‘voor ondergetekende inzage in relevante (medische) documenten te krijgen en kopieën van relevante (medische documenten in ontvangst te nemen en om hem/haar te vertegenwoordigen in verband met een (dreigende) dakloosheid gerelateerde problemen.’
De strafgriffie heeft op dezelfde dag een akte instellen hoger beroep opgemaakt, waarop is vermeld ‘hoewel de volmacht per fax werd ontvangen op 10 augustus 2015, is de akte op 14 augustus 2015 opgemaakt. Registratiedatum: 10 augustus 2015.’
Ter terechtzitting van het Gerechtshof Amsterdam op 13 januari 2016 is rekwirant persoonlijk verschenen met zijn advocaat mr A.C.G. Meijer. Deze heeft desgevraagd verklaard dat rekwirant een hulpverleenster had ingeschakeld om hoger beroep in te stellen, die daarvoor op dat moment nog geen handtekening van hem had, en dat de wens van de verdachte om tijdig hoger beroep in te stellen ruim moet worden opgevat.
Na een kort debat tussen de advocaat van rekwirant en de AG heeft het hof rekwirant bij mondeling arrest niet ontvankelijk verklaard omdat de schriftelijke volmacht pas op 13 augustus 2016 was ondertekend door rekwirant, waardoor het hoger beroep niet binnen veertien dagen is ingesteld, maar pas op 14 augustus 2015.
Middel
Het recht is geschonden, in het bijzonder het gestelde in de artikelen 449, 450 en 451 van het Wetboek van Strafvordering, en/of zijn vormen verzuimd waarvan niet-naleving nietigheid meebrengt, doordat het hof rekwirant niet ontvankelijk heeft verklaard in zijn hoger beroep tegen het vonnis van 28 juli 2015 van de politierechter te Amsterdam, omdat het hoger beroep niet tijdig want pas op 14 augustus 2015 zou zijn ingesteld, zulks terwijl:
- —
de gemachtigde van rekwirant zich bij brief aan de strafgriffie van de Rechtbank Amsterdam van 10 augustus 2015, dus nog ruim binnen de termijn voor het in stellen van hoger beroep, heeft gesteld namens rekwirant met de mededeling dat zij hoger beroep voor hem wenste in te stellen, terwijl weliswaar een bij die brief gevoegde schriftelijke volmacht_niet was ondertekend;
- —
de gemachtigde kennelijk pas na het verstrijken op 11 augustus 2015 van de termijn voor het instellen van hoger beroep, te weten op 12 augustus 2015, is gebeld door een griffiemedewerker met de mededeling dat de bijgevoegde
machtiging niet was ondertekend;
- —
de schriftelijke machtiging op 13 augustus 2015 alsnog door rekwirant is ondertekend, en door de gemachtigde op 14 augustus 2015 is toegezonden aan de stafgriffie;
- —
de akte van hoger beroep vervolgens op 14 augustus 2015 is opgemaakt door een griffieambtenaar van de rechtbank.
- —
rekwirant in hoger beroep is verschenen met zijn advocaat die heeft verklaard dat rekwirant een hulpverleenster heeft ingeschakeld om voor hem hoger beroep in te stellen, zodat het hof had dienen aan te nemen dat aan de onvolkomen volmacht van de gemachtigde en van appellant de wens ten grondslag lag om op rechtsgeldige wijze hoger beroep in te stellen zodat het hof het verzuim ten onrechte niet voor gedekt heeft gehouden.
Het arrest lijdt hierdoor aan nietigheid.
Toelichting op het middel:
Het instellen van het hoger beroep door rekwirant is in deze zaak bepaald niet vlekkeloos verlopen.
