Einde inhoudsopgave
Vreemdelingencirculaire 2000 (C)
3.4 Bescherming autoriteiten en beschermingsalternatief
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2024
- Bronpublicatie:
13-06-2024, Stcrt. 2024, 19165 (uitgifte: 27-06-2024, regelingnummer: WBV 2024/12)
- Inwerkingtreding
01-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-06-2024, Stcrt. 2024, 19165 (uitgifte: 27-06-2024, regelingnummer: WBV 2024/12)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht (V)
De IND beoordeelt de bescherming van de vreemdeling in de zin van artikel 3.37c,VV en artikel 3.37d, VV nadat is vastgesteld dat de vreemdeling een gegronde vrees heeft voor vervolging als bedoeld in artikel 29 eerste lid, aanhef en onder a Vw of daden als bedoeld in artikel 29 eerste lid, aanhef en onder b Vw. De IND beoordeelt de vraag of deze bescherming van de vreemdeling mogelijk is, op het moment waarop het besluit op de aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd wordt genomen.
Bescherming door de autoriteiten
De IND gaat ervan uit dat bescherming van de vreemdeling door de autoriteiten in het land van herkomst zoals bedoeld in artikel 3.37c, eerste lid, onder a VV niet mogelijk is, als de dreiging voor de vreemdeling afkomstig is van de autoriteiten in het land van herkomst. Er zijn twee uitzonderingen op deze hoofdregel:
- 1.
de dreiging voor de vreemdeling is afkomstig van een persoon of een groep die onderdeel uitmaakt van de autoriteiten, maar een meerdere van die persoon of groep kan en wil tegen de persoon of groep die de dreiging veroorzaakt optreden. In dat geval moet de vreemdeling de bescherming van die meerdere zoeken; of
- 2.
de dreiging voor de vreemdeling is afkomstig van lokale autoriteiten, maar de centrale autoriteiten willen en kunnen bescherming bieden. In dat geval verwacht de IND dat de vreemdeling bescherming zoekt bij de centrale autoriteit.
In beide uitzonderingssituaties constateert de IND dat bescherming van de vreemdeling door de autoriteiten in het land van herkomst mogelijk is.
Bescherming door internationale organisaties
De IND beschouwt de volgende organisaties als internationale organisaties in de zin van artikel 3.37c, eerste lid, onder b, VV:
- •
VN; en
- •
NAVO.
Bescherming doeltreffend en niet-tijdelijk van aard
De IND beschouwt de bescherming van de vreemdeling als bedoeld in artikel 3.37c, tweede lid, VV in ieder geval van niet-tijdelijke aard, als er geen concrete aanwijzingen zijn dat de doeltreffende bescherming van de vreemdeling door de internationale organisatie binnen de voorzienbare toekomst zal eindigen.
Uit artikel 3.37 c, tweede lid, VV volgt niet dat de bescherming van de vreemdeling een volledige garantie moet bieden tegen de dreiging.
Bewijslast
De IND onderzoekt eerst of bescherming in zijn algemeenheid mogelijk is. De IND maakt hierbij gebruik van algemene informatie uit objectieve bron over het land van herkomst.
Indien de IND heeft vastgesteld dat bescherming mogelijk is, is het vervolgens aan de vreemdeling om aannemelijk te maken dat een verzoek om bescherming bij de autoriteiten in het land van herkomst in zijn individuele geval bij voorbaat zinloos of zelfs gevaarlijk moet worden geacht. Indien de vreemdeling dat laatste niet aannemelijk maakt, kan slechts het tevergeefs door hem inroepen van de bescherming leiden tot de conclusie dat aannemelijk is gemaakt dat die autoriteiten niet bereid of in staat zijn bescherming te bieden.
Indien de IND heeft vastgesteld dat er in zijn algemeenheid geen bescherming mogelijk is maar uit de verklaringen van de vreemdeling is gebleken dat de autoriteiten in zijn geval wel bescherming hebben geboden of bereid waren deze te bieden, dan kan dit worden tegengeworpen aan de vreemdeling.
De IND betrekt bij de beoordeling of de autoriteiten in het land van herkomst in staat of bereid zijn effectieve bescherming te bieden in ieder geval:
- •
de individuele verklaringen van de vreemdeling, dat de vreemdeling geen bescherming wordt geboden;
- •
de omstandigheid dat de vreemdeling aannemelijk heeft gemaakt dat de vreemdeling tevergeefs de bescherming van de autoriteiten heeft ingeroepen; en
- •
informatie over de algemene situatie in het land van herkomst aan de hand van ambtsberichten van de Minister van Buitenlandse Zaken en rapporten van internationale organisaties.
Als de vreemdeling stelt dat het inroepen van bescherming gevaarlijk zou zijn, terwijl dit niet uit openbare, objectieve bron blijkt, moet de vreemdeling dit voor zijn individuele situatie aannemelijk maken.
