HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3498, NJ 2015/212, m.nt. Rozemond.
HR, 18-06-2019, nr. 17/05166
ECLI:NL:HR:2019:904
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
18-06-2019
- Zaaknummer
17/05166
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2019:904, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 18‑06‑2019; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2019:658
ECLI:NL:PHR:2019:658, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑04‑2019
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2019:904
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2019-0123 met annotatie van J.H.J. Verbaan
NbSr 2019/223
Uitspraak 18‑06‑2019
Inhoudsindicatie
Laster, art. 262.1 Sr, meermalen gepleegd. Bewezenverklaring, i.h.b. dat verdachte “wist” dat de uitlatingen i.s.m. de waarheid waren, naar de eis der wet met redenen omkleed? HR herhaalt ECLI:NL:HR:2014:3498, i.h.b. dat blijkens de wetsgeschiedenis van art. 262 Sr het bestanddeel 'wetende dat' hier een bijzondere, beperkte betekenis van daadwerkelijke wetenschap heeft, waarvoor voorwaardelijk opzet niet toereikend is. Uit de bewijsvoering kan niet z.m. worden afgeleid dat verdachte “wist” dat de uitlatingen (aangeefster is werkzaam als prostituee) i.s.m. de waarheid waren. Volgt partiële vernietiging en terugwijzing.
Partij(en)
18 juni 2019
Strafkamer
nr. S 17/05166
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 6 oktober 2017, nummer 22/003164-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt en P. van Dongen, beiden advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak - voor zover aan het oordeel van de Hoge Raad onderworpen - wat betreft de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 10-220336-13 tenlastegelegde en de strafoplegging en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof Den Haag, teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 10-220336-13 tenlastegelegde niet naar de eis der wet met redenen is omkleed, aangezien uit de door het Hof gebruikte bewijsvoering niet kan worden afgeleid dat de verdachte "wist" dat de in de bewezenverklaring genoemde uitlatingen in strijd met de waarheid waren.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"Zaak met parketnummer 10-220336-13:
hij in de periode van 08 maart tot en met 22 april 2013 te Rotterdam, althans in Nederland, opzettelijk de eer en goede naam van [slachtoffer] heeft aangerand door tenlastelegging van bepaalde feiten, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, hetgeen is geschied door middel van het verspreiden van geschriften,
immers heeft hij, verdachte, met voormeld doel:
- met vermelding van advertenties op <www.speurders.nl> aan de medebewoners van de [a-straat] schriftelijk medegedeeld: "er bevind zich in onze flat, een vrouw met 2 kleine kinderen die aan priveontvangst (prostitutie) doet op [a-straat 1] [slachtoffer] " en "u kunt meleden bij de verhuurder en/of voogd, als u wilt dat de kinderen veilig en goed opgroeien";
en
- met vermelding van advertenties op www.speurders.nl, aan [betrokkene 1] van Woonstad Rotterdam en [betrokkene 2] , gezinsvoogd bij het Leger des Heils, afdeling Jeugdzorg (schriftelijk, via email) medegedeeld: "bij deze wil ik doorgeven dat degene die op dit adres woont, [slachtoffer] / [a-straat 1] / [postcode] /rotterdam ijsselmonde aan priveontvangst (mannen ontvangen tegen' betaling/prostitutie) doet",
terwijl verdachte wist dat deze ten laste gelegde feiten in strijd met de waarheid waren."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de bewijsvoering zoals weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 6 en 7, waaronder bewijsmiddelen 7 en 8 die luiden:
"7. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 9 juli 2013 van de politie Rotterdam-Rijnmond met nr. PL1710 2013114241-6. Dit proces-verbaal houdt onder meer in- zakelijk weergegeven - (blz. 29 t/m 31):
als de op voornoemde datum afgelegde verklaring van de verdachte:
Er is tegen u aangifte gedaan van belediging door uw ex, [slachtoffer]
Eind maart, begin april 2013, zag ik dat er een voor mij onbekend 06-nummer in de telefoon van mijn oudste dochter stond. Zij zei mij dat dit een nummer van mijn ex was. Ik heb later dit 06-nummer via Google op internet opgezocht. Ik kwam toen op de site van speurders.nl en zag dat dit 06-nummer aan een seksadvertentie was gekoppeld. Ik heb een print gemaakt van deze advertentie en ben naar mijn ex gegaan. Ik heb besloten om dit mailtje (het hof begrijpt: het hieronder, onder 8 opgenomen e-mailbericht van 9 april 2013) rond te sturen.