Volgens artikel 449 Sv dient een rechtsmiddel, waaronder hoger beroep, immers te worden ingesteld doordat de betrokkene persoonlijk een verklaring aflegt op de griffie van het gerecht dat de beslissing heeft gegeven. Ingevolge artikel 450, eerste lid, Sv kan men ook een vertegenwoordiger een volmacht geven om op deze wijze een rechtsmiddel aan te wenden, mits deze persoonlijk en bij bijzondere schriftelijke volmacht wordt gemachtigd. Gaat het om instellen van hoger beroep dan brengt de volmacht ingevolge het tweede lid tevens mee, dat de gemachtigde de appèldagvaarding dadelijk van de griffie in ontvangst neemt (indien dit van toepassing is). Verleent de verdachte een volmacht om hoger beroep in te stellen aan een griffiemedewerker, dan wordt daaraan ingevolge het derde lid slechts gevolg gegeven, indien de volmacht tevens inhoudt dat de verdachte ermee instemt dat die griffiemedewerker de appèldagvaarding voor hem in ontvangst neemt, en de verdachte een adres opgeeft voor de ontvangst van een afschrift van de (appèl)dagvaarding.
Deze regeling houdt kort gezegd in dat de verdachte die in vrijheid is en die hoger beroep wil instellen zonder zich van een advocaat te bedienen de keuze heeft om:
- —
het hoger beroep persoonlijk op griffie in te stellen;
- —
een willekeurige ander een bijzondere schriftelijk volmacht te verstrekken om het hoger beroep persoonlijk op de griffie in te stellen;
- —
een medewerker van de griffie een bijzondere schriftelijke volmacht te verstrekken om het hoger beroep in te stellen; in dat geval moet de volmacht ook nog voldoen aan de eisen van het derde lid.
Het is in het onderhavige geval op diverse punten fout gegaan bij het instellen van het hoger beroep:
- a.
de regeling voorziet er niet in dat een door de verdachte gemachtigde willekeurige derde (niet zijnde een advocaat) op zijn beurt een griffiemedewerker machtigt om het hoger beroep voor de verdachte in te stellen. De brief van gemachtigde [betrokkene 1] beoogt dat echter in wezen wèl, want zij is niet zelf aan de balie van de griffie verschenen om het hoger beroep in te stellen;
- b.
de schriftelijke volmacht die [betrokkene 1] meestuurde was (nog) niet ondertekend door rekwirant en was dus eigenlijk (nog) geen volmacht;
- c.
die schriftelijke volmacht was ook nog eens in betrekkelijk algemene termen gesteld en was dus mogelijk geen bijzondere volmacht als bedoeld in artikel 450, eerste lid, Sv;
- d.
de schriftelijke volmacht voldeed niet aan de eisen van het artikel 450, derde lid, Sv.
Uit de stukken blijkt niet dat de medewerkers1. van de griffie gevallen zijn over deze gebreken, behalve over het onder b. genoemde gebrek. Evenmin blijkt dat zij [betrokkene 1] (als vertegenwoordiger van rekwirant) op al deze gebreken hebben gewezen opdat het hoger beroep alsnog op geldige wijze kon worden ingesteld. Gelet op de aantekeningen die de medewerkers van de strafgriffie op het faxblad hebben geplaatst hebben zij immers slechts op gewezen op het feit dat de schriftelijke machtiging van rekwirant op mr [betrokkene 1] nog niet was ondertekend.
Aan deze gebreken behoort daarom redelijkerwijs voorbij te worden gegaan. Men moet er bij het instellen van een rechtsmiddel immers vanuit kunnen gaan dat de medewerkers van de griffie de wet kennen en dat zij — zo daar tenminste nog tijd voor is — wijzen op eventuele onvolkomenheden. Nu dat kennelijk niet is gebeurd heeft het hof het hoger beroep dat namens rekwirant was ingesteld terecht niet op grond van een van deze drie gebreken niet-ontvankelijk verklaard.
Ik merk terzijde op dat de regeling op grond waarvan bij het instellen van het hoger beroep ter griffie de appèldagvaarding dadelijk kan worden uitgereikt in de praktijk gaandeweg een dode letter is geworden, zodat het ook om die reden niet langer voor de hand ligt dat strikt de hand word gehouden aan de eisen van het derde lid van artikel 450 Sv.
