Einde inhoudsopgave
Vreemdelingencirculaire 2000 (C)
3.3.3.1 Algemeen
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2024
- Bronpublicatie:
13-06-2024, Stcrt. 2024, 19165 (uitgifte: 27-06-2024, regelingnummer: WBV 2024/12)
- Inwerkingtreding
01-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-06-2024, Stcrt. 2024, 19165 (uitgifte: 27-06-2024, regelingnummer: WBV 2024/12)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht (V)
De IND kan een verblijfsvergunning asiel verlenen op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, onderdeel 3°, Vw (implementatie van artikel 15, onder c, van de Kwalificatierichtlijn) als sprake is van ernstige schade vanwege een ernstige en individuele bedreiging van het leven of de persoon van een burger als gevolg van willekeurig geweld in het kader van een internationaal of binnenlands gewapend conflict.
De staatssecretaris stelt eerst op basis van de beschikbare landeninformatie vast of in een bepaald land of gebied sprake is van een internationaal of binnenlands gewapend conflict. Er is sprake van een internationaal of binnenlands gewapend, als de reguliere strijdkrachten van een staat tegenover een of meer gewapende groepen staan of wanneer twee of meer gewapende groepen tegenover elkaar staan. Als de staatssecretaris heeft geoordeeld dat geen sprake is van een internationaal of binnenlands gewapend conflict, dan leidt dat al tot de conclusie dat de vreemdeling geen reëel risico loopt op ernstige schade zoals bedoeld in artikel 15, onder c, van de Kwalificatierichtlijn.
Nadat de staatssecretaris heeft vastgesteld dat er sprake is van een internationaal of binnenlands gewapend conflict, stelt de staatssecretaris op basis van de beschikbare landeninformatie vast of dit conflict leidt tot willekeurig geweld en op welke schaal dit willekeurig geweld plaatsvindt.
Bij de beoordeling van de intensiteit van het willekeurig geweld en de mate van het risico dat een burger loopt hier het slachtoffer van te worden, worden in ieder geval de volgende elementen in samenhang gewogen:
- •
de vraag of partijen bij het conflict oorlogsmethoden hanteren die de kans op burgerslachtoffers vergroten of burgers als doel nemen;
- •
de vraag of het gebruik van die methoden wijdverbreid is bij de strijdende partijen;
- •
de vraag of het geweld wijdverbreid is of plaatselijk;
- •
de vraag of er een veiligheidsstructuur aanwezig is;
- •
de intensiteit van de gewapende confrontaties en het organisatieniveau van de betrokken strijdkrachten;
- •
de aantallen doden, gewonden en ontheemden onder de burgerbevolking ten gevolge van de strijd.
De staatssecretaris stelt bij zijn beoordeling de volgende gradaties van willekeurig geweld vast:
- •
de ‘meest uitzonderlijke situatie’ (paragraaf C2/3.3.3.1 Vc): er is sprake van de hoogste mate van willekeurig geweld, waardoor wordt aangenomen dat elke vreemdeling die afkomstig is uit dit gebied een reëel risico op ernstige schade loopt enkel door zijn aanwezigheid aldaar; of
- •
een ‘minder uitzonderlijke situatie’ (paragraaf C2/3.3.3.2 Vc): er is sprake van een hoge mate van willekeurig geweld. In dit geval is de enkele aanwezigheid van de vreemdeling in het betreffende gebied op zichzelf niet voldoende om een reëel risico op ernstige schade aan te nemen en zal de vreemdeling op basis van zijn individuele omstandigheden aannemelijk moeten maken dat juist hij een reëel risico loopt op ernstige schade.
In het landgebonden beleid in hoofdstuk C7 Vc wordt vastgesteld als een van deze situaties aan de orde is in het betreffende land of gebied.
Daarnaast kan sprake zijn van een ‘geen of onvoldoende uitzonderlijke situatie’. Er is sprake van een onvoldoende hoge mate van willekeurig geweld waardoor het ook in combinatie met mogelijke individuele omstandigheden, niet mogelijk is om aannemelijk te maken dat de vreemdeling een reëel risico loopt op ernstige schade wegens willekeurig geweld.
Bij de beoordeling van de staatssecretaris of een vreemdeling een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 15, onder c, van de Kwalificatierichtlijn is enkel willekeurig geweld relevant. Geweld dat specifiek op de vreemdeling of de groep waartoe hij behoort, is gericht, is geen willekeurig geweld en daarom niet relevant voor de beoordeling of er sprake is van een reëel risico zoals bedoeld in artikel 15, onder c, van de Kwalificatierichtlijn.