Opmerking: verdachte overhandigde een kopie van een mail gericht aan [betrokkene 2] , waarin hij melding maakt van het feit dat zijn ex een seksadvertentie had gezet en hij zich zorgen maakte daarover voor zijn kinderen.
Ik lees je nu de inhoud voor van een aantal mails, welke zijn gestuurd naar Woonstad. Wat kun je daarover zeggen? Dat klopt, deze mails heb ik gestuurd. In de mail van 20 april 2013 zeg ik dat er een onderzoek tegen mijn ex loopt door de politie, belastingdienst en uitkeringsinstantie.
U toont mij een mail aan Woonstad. Dit betrof een kopie van de advertentie, op speurders.nl.
8. Een geschrift, zijnde een print van een e-mailbericht d.d. 9 april 2013, 09.09 uur van [verdachte] aan [betrokkene 2] . Dit geschrift is gevoegd als bijlage bij het onder 7 opgenomen proces-verbaal d.d. 9 juli 2013. Het houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 32):
[slachtoffer] staat op speurders.nl met een seksadvertentie. Ze gebruikt hierbij een ander 06-nummer, ze ontvangt mannen bij haar thuis om geld. Hier moet snel actie worden ondernomen, want dit is zeer gevaarlijk voor [betrokkene 4] en [betrokkene 5] ."
2.2.3.
Het Hof heeft het bewezenverklaarde gekwalificeerd als "laster, meermalen gepleegd".
2.3.1.
Het tenlastegelegde is toegesneden op art. 262, eerste lid, Sr. Het in de tenlastelegging en de bewezenverklaring voorkomende begrip 'wist' moet derhalve geacht worden aldaar te zijn gebruikt in dezelfde betekenis als toekomt aan het begrip 'wetende' in die bepaling.
2.3.2.
Art. 262, eerste lid, Sr luidt:
"Hij die het misdrijf van smaad of smaadschrift pleegt, wetende dat het te last gelegde feit in strijd met de waarheid is, wordt, als schuldig aan laster, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie."
2.3.3.
Hoewel de wetgever met de uitdrukking 'wetende dat' in algemene zin een omschrijving geeft van het bestanddeel 'opzet' en in de rechtspraak van de Hoge Raad wordt aangenomen dat het bestanddeel 'wetende dat' in het algemeen opzet in voorwaardelijke vorm omvat, geeft de wetsgeschiedenis van art. 262 Sr aanleiding anders te oordelen over de betekenis van 'wetende dat' in die bepaling, omdat blijkens die wetsgeschiedenis het bestanddeel 'wetende dat' hier een bijzondere, beperkte betekenis van daadwerkelijke wetenschap heeft, waarvoor voorwaardelijk opzet niet toereikend is (vgl. HR 2 december 2014, ECLI:NL: HR:2014:3498).
2.4.
Aangezien de bewezenverklaring, voor zover inhoudende dat de verdachte "wist" dat de in de bewezenverklaring genoemde uitlatingen - kort gezegd inhoudende dat de aangeefster werkzaam is als prostituee - in strijd met de waarheid waren, niet zonder meer uit de door het Hof gebruikte bewijsvoering kan worden afgeleid, is de bestreden uitspraak in zoverre niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
2.5.
Het middel is terecht voorgesteld.
3. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder parketnummer 10-220336-13 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak ten aanzien daarvan op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 juni 2019.
Conclusie 23‑04‑2019
Inhoudsindicatie
Laster, art. 262.1 Sr, meermalen gepleegd. Bewezenverklaring, i.h.b. dat verdachte “wist” dat de uitlatingen i.s.m. de waarheid waren, naar de eis der wet met redenen omkleed? HR herhaalt ECLI:NL:HR:2014:3498, i.h.b. dat blijkens de wetsgeschiedenis van art. 262 Sr het bestanddeel 'wetende dat' hier een bijzondere, beperkte betekenis van daadwerkelijke wetenschap heeft, waarvoor voorwaardelijk opzet niet toereikend is. Uit de bewijsvoering kan niet z.m. worden afgeleid dat verdachte “wist” dat de uitlatingen (aangeefster is werkzaam als prostituee) i.s.m. de waarheid waren. Volgt partiële vernietiging en terugwijzing.