Blijft over het gebrek dat het hof wèl heeft aangrepen om het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, namelijk dat de schriftelijke volmacht niet door rekwirant was ondertekend toen zij op 10 augustus aan de strafgriffie werd gezonden.
Het is uit de aantekeningen op het faxblad, dat behoort bij de brief waarmee gemachtigde [betrokkene 1] het hoger beroep namens rekwirant beoogde in te stellen, niet geheel duidelijk of de strafgriffie haar reeds op 10 augustus 2015 (een maandag) heeft proberen te bellen; wel is duidelijk dat er op die dag geen telefonisch contact tot stand is gekomen. Op de laatste dag van de appèltermijn (dinsdag 11 augustus 2015) heeft de griffie [betrokkene 1] blijkens de aantekeningen niet gebeld. Op woensdag 12 augustus 2015 is [betrokkene 1] nogmaals gebeld. [betrokkene 1] heeft dezelfde dag nog teruggebeld met de mededeling, dat zij alsnog een schriftelijke machtiging zou opsturen, hetgeen op vrijdag 14 augustus 2015 daadwerkelijk is geschied. Niet geheel duidelijk is wat de griffiemedewerker op 12 augustus 2015 aan [betrokkene 1] (en/of een ander op de Diakonie) heeft gezegd.
Van betekenis lijkt mij in dit verband evenwel het feit, dat de strafgriffie van de rechtbank op de appèlakte heeft genoteerd dat hoewel de volmacht op 10 augustus 2015 was ontvangen de appèlakte pas op 14 augustus 2015 was opgemaakt, en dat de registratie van het appèl in het register bedoeld in artikel 451, vijfde lid, Sv heeft plaatsgevonden op 10 augustus 2015. Dit is een sterke aanwijzing ervoor dat de griffie meende dat het appèl tijdig (want voor de sluiting van de termijn op 11 augustus 2015) was ingesteld, en dat een ondertekende schriftelijke machtiging in
dit geval kon worden nagezonden. Het kan zijn omdat de griffie ervan uitging dat dit in het algemeen mogelijk is (hetgeen valt te betwijfelen) of dat men het in dit bijzondere geval mogelijk achtte, omdat gemachtigde [betrokkene 1] er niet tijdig (in elk geval niet op 11 augustus 2015, een werkdag waarop dit gemakkelijk had gekund) zijdens de griffie opmerkzaam op was gemaakt dat de handtekening van rekwirant nog ontbrak op zijn schriftelijke machtiging en dat dit aan het rechtsgeldig instellen van het hoger beroep in de weg stond. Het is verder aannemelijk dat iets dergelijks ook aan [betrokkene 1] is gezegd toen er op 12 augustus 2015 telefonisch contact was over het ontbreken van de handtekening van rekwirant op de schriftelijke volmacht machtiging, en dat de griffie [betrokkene 1] op dat moment de gelegenheid heeft geboden om alsnog een door rekwirant ondertekende volmacht in te dienen om het appèl geldig te maken.
Nu kunnen onjuiste mededelingen die door de griffie zijn gedaan ná het verstrijken van de appèltermijn deze termijn niet doen herleven, zodat aan de inhoud van het gesprek op 12 augustus 2015 op zichzelf geen grote betekenis toekomt.
Waar het nu echter om gaat is dat uit de gang van zaken op 12–14 augustus 2015 en uit de registratie van het appèl kan worden afgeleid dat de griffie het appèl als geldig beschouwde omdat de griffie er niet tijdig op had gewezen dat het ontbreken van de handtekening van rekwirant op de schriftelijk volmacht aan het rechtsgeldig instellen van het hoger beroep in de weg stond, althans ervan uitgegaan is dat dit gebrek ook nog ná 11 augustus 2015 kon worden hersteld.
Het is niet de griffie die beslist over de geldigheid van het hoger beroep maar de rechter die geroepen is om op het hoger beroep te beslissen (HR 22-12-2009, ECLI:NL:HR:BJ7810).