Binnenlands beschermingsalternatief
Bij de beantwoording van de vraag of een vreemdeling bescherming in Nederland nodig heeft tegen dreigende vervolging of daden als bedoeld in artikel 29 eerste lid, aanhef en onder b, Vw, beoordeelt de IND of de vreemdeling in het land van herkomst een beschermingsalternatief heeft om zich in een ander gebied in het land van herkomst aan deze dreiging te onttrekken.
De term beschermingsalternatief is een verzamelterm voor het vlucht- of vestigingsalternatief. Bepalend voor het gebruik van deze termen is de dreiging waartegen deze alternatieven voor de vreemdeling bescherming bieden.
De IND gebruikt de term vluchtalternatief bij bescherming van de vreemdeling tegen dreigende vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag.
De IND gebruikt de term vestigingsalternatief bij bescherming van de vreemdeling tegen daden als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b Vw.
De IND neemt aan dat een ander gebied in het land van herkomst op grond van artikel 3.37d VV voldoet als vlucht- of vestigingsalternatief als aan alle volgende voorwaarden is voldaan:
- a.
het gaat om een gebied in het land van herkomst waar de vreemdeling geen risico loopt op vervolging als bedoeld in het Vluchtelingenverdrag of voor daden als bedoeld in artikel 29 eerste lid, aanhef en onder b Vw óf toegang heeft tot bescherming als bedoeld in artikel 3.37c VV;
- b.
de vreemdeling kan op veilige en wettige wijze reizen naar en toegang verkrijgen tot dat gebied in het land van herkomst; en
- c.
van de vreemdeling kan redelijkerwijs worden verwacht dat hij zich in dat deel van het land vestigt.
Ad a
Naast het vereiste dat de dreiging in het andere gebied niet mag bestaan, is het ook van belang dat de vreemdeling in het andere gebied geen nieuwe dreiging zal ondervinden. Als het aannemelijk is dat de vreemdeling in het andere gebied ook heeft te vrezen voor vervolging of voor daden als bedoeld in artikel 29, eerste lid, onder b, Vw dan beoordeelt de IND of de vreemdeling bescherming kan inroepen tegen de dreiging in dat gebied.
Als de dreiging in een bepaald gebied een gevolg is van een situatie van willekeurig geweld vanwege een internationaal gewapend conflict als bedoeld in artikel 15c van richtlijn 2011/95/EU en niet gerelateerd is aan individuele, persoonlijke vrees, kan de vreemdeling afkomstig uit dat gebied zich onttrekken aan deze dreiging door zich te vestigen in een plaats gelegen buiten het hier bedoelde gebied. De voorwaarden genoemd onder b en c voor het tegenwerpen van een vestigingsalternatief blijven onverminderd van toepassing.
Ad b
Het gebied moet vanuit Nederland daadwerkelijk bereikbaar zijn. Daarnaast moet het gebied op legale en veilige wijze kunnen worden bereikt.
Ad c
De bescherming die de vreemdeling in het gebied krijgt, hoeft niet dezelfde te zijn als de bescherming die de vreemdeling in Nederland zou hebben gekregen.
De vreemdeling moet zich in het gebied kunnen vestigen en een leven kunnen leiden onder omstandigheden, die naar plaatselijke maatstaven gemeten als normaal zijn aan te merken. De vreemdeling mag in het betreffende gebied niet achtergesteld worden in de uitoefening van essentiële rechten ten opzichte van de overige bevolking. Daarnaast mogen de levensomstandigheden in het betreffende gebied in zijn algemeenheid niet zodanig zijn dat dit op zichzelf al kan leiden tot een humanitaire noodsituatie.
Dat de omstandigheden in het gebied minder gunstig zijn dan in het oorspronkelijke woongebied van de vreemdeling is voor de IND onvoldoende reden om geen vlucht- of vestigingsalternatief tegen te werpen.
De IND beoordeelt aan de hand van de over het land van herkomst beschikbare nauwkeurige en actuele informatie uit relevante bronnen of een vlucht- of vestigingsalternatief in de individuele zaak van de vreemdeling aanwezig is.
In het landgebonden asielbeleid kan de staatssecretaris het bestaan van een binnenlands beschermingsalternatief op basis van de beschikbare nauwkeurige en actuele informatie uit relevante bronnen met inachtneming van de genoemde voorwaarden van tevoren vaststellen dan wel uitsluiten voor:
- •
vreemdelingen uit een gedeelte van dat land waarbij de dreiging in dat gebied een gevolg is van een situatie van willekeurig geweld vanwege een internationaal gewapend conflict als bedoeld in artikel 15c van richtlijn 2011/95/EU; of
- •
een bepaalde bevolkingsgroep.
Terugkeer naar het land van herkomst
De IND verleent geen verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, Vw als er concrete aanwijzingen bestaan dat de vreemdeling na indiening van zijn aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd naar zijn land van herkomst terug is geweest.