Nr. 17/05166 Zitting: 23 april 2019 (bij vervroeging) | Mr. P.C. Vegter Conclusie inzake: [verdachte] |
De verdachte is bij arrest van 6 oktober 2017 door het hof Den Haag vrijgesproken van het hem in de zaak met parketnummer 10-066428-15 ten laste gelegde en in de zaken met parketnummers 10-220336-13 en 10-113902-15 wegens telkens “laster, meermalen gepleegd” veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaren en tot een taakstraf voor de duur van 90 uren subsidiair 45 dagen hechtenis.
Het cassatieberoep, dat blijkens de akte cassatie niet is gericht tegen de vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 10-066428-15 tenlastegelegde, is ingesteld door de verdachte. Mr. R.J. Baumgardt en mr. P. van Dongen, advocaten te Rotterdam, hebben één middel van cassatie voorgesteld.
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring in de zaak met parketnummer 10-220336-13 onbegrijpelijk is, althans onvoldoende met redenen is omkleed, aangezien uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen niet volgt dat de verdachte wist dat de tenlastegelegde feiten in strijd waren met de waarheid.
Aan de verdachte is in de zaak met parketnummer 10-220336-13 tenlastegelegd dat:
“hij in of omstreeks de periode van 08 maart tot en met 22 april 2013 te Rotterdam, althans in Nederland, opzettelijk de eer en/of goede naam van [slachtoffer] heeft aangerand door tenlastelegging van een of meer bepaalde feiten, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, hetgeen is geschied door middel van het verspreiden van een geschrift/(een) geschrift(en),
immers heeft hij, verdachte, met voormeld doel:
- op de site <www.speurders.nl> voornoemde [slachtoffer] onder vermelding van haar gegevens (onder andere telefoonnummer) aangeboden/geadverteerd door de volgende teksten te plaatsen: "geile nympho", Hai, welke man wilt deze erg mollige milf verwennen of verwend door worden?", "lekkere volle milf", "lekkere milf verwent graag tegen een vergoeding. Ben een alleenstaande huisvrouw die graag seks heb elke dag. Wil je meer weten mail of bel me dan liefst in de avond. Mijn nummer is [telefoonnummer 1] ";
en/of
- met vermelding van bovengenoemde advertenties op <www.speurders.nl> aan de medebewoners van [a-straat] (schriftelijk) medegedeeld dat (onder andere): "er bevind zich in onze flat, een vrouw met 2 kleine kinderen die aan priveontvangst (prostitutie) doet op [a-straat 1] m.a. [slachtoffer] ." en/of u kunt meleden bij de verhuurder en/of voogd, als u wilt dat de kinderen veilig en goed opgroeien";
en/of
- met vermelding van bovengenoemde advertenties op www. speurders.nl, aan [betrokkene 1] van Woonstad Rotterdam en/of [betrokkene 2] , gezinsvoogd bij het Leger des Heils, afdeling Jeugdzorg (schriftelijk, via email) medegedeeld dat (onder andere): "bij deze wil ik doorgeven dat degene die op dit adres woont, [slachtoffer] / [a-straat 1] / [postcode] /rotterdam ijsselmonde aan priveontvangst (mannen ontvangen tegen' betaling/prostitutie) doet", althans woorden van gelijke smadelijke/lasterlijke aard of strekking,
terwijl verdachte wist dat dit te laste gelegde feit(en) in strijd met de waarheid was/waren”.