Het hof heeft zijn beslissing om het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren echter uitsluitend gebaseerd op het feit dat de schriftelijke volmacht pas op 13 augustus (dus na het verstrijken van de appèltermijn) was ondertekend door rekwirant en dat de appèlakte daarom pas op 14 augustus was opgemaakt, zonder het voorafgaande kenbaar bij zijn beslissing te betrekken. In elk geval heeft het hof kennelijk ten onrechte doorslaggevende betekenis toegekend aan het feit dat de appèlakte pas op 14 augustus 2015 is opgemaakt.
Voorts is het volgende van belang.
De voorschriften van de artikelen 449-451Sv strekken ertoe dat geen misverstand bestaat over de wens van de verdachte om tegen een hem betreffende beslissing hoger beroep in te stellen en te bevorderen dat de procedure in hoger beroep vlot en zonder haperingen kan worden afgewikkeld door problemen met het betekenen van appeldagvaardingen te voorkomen.
In een geval als het onderhavige, waarin niet een schriftelijke volmacht is ingeleverd die aan alle eisen van de wet voldoet, bestaat daarom aanleiding om dat gebrek voor gedekt te houden, wanneer de verdachte in hoger beroep (al dan niet met zijn raadsman) verschijnt en de verdachte (of zijn ingevolge art. 279 Sv gemachtigd advocaat) aldaar verklaart dat aan de gebrekkige volmacht zijn wens om (op rechtsgeldige wijze) hoger beroep in te stellen ten grondslag heeft gelegen.
Dit principe is door de Hoge Raad reeds ruim aanvaard voor onvolkomen volmachten die door of van de zijde van een advocaat aan de griffie zijn gezonden. Ik noem:
- —
een gebrekkig volmacht ondertekend door de secretaresse van een advocaat: HR 26-01-2016, ECLI:NL:HR: 102;
- —
een brief van een advocaat waarin de bijzondere volmacht aan de griffier geheel ontbrak: HR 11-03-2014, ECLI:NL:HR:2014:360;
- —
een geval waarin de volmacht zelfs aan geen van de eisen van artikel 450 Sv voldeed: HR 20-03-2012 ECLI:NL:HR:2012:6999. In dit geval ontbrak niet alleen de volmacht aan de griffier om namens de verdachte hoger beroep in te stellen, maar ook de verklaring dat de advocaat dat hij bepaaldelijk gevolmachtigd was het hoger beroep in te stellen en dat de appeldagvaarding aan de griffier kon worden uitgereikt met opgave van het adres waarheen een kopie daarvan kon worden verzonden!
A fortiori behoort dit principe te worden aanvaard in de gevallen waarin door de verdachte zelf, of namens hem door een gemachtigde niet zijnde een advocaat, een gebrekkige volmacht aan de griffie is gezonden en ter terechtzitting in hoger beroep, waarop de verdachte en/of een ingevolge artikel 279 Sv gemachtigd raadsman is verschenen, blijkt dat daaraan de wens van de verdachte ten grondslag heeft gelegen om rechtsgeldig hoger beroep in te stellen, is ingesteld.
Nu zowel rekwirant als zijn advocaat in hoger beroep zijn verschenen en de advocaat desgevraagd aan de hof heeft verklaard dat de verdachte een hulpverleenster heeft ingeschakeld om hoger beroep in te stellen en dat zij op dat moment alleen nog geen handtekening van verdachte had, had het hof aan de gebreken in de volmacht voorbij dienen te gaan en rekwirant ontvankelijk moeten achten. Het hof heeft dit miskend.
Amsterdam, 19 mei 2016
S.J. van der Woude
raadsman
Voetnoten
Voetnoten Beroepschrift 19‑05‑2016
ik gebruik hier het meervoud, maar het is niet uit te sluiten dat slechts één griffiemedewerker zich met dit gevat heeft bezig gehouden