Einde inhoudsopgave
Vreemdelingencirculaire 2000 (C)
3.3.3.3 Minder uitzonderlijke situatie
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2024
- Bronpublicatie:
13-06-2024, Stcrt. 2024, 19165 (uitgifte: 27-06-2024, regelingnummer: WBV 2024/12)
- Inwerkingtreding
01-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-06-2024, Stcrt. 2024, 19165 (uitgifte: 27-06-2024, regelingnummer: WBV 2024/12)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht (V)
Als de staatssecretaris heeft geoordeeld dat er in een land van herkomst of gebied in dat land sprake is van een minder uitzonderlijke situatie, dan is de enkele aanwezigheid van de vreemdeling aldaar op zichzelf onvoldoende om een reëel risico op ernstige schade zoals bedoeld in artikel 15, onder c, van de Kwalificatierichtlijn aan te nemen. De vreemdeling zal dus op basis van zijn individuele situatie en persoonlijke omstandigheden (dit kunnen met name de omstandigheden die zien op het privé, beroeps- of familieleven zijn) aannemelijk moeten maken, waarom juist hij specifiek een verhoogd risico loopt om slachtoffer te worden van de minder uitzonderlijke situatie (hoge mate van willekeurig geweld) ten opzichte van andere burgers.
De bewijslast ten aanzien van het gestelde verhoogde risico ligt in beginsel bij de vreemdeling; hij moet het gestelde verhoogde risico onderbouwen, bijvoorbeeld door het overleggen van objectieve landeninformatie waaruit dit verhoogde risico blijkt.
Daarnaast kan de IND als aanwijzing dat sprake is van een verhoogd risico meewegen dat de vreemdeling eerder ernstige schade ten gevolge van het willekeurig geweld heeft ondervonden, tenzij er goede redenen zijn om aan te nemen dat de ernstige schade zich niet opnieuw zal voordoen.
Bij de beoordeling van het risico bij terugkeer, kan de IND, afhankelijk van het individuele geval, meewegen of de vreemdeling bij terugkeer schade kan ontlopen door bijvoorbeeld eventueel een ander beroep te kiezen.