5. Daarvan heeft het hof bewezen verklaard dat:
“hij in de periode van 08 maart tot en met 22 april 2013 te Rotterdam, althans in Nederland, opzettelijk de eer en goede naam van [slachtoffer] heeft aangerand door tenlastelegging van bepaalde feiten, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, hetgeen is geschied door middel van het verspreiden van geschriften
immers heeft hij, verdachte, met voormeld doel:
- met vermelding van advertenties op <www.speurders.nl> aan de medebewoners van [a-straat] schriftelijk medegedeeld: "er bevind, zich in onze flat, een vrouw met 2 kleine kinderen die aan priveontvangst (prostitutie) doet op [a-straat 1] [slachtoffer] ” en “u kunt meleden bij de verhuurder en/of voogd, als u wilt dat de kinderen veilig en goed opgroeien";
en
- met vermelding van advertenties op www.speurders.nl, aan [betrokkene 1] van Woonstad Rotterdam en [betrokkene 2] , gezinsvoogd bij het Leger des Heils, afdeling Jeugdzorg (schriftelijk, via email) medegedeeld: "bij deze wil ik doorgeven dat degene die op dit adres woont, [slachtoffer] / [a-straat 1] / [postcode] /rotterdam ijsselmonde aan priveontvangst (mannen ontvangen tegen' betaling/prostitutie) doet",
terwijl verdachte wist dat deze ten laste gelegde feiten in strijd met de waarheid waren”.
6. De bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 15 april 2013 van de politie Rotterdam-Rijnmond met nr. PL17I0 2013114241-1. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 4 t/m 6):
als de op voornoemde datum afgelegde verklaring van [slachtoffer] :
Adres : [a-straat 1]
Plaats : Rotterdam
Ik doe aangifte van strafbare feiten en zal u vertellen wat er gebeurd is. Ik heb een ex-vriend genaamd [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1968.
Op 8 april 2013 kwam een buurvrouw naar mij toe. Zij overhandigde mij uitgeprinte advertenties van speurders.nl. Ik las dat deze advertenties van 8 en 14 maart 2013 waren.
Onder deze berichtjes las ik een bericht dat aan de medebewoners van mijn flat gestuurd was:
Er bevindt zich in onze flat een vrouw met 2 kleine kinderen die aan prive ontvangst (prostitutie) doet op [a-straat 1] [slachtoffer] .
Had begrepen van een ex van haar dat haar kinderen onder toezicht staan van een voogd vh leger des heils, [betrokkene 2] bereikbaar onder nummer [telefoonnummer 2] .
U kunt melden bij de verhuurder en/of voogd als u wilt dat de kinderen .veilig en goed opgroeien.
Ik voel mij hierdoor in mijn goede naam en eer aangetast. Ik sta nu in de flat bekend als iemand die deze advertentie heeft geplaatst en zichzelf aanbiedt.
Ik denk dat [verdachte] dit gedaan heeft, omdat er dingen in staan die niemand anders weet, zoals de naam van de voogd en het telefoonnummer. Ook omdat [verdachte] 8 april 2013 in de middag bij mij is geweest en dus mogelijk deze uitdraai van de advertenties en de brief bij de medebewoners van mijn flat in de brievenbus gegooid heeft.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
2. Een proces-verbaal van ontvangst klacht door hulpofficier van justitie d.d. 15 april 2013 van de politie Rotterdam-Rijnmond met nr. PL17I0 2013114241-2. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 9 t/m 10):
als de op voornoemde datum afgelegde verklaring van [slachtoffer] :
Zojuist deed ik bij u aangifte van belediging tegen een persoon genaamd [verdachte] . Tevens doe ik bij deze klachte tegen hem en verzoek u te bevorderen dat tegen deze persoon een strafvervolging wordt ingesteld.
3. Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 4 juni 2013 van de politie Rotterdam-Rijnmond met nr. PL17I0 2013114241-5. Dit. proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 12 t/m 13):
Als de op voornoemde datum afgelegde verklaring van [betrokkene 3] :
Ik woon in een portiekwoning aan [a-straat] te Rotterdam. In maart of april ging ik mijn post ophalen. Ik zag dat er een brief in mijn bus lag. Dit was een A-4tje. Ik las dat deze brief over mijn bovenbuurvrouw ging en dat er allerlei privé zaken in stonden. Haar telefoonnummer en woonadres stond in deze brief en dat zij zich aanbood voor sex. Ik ben direct naar haar woning gegaan en heb haar de brief gegeven.
4. Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 12 juni 2013 van de politie Rotterdam-Rijnmond met nr.PL17I0 2013114241-4. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven – (blz. 14 t/m 15):
als de op voornoemde datum afgelegde verklaring van [betrokkene 1] :
Ik ben werkzaam bij Woonstad Rotterdam. Woonstad Rotterdam is eigenaar van een aantal portiekwoningen aan [a-straat] te Rotterdam, waaronder het blok waarin [a-straat 1] is gelegen.
