Einde inhoudsopgave
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/21.2.3.3
21.2.3.3 Kosten voor gemene rekening ten opzichte van de vrijstelling voor samenwerkingsverbanden in de sociaal-culturele sfeer (“koepelvrijstelling”)
A.J. van Doesum, datum 01-01-2009
- Datum
01-01-2009
- Auteur
A.J. van Doesum
- JCDI
JCDI:ADS364473:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Onbekend (V)
Omzetbelasting / Algemeen
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Omzetbelasting / Aftrek en teruggaaf
Fiscaal ondernemingsrecht (V)
Omzetbelasting / Belastingplichtige en -schuldige
Ondernemingsrecht / Personenvennootschappen
Europees belastingrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Voorstel van 28 november 2007 voor een Richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/ 112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat betreft de behandeling van verzekerings- en financiële diensten, COM(2007) 747 definitief.
Vgl. Jj.P. Swinkels, VAT Saving Concepts and Interpretations, VAT Monitor, 2005, nr. 6, blz. 421.
In art. 132 lid 1 onderdeel f Btw-richtlijn (ex art. 13A lid 1 onderdeel f Zesde richtlijn, vgl. art. 11 lid 1 onderdeel u Wet OB) is de vrijstelling voor samenwerkingsverbanden in de sociaal-culturele sfeer (ook wel “koepelvrijstelling” genoemd) opgenomen. Onder voorwaarden kan een koepelorganisatie diensten, vrijgesteld van btw, aan haar leden aanbieden (zie deel IV, hoofdstuk 21, paragraaf 21.7.3). In het voorgestelde art. 137a lid 2 van de Btw-richtlijn (niet opgenomen in de oude Zesde richtlijn) geldt onder voorwaarden een bijzondere, maar vergelijkbare samenwerkingsvrijstelling voor specifieke diensten in de financiële en verzekeringssector.1 Verwezen zij naar deel IV, hoofdstuk 21, paragraaf 21.7.6).
Anders dan het leerstuk van kosten voor gemene rekening voorziet art. 132 lid 1 onderdeel f Btw-richtlijn (ex art. 13A lid 1 onderdeel f Zesde richtlijn, vgl. art. 11 lid 1 onderdeel u Wet OB) in een vrijstelling (de handelingen zijn “onbelast”). Het leerstuk van kosten voor gemene voorziet in een “onbelastbaarheid” van handelingen van de penvoerder. Zie over het onderscheid tussen “onbelaste handelingen” en “onbelastbare handelingen”: deel III, hoofdstuk 13, paragraaf 13.2.
De voorwaarden die aan de koepelvrijstelling zijn verbonden, vertonen op onderdelen gelijkenissen met de voorwaarden die aan toepassing van het leerstuk van kosten voor gemene rekening worden verbonden. Zo is de vrijstelling slechts van toepassing, indien er kosten worden gemaakt ten behoeve van verschillende partijen en moeten de kosten voor het werkelijke bedrag, dus zonder opslag, worden omgeslagen over de deelnemende ondernemers. Tussen de situaties waarin sprake is van kosten voor gemene rekening en die waarin de koepelvrijstelling kan worden toegepast, bestaan echter belangrijke verschillen.2 Het leerstuk van kosten voor gemene rekening vereist een van te voren vaststaande verdeelsleutel. De toepassing van de koepelvrijstelling vereist dat niet. De koepelvrijstelling kan daarentegen slechts worden toegepast, indien de diensten van het samenwerkingsverband “direct nodig” zijn voor de activiteiten van de leden. De Wet OB vereist in dit verband dat de diensten “rechtstreeks nodig” zijn voor de prestaties van de leden. Een dergelijke eis is niet gesteld aan de toepassing van het leerstuk van kosten voor gemene rekening. Een belangrijk verschil is voorts, dat de penvoerder bij een overeenkomst ter verdeling van voor gemene rekening gemaakte kosten zélf participant is bij het samenwerkingsverband. Die eis wordt niet aan toepassing van de koepelvrijstelling gesteld. Voor toepassing van het leerstuk van kosten voor gemene rekening moeten de kosten echter deels ook voor rekening en risico van de kostenverdeler (de penvoerder) worden gemaakt. De koepelvrijstelling en het leerstuk van kosten voor gemene rekening kunnen reeds daarom niet gelijktijdig worden toegepast. Een koepelorganisatie neemt geen kosten voor eigen rekening, zodat niet gezegd kan worden dat de kosten “voor gemene rekening” zijn gemaakt. Doordat het leerstuk van kosten voor gemene rekening en de samenwerkingsvrijstelling op verschillende situaties zien, kan mijns inziens niet uit het enkele feit dat de samenwerkingsvrijstelling in de Btw-richtlijn is opgenomen, worden afgeleid dat voor het leerstuk van kosten voor gemene rekening geen plaats is.