NJB 2019/1502
Smaad of smaadschrift ‘wetende dat’ het te last gelegde feit in strijd met de waarheid is, art. 262 lid 1 Sr: het bestanddeel ‘wetende dat’ heeft hier een bijzondere, beperkte betekenis van daadwerkelijke wetenschap, waarvoor voorwaardelijk opzet niet volstaat. In casu ontoereikende bewijsvoering dat de verdachte ‘wist’ dat de in de bewezenverklaring genoemde uitlatingen – kort gezegd inhoudende dat de aangeefster werkzaam is als kort gezegd inhoudende dat de aangeefster werkzaam is als prostituee – in strijd met de waarheid waren
HR 18-06-2019, ECLI:NL:HR:2019:904
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
18 juni 2019
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, V. van den Brink en A.L.J. van Strien
- Zaaknummer
17/05166
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:904, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 18‑06‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:658, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑04‑2019
- Wetingang
(art. 262 Sr)
Essentie
Smaad of smaadschrift ‘wetende dat’ het te last gelegde feit in strijd met de waarheid is, art. 262 lid 1 Sr: het bestanddeel ‘wetende dat’ heeft hier een bijzondere, beperkte betekenis van daadwerkelijke wetenschap, waarvoor voorwaardelijk opzet niet volstaat. In casu ontoereikende bewijsvoering dat de verdachte ‘wist’ dat de in de bewezenverklaring genoemde uitlatingen – kort gezegd inhoudende dat de aangeefster werkzaam is als kort gezegd inhoudende dat de aangeefster werkzaam is als prostituee – in strijd met de waarheid waren
Uitspraak
Inleiding:
Verdachte is veroordeeld omdat hij – kort gezegd – (zaak met parketnummer 10-220336-13) ‘opzettelijk de eer en goede naam ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.