Op 22 april 2013 ontving ik twee Sociale meldingen. De eerste betrof een anonieme uitdraai van de internetsite speurders.nl. Op de uitdraai was een tekst geschreven waaruit bleek dat de bewoonster [slachtoffer] , [a-straat 1] te Rotterdam mannen ontving voor geld. De andere melding betrof een e-mail van [e-mailadres]
Nadat door ons was gereageerd kwam het antwoord van [verdachte] . Hieruit bleek dat de bewoonster van [a-straat 1] aan [a-straat] [slachtoffer] was. Dat zij privé en tegen betaling mannen ontving, dus het adres voor wonen en werken gebruikte. Dat er daardoor veel overlast was en [verdachte] eerder een brief met bewijzen had gestuurd.
5. Een geschrift, zijnde een e-mailbericht, d.d. 20 april 2013, opgesteld en verstuurd door [verdachte] . Het houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 17):
Van: [e-mailadres]
Verzonden: 20 april 2013
bij deze wil ik doorgeven dat degene die op dit adres woont, [slachtoffer] / [a-straat 1] / [postcode] /rotterdam ijsselmonde aan priveontvangst (mannen ontvangen tegen betaling/prostitutie) doet.
6. Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 24 juli 2013 van
de politie Rotterdam-Rijnmond met nr. PL17I0 2013114241-8. Dit proces-verbaal houd.t onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 24 t/m 26):
als de op voornoemde datum afgelegde verklaring van [betrokkene 2] :
Ik ben gezinsvoogd en werkzaam bij het Leger des Heils, afdeling Jeugdzorg. Door mijn werkzaamheden ben ik in contact gekomen met het gezin van [slachtoffer] . Ik weet dat [slachtoffer] een relatie had met [verdachte] .
Op 9 april 2013 ontving ik een e-mail van [verdachte] . Daarin maakte [verdachte] melding dat [slachtoffer] een seksadvertentie had staan op speurders.nl en dat zij mannen thuis ontving voor geld. Ik heb [verdachte] gebeld en hij vertelde mij dat hij een kopie van deze seksadvertentie had.
Naar aanleiding van de e-mail is een collega van mij naar [slachtoffer] toe gegaan. Daaruit bleek dat zij erg ontdaan was. [slachtoffer] vertelde ook dat buren haar benaderd hadden dat zij deze brieven in de bus hadden gehad, waarop de tekst van de seksadvertentie stond en een ander stuk tekst. Zij vermoedde dat [verdachte] dit had gedaan, omdat in de brieven mijn telefoonnummer en naam stonden. Deze waren alleen bij [slachtoffer] en [verdachte] bekend.
Ik heb kort daarna nog met een buurman gesproken in de flat waar [slachtoffer] woont. Het was een bovenbuur. Ik vroeg hem of hij een brief had ontvangen. Hij bevestigde dat. Hij vertelde mij dat hij buiten mij en [verdachte] nooit andere mannen aan de deur van [slachtoffer] had gezien. Dit en enkele onverwachte bezoeken van mij daarna hebben nooit een bevestiging opgeleverd dat het verhaal van de seksadvertenties waar was.
7. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 9 juli 2013 van de politie Rotterdam-Rijnmond met nr. PL17I0 2013114241-6. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 29 t/m 31):
als de op voornoemde datum afgelegde verklaring van de verdachte:
Er is tegen u aangifte gedaan van belediging door uw ex, [slachtoffer] .
Eind maart, begin april 2013, zag ik dat er een voor mij onbekend 06-nummer in de telefoon van mijn oudste dochter stond. Zij zei mij dat dit een nummer van mijn ex was. Ik heb later dit 06-nummer.via Google op internet opgezocht. Ik kwam toen op de site van speurders.nl en zag dat dit 06-nummer aan een seksadvertentie was gekoppeld. Ik heb een print gemaakt van deze advertentie en ben naar mijn ex gegaan. Ik heb besloten om dit mailtje (het hof begrijpt: het hieronder, onder 8 opgenomen e-mailbericht van 9 april. 2013) rond te sturen.
Opmerking: verdachte overhandigde een kopie van een mail gericht aan [betrokkene 2] , waarin hij melding maakt van het feit dat zijn ex een seksadvertentie had gezet en hij zich zorgen maakte daarover voor zijn kinderen.
