Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2006/126/EG betreffende het rijbewijs
Artikel 12 Gewone verblijfplaats
Geldend
Geldend vanaf 19-01-2007
- Bronpublicatie:
20-12-2006, PbEU 2006, L 403 (uitgifte: 01-01-2006, regelingnummer: 2006/126/EG)
- Inwerkingtreding
19-01-2007
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-12-2006, PbEU 2006, L 403 (uitgifte: 01-01-2006, regelingnummer: 2006/126/EG)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Voor de toepassing van deze richtlijn wordt onder ‘gewone verblijfplaats’ verstaan de plaats waar iemand gewoonlijk verblijft, dat wil zeggen gedurende ten minste 185 dagen per kalenderjaar, wegens persoonlijke en beroepsmatige bindingen of, voor iemand zonder beroepsmatige bindingen, wegens persoonlijke bindingen waaruit nauwe banden blijken tussen hemzelf en de plaats waar hij woont.
De gewone verblijfplaats van iemand die zijn beroepsmatige bindingen op een andere plaats dan zijn persoonlijke bindingen heeft en daardoor afwisselend op verschillende plaatsen in twee of meer lidstaten verblijft, wordt evenwel geacht zich op dezelfde plaats als zijn persoonlijke bindingen te bevinden, op voorwaarde dat hij daar op geregelde tijden terugkeert. Deze laatste voorwaarde vervalt, wanneer de betrokkene voor een opdracht van een bepaalde duur in een lidstaat verblijft. Het volgen van onderwijs aan een universiteit of een school impliceert niet dat de gewone verblijfplaats is verplaatst.