Ik lees je nu de inhoud voor van een aantal mails, welke zijn gestuurd haar Woonstad. Wat kun je daarover zeggen?
Dat klopt, deze mails heb ik gestuurd. In de mail van 20 april 2013 zeg ik dat er een onderzoek tegen mijn ex loopt door de politie, belastingdienst en uitkeringsinstantie. U toont mij een mail aan Woonstad. Dit betrof een kopie van de advertentie, op speurders.nl.
8. Een geschrift, zijnde een print van een e-mailbericht d.d. 9 april 2013, 09.09 uur van [verdachte] aan [betrokkene 2] . Dit geschrift is gevoegd als bijlage bij het onder 7 opgenomen proces-verbaal d.d. 9 juli 2013. Het houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 32):
[slachtoffer] staat op speurders.nl met een seksadvertentie. Ze gebruikt hierbij een ander 06-nummer, ze ontvangt mannen bij haar thuis om geld. Hier moet snel actie worden ondernomen, want dit is zeer gevaarlijk voor [betrokkene 4] en [betrokkene 5] .”
7. Verder bevat de aanvulling op het verkorte arrest de volgende nadere bewijsmotivering ten aanzien van het onder parketnummer 10-220336-13 bewezenverklaarde:
“Verdachte heeft betoogd dat hij niet degene is geweest die het in de bewezenverklaring onder 1, (thans) eerste gedachtestreepje genoemde geschrift in de flat waar aangeefster woonde heeft verspreid.
Het hof stelt in dit verband het navolgende vast :
- uit de verklaringen van de aangeefster en de [betrokkene 3] , tezamen genomen, volgt dat voormeld geschrift op 8 april 2013 is verspreid;
- het geschrift bevat een verwijzing naar de inhoud van een seksadvertentie met daarbij het 06-nummer van de aangeefster;
- dit nummer was "bij niemand" (het hof begrijpt: slechts in zeer kleine kring) bekend;
- de verdachte had via zijn en aangeefsters dochter kennis gekregen van het 06-nummer van de aangeefster;
- het verspreide geschrift bevat ook overigens in slechts zeer kleine kring rondom de aangeefster en de verdachte bekend zijnde informatie, onder meer over de ondertoezichtstelling van de kinderen en de naam en het telefoonnummer van de gezinsvoogd;
- de verdachte is op 8 april 2013 in de woning van aangeefster (en dus in de flat waar het geschrift is verspreid) geweest;
- de verdachte was reeds voorafgaande aan de verspreiding in de flat bekend met voormelde seksadvertentie;
- verdachte was niet alleen blijkens de aangifte maar ook blijkens zich in het dossier bevindende chat- en mailberichten (onder meer de chatlijn d.d. 26 maart 2013 (p. 27/28 van het dossier) en het op 11 december 2012 (p. 23 van het dossier) aan de verhuurder van aangeefster verzonden mailbericht al langere tijd bezig om in het kader van een dispuut over de voogdij/woonplaats van de kinderen aangeefster in een negatief daglicht te stellen c.q. haar onheus te bejegenen. Ook op 9 en 20 april 2013, kort na de verspreiding van voormeld bericht heeft de verdachte, berichten naar de gezinsvoogd c.q. verhuurder van de aangeefster gezonden, waarin hij meedeelt dat aangeefster zich bezig zou houden met prostitutie.
Het hof merkt voorts op dat, nu het 06-nummer van aangeefster slechts in zeer beperkte kring bekend was en een 06-nummer niet direct relateert aan adresgegevens, het zeer aannemelijk is dat degene die het geschrift op 8 april 2013 in de directe woonomgeving heeft verspreid een van de zeer weinige personen in de omgeving van de aangeefster was die niet alleen wist dat dit het nummer van aangeefster was, maar ook waar zij woonde. Ook uit het vermelden in het verspreide bericht van, naar mag worden aangenomen, slechts in beperkte kring bekende informatie omtrent de ondertoezichtstelling van de kinderen en de naam en het telefoonnummer van hun gezinsvoogd dat de opsteller van het bericht een persoon uit de onmiddellijke omgeving van de aangeefster moet zijn geweest die over al deze informatie beschikte.
De verdachte was zowel op de hoogte van het feit dat voormeld 06-nummer van de aangeefster was, alsook van haar adres, alsook van de in het bericht genoemde informatie omtrent de kinderen en hun gezinsvoogd.
Uit de bewijsmiddelen volgt voorts dat verdachte op 8 april 2013, zijnde de dag van de verspreiding in de flat waar aangeefster woonde, aanwezig was alsook dat hij in ieder geval reeds voor.de verspreiding over de inhoud van de seksadvertentie beschikte.
Verdachte had tenslotte ook - vanuit de lopende onenigheden over de voogdij/omgangsregeling - een motief om aangeefster "zwart" te maken en heeft haar in dat kader zowel voor als na de verspreiding van het bericht in de flat van aangeefster in een kwaad daglicht gesteld.
Op basis van voorgaande feiten en omstandigheden is het hof dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte degene is geweest die voormeld geschrift op 8 april 2013 in de flat van aangeefster heeft verspreid.”
8. Bij de beoordeling van het middel moet worden vooropgesteld dat de wetsgeschiedenis van art. 262 Sr volgens de Hoge Raad aanleiding geeft te oordelen dat het bestanddeel ‘wetende dat’ hier de bijzondere, beperkte betekenis van daadwerkelijke wetenschap heeft, waarvoor voorwaardelijk opzet niet toereikend is.1.Uit de bewijsvoering van het hof zal derhalve moeten kunnen volgen dat de verdachte daadwerkelijk wist dat de inhoud van de door hem verspreide berichten in strijd met de waarheid was.
9. In dat kader stel ik vast dat de bewijsvoering van het hof, gelet in het bijzonder op de als bewijsmiddel 7 gebezigde verklaring van de verdachte, er kort weergegeven op neerkomt dat de verdachte op de telefoon van zijn dochter een 06-nummer van aangeefster heeft aangetroffen, dat hij dit 06-nummer op Google heeft opgezocht, dat hij toen zag dat dit 06-nummer op de website speurders.nl was gekoppeld aan een seksadvertentie en dat hij vervolgens onder verwijzing naar deze seksadvertentie aan de medebewoners van de flat, een medewerker van de woningcorporatie en de gezinsvoogd heeft medegedeeld dat de aangeefster zich bezig zou houden met prostitutie.
10. Mede in het licht van de vaststelling van het hof dat verdachte de seksadvertentie op een website heeft aangetroffen, is de bewijsvoering van de wetenschap van de onjuistheid van de feiten problematisch. Dat de ten laste gelegde feiten in strijd met de waarheid waren, ligt in de bewijsvoering (met name bewijsmiddel 6) besloten, maar aan de vraag of verdachte dit ook wist wordt in de bewijsvoering niet met zoveel woorden aandacht besteed. De bewijsvoering bevat wel aanwijzingen in die richting. De nadere bewijsmotivering (randnummer 7) houdt immers in dat verdachte “al langere tijd bezig [was] om in het kader van een dispuut over de voogdij/woonplaats van de kinderen aangeefster in een negatief daglicht te stellen c.q. haar onheus te bejegenen” en dat hij “ een motief [had] om aangeefster "zwart" te maken en heeft haar in dat kader zowel voor als na de verspreiding van het bericht in de flat van aangeefster in een kwaad daglicht gesteld.”
11. Uit de bewijsvoering van het hof kan echter niet zonder meer worden afgeleid dat de verdachte daadwerkelijk wist dat de inhoud van zijn mededelingen aan de medebewoners, de medewerker van de woningcorporatie en de gezinsvoogd in strijd met de waarheid was. De bewijsvoering houdt immers te weinig in waaruit blijkt dat de verdachte daadwerkelijk wist dat de seksadvertentie onjuist was. Daarbij merk ik op dat de verdachte door het hof is vrijgesproken van het plaatsen van de seksadvertentie op speurders.nl, zoals onder het eerste gedachtestreepje is tenlastegelegd. De bewezenverklaring is daarom wat betreft de wetenschap van de verdachte ontoereikend gemotiveerd.
12. Het middel slaagt.
13. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
14. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak – voor zover aan het oordeel van de Hoge Raad onderworpen – wat betreft de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 10-220336-13 tenlastegelegde en de strafoplegging en tot terugwijzing van de zaak naar het hof Den Haag, teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 23‑